In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over gebreken aan een geleverde keuken. [gedaagde01] heeft een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten met [eiseres01] voor de levering en plaatsing van een keuken. Na oplevering heeft [gedaagde01] gebreken geconstateerd en een bedrag van € 3.500,- van de totale koopprijs van € 14.000,- onbetaald gelaten. [gedaagde01] beroept zich op het recht om betaling op te schorten vanwege deze gebreken, terwijl [eiseres01] stelt dat [gedaagde01] in schuldeisersverzuim verkeert omdat hij de factuur niet tijdig heeft betaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betaling van de volledige koopprijs vóór aflevering in strijd is met artikel 7:26 BW en daarom nietig is. Tevens is geoordeeld dat [gedaagde01] gerechtigd was om een deel van de koopprijs op te schorten, gezien de klachten die hij heeft geuit. De rechter heeft de gebreken aan de keuken beoordeeld en geconcludeerd dat er inderdaad sprake is van gebreken, maar dat het aan [eiseres01] is om bewijs te leveren van eventuele nadere afspraken die gemaakt zijn over de aanpassing van de keuken. De rechter heeft [eiseres01] opgedragen om bewijs te leveren van deze afspraken en heeft de verdere procedure uitgesteld tot de bewijslevering heeft plaatsgevonden.
De uitspraak benadrukt de rechten van consumenten bij gebreken aan geleverde goederen en de voorwaarden waaronder betaling kan worden opgeschort. De kantonrechter heeft de partijen de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren en heeft de verdere beslissing aangehouden tot na de bewijslevering.