ECLI:NL:RBROT:2023:8901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
10/262081-18 en 10/190150-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen in Rotterdam

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling, het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van goederen, en wederrechtelijk binnendringen in een besloten lokaal. De zaak betreft incidenten die zich op 20 december 2018 hebben voorgedaan in Rotterdam. De verdachte heeft de eigenaar van een restaurant bedreigd en mishandeld, en heeft ook twee scooters van het restaurant beschadigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en heeft een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte € 360,57 aan schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 december 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een stoornis in alcoholgebruik, en heeft geconcludeerd dat de kans op recidive verhoogd is. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de verdachte niet is verschenen na aanhouding. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de beschadigde scooters en gederfde inkomsten, gedeeltelijk toegewezen en het overige afgewezen. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/262081-18 en 10/190150-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 september 2019
Tegenspraak (na aanhouding niet verschenen)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
niet gemachtigd raadsman mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.A.M.G. van de Bilt heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/190150-18 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/262081-18 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/190150-18 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/262081-18 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 20 december 2018 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "ik sla je kankerkop eraf, ik steek je dood. , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 20 december 2018 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door deze tegen het gezicht te slaan;
3.
hij op 20 december 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
scooters,
diegeheel aan een ander, te weten aan [slachtoffer01] toebehoorde
n, heeft beschadigd;
4.
hij op 20 december 2018 te Rotterdam in het besloten lokaal op de [adres02] bij restaurant [restaurant01] , bij een ander dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 10 oktober 2017 schriftelijk de toegang tot dat restaurant ontzegd voor onbepaalde tijd.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/262081-18:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2.
mishandeling;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
4.
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is, terwijl hij op de hoogte was van het lokaalverbod dat aan hem op 10 oktober 2017 was opgelegd vanwege een eerder incident, restaurant [restaurant01] binnengegaan. Ondanks dat de eigenaar hem meerdere malen verzocht de zaak te verlaten, heeft de verdachte geweigerd te vertrekken. Vervolgens heeft de verdachte de eigenaar van het restaurant bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeld door hem tegen het gezicht te slaan. Nadat de verdachte met hulp van bezoekers het restaurant was uitgezet, heeft hij twee scooters van het restaurant beschadigd door deze op de grond te gooien. Door zijn handelen heeft de verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij aan het slachtoffer overlast bezorgd en financieel nadeel toegebracht. Nu er meerdere mensen in het restaurant aanwezig waren, heeft de verdachte de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 26 juli 2019, opgemaakt door [psychiater01] , psychiater, en [GZpsycholoog01] , GZpsycholoog. Daaruit volgt onder meer dat de verdachte zijn medewerking aan het onderzoek op vasthoudende wijze heeft geweigerd. Er zijn geen aanwijzingen dat de weigering tot medewerking uit pathologische redenen voortkomt. Uiteindelijk zijn er geen definitieve uitspraken te doen over het wel of niet bestaan van een eventuele persoonlijkheidsstoornis, noch valt er iets te zeggen over de exacte relatie met de stoornis in alcoholgebruik. Hoewel er tijdens de observatie geen aanwijzingen naar voren komen voor een psychotische stoornis, kan het bestaan hiervan, door verdachtes weigering en diens psychiatrische voorgeschiedenis, ook niet geheel worden uitgesloten. Concluderend kan alleen een stoornis in alcoholgebruik, tenminste matig van ernst, met zekerheid geclassificeerd worden. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Ondanks het ontbreken van een gestructureerde risicoanalyse kan, gezien verdachtes recente en langer durende voorgeschiedenis, gesteld worden dat de kans op recidive van feiten soortgelijk aan de huidige ten laste gelegde feiten verhoogd is. Met name ook omdat de verdachte op stelselmatige wijze hulp lijkt te weigeren.
Omdat er geen doorwerking van de pathologie in de ten laste gelegde feiten kan worden vastgesteld en de diagnostiek bovendien onvolledig is gebleven, is het niet mogelijk een behandel- of begeleidingsinterventie vanuit juridisch kader te adviseren. Hoewel een behandeling gericht op de stoornis in alcoholgebruik mogelijk helpend zou kunnen zijn, blijft onduidelijk of de kans op recidive hiermee daadwerkelijk zal afnemen, nu niet inzichtelijk is geworden welke (andere) luxerende of onderhoudende factoren meespelen in de gedragingen van de verdachte. De verdachte kon niet gesproken worden over zijn alcoholprobleem, maar uit de beschikbare informatie valt af te leiden dat hiervoor alleen een behandeling in een gedwongen kader kans van slagen lijkt te hebben.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] ter zake van de onder parketnummer 10/262081-18 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 436,29 aan schade aan de omgegooide scooters en een vergoeding van € 150,- aan gederfde inkomsten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de gevorderde BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd. De rechtbank zal het hierin vervatte bedrag aan BTW in mindering brengen omdat de BTW voor de benadeelde partij verrekenbaar is en daarmee geen schade vormt. De daadwerkelijk geleden schade is derhalve vast te stellen op € 360,57. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en voor het overige afwijzen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de gederfde inkomsten zal eveneens worden afgewezen, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 december 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 360,57 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 36f, 57, 138, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/190150-18 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/262081-18 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 360,57 (zegge: driehonderdzestig euro en zevenenvijftig eurocenten)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 360,57(hoofdsom
zegge: driehonderdzestig euro en zevenenvijftig eurocenten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 360,57vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
7 (zeven) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-262081-18
1.
hij op of omstreeks 20 december 2018 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "ik sla je kankerkop eraf, ik steek je dood en ik maak je zaak kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 20 december 2018 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door deze op/tegen het gezicht te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 20 december 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer scooters, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer01] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op of omstreeks 20 december 2018 te Rotterdam in het besloten lokaal op de [adres02] bij restaurant [restaurant01] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 10 oktober 2017 schriftelijk de toegang tot dat restaurant ontzegd voor onbepaalde tijd;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 10-190150-18
Hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Rotterdam aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op drie plaatsen) gebroken enkel, heeft toegebracht door die [slachtoffer02] (met kracht) onderuit te schoppen/trappen en/of vervolgens meermalen, althans eeenmaal
(telkens) (met kracht) op die enkel, althans tegen het lichaam te schoppen en/of trappen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Rotterdam [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- te slaan/stompen op de rug en/of op het hoofd, althans op het lichaam en/of
- te schoppen/trappen tegen de benen, waardoor die [slachtoffer02] ten val komt en/of vervolgens
- te schoppen/trappen op de enkel,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op drie plaatsen) gebroken enkel ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )