ECLI:NL:RBROT:2023:8900

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
10-060332-23, 10-143807-22 / TUL VV: 13-116761-20, 23-002234-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing met vrijspraak van andere aanklachten

Op 21 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Guyana in 2001, die op dat moment preventief gedetineerd was. De zaak betrof meerdere aanklachten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdachte werd vrijgesproken van de aanklachten van diefstal met geweld, mishandeling van zijn levensgezel, bedreiging en diefstal, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever, [slachtoffer01], op 16 september 2022 wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en hem hebben afgeperst door hem te dwingen zijn eigendommen af te geven onder bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een verleden van vermogensdelicten en er zijn zorgen over zijn psychosociale functioneren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-060332-23, 10-143807-22
Parketnummer vordering TUL VV: 13-116761-20, 23-002234-20
Datum uitspraak: 21 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Guyana) op [geboortedatum01] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsvrouw mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en van een doorlopende nummering voorzien.
Samengevat wordt de verdachte onder 1 en 2 de wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld dan wel afpersing ten aanzien van [slachtoffer01] verweten. Onder 3 wordt de verdachte diefstal met geweld, ten aanzien van [slachtoffer02] , verweten. Onder 4 wordt hem verweten dat hij zijn levensgezel [slachtoffer03] heeft mishandeld, onder 5 dat hij haar heeft bedreigd met een mes en onder 6 dat hij geld van haar heeft gestolen.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar advies van 26 juni 2023;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen in de zaken met de parketnummers 13-116761-20 en 23-002234-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat bewezen kan worden dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) de aangever [slachtoffer02] hebben beroofd van zijn tas, zijn sleutels en zijn mobiele telefoon. De verdachten hebben geweld gebruikt bij die beroving.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verdachte en de medeverdachte dachten dat er een geldbedrag dat bedoeld was voor de medeverdachte naar de bankrekening van de aangever was overgemaakt. Zij spraken de aangever daarover aan. De verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon uit de handen van de aangever trok toen de aangever zijn mobiel bankieren app had geopend en vervolgens het scherm toonde. Daarna is er een vechtpartij ontstaan.
Uit de verklaringen die de aangever, de verdachte, de medeverdachte en de getuigen hebben afgelegd kan niet worden afgeleid wat er precies is gebeurd. Er is in ieder geval sprake geweest van een woordenwisseling en een vechtpartij, maar niet duidelijk is geworden wat er met de mobiele telefoon van de aangever is gebeurd en ook kan niet worden vastgesteld of de aangever een tas bij zich had en of die tas is weggenomen.
Wel kan worden vastgesteld dat de (kamer)sleutel van de aangever in het bezit van de medeverdachte is gekomen. De medeverdachte heeft daarover verklaard dat zij dacht dat de bewoners van woongroep van Antes (waar het voorval zich heeft afgespeeld) allemaal dezelfde sleutel hebben en dat zij haar eigen sleutel had opgeraapt. Gelet op die verklaring kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte en de medeverdachte het oogmerk hadden om zich de sleutel van de aangever wederrechtelijk toe te eigenen.
Zelfs als bewezen zou kunnen worden dat de verdachte en de medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal, dan kan enkel worden vastgesteld dat geweldshandelingen hebben plaatsgevonden, maar kan niet worden bewezen dat de verdachte en de medeverdachte geweld hebben gebruikt om goederen van de aangever te kunnen stelen.
4.1.3.
Conclusie
De onder 3 ten laste gelegde diefstal met geweld is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak van het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Op basis van de aangifte, de verklaring van het broertje van de aangeefster en de verklaring van de aangeefster die zij naar aanleiding van de in het politieverhoor opgenomen verklaring van de verdachte heeft afgelegd, kan het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de aangifte onvoldoende steun in het dossier. De verklaring van de aangeefster is opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen dat politieagenten hebben opgesteld nadat zij na de melding met de aangeefster in haar woning hebben gesproken. Vervolgens is haar aangifte opgenomen. Uit beide processen-verbaal blijkt dat de aangeefster heeft verklaard dat zij ruzie kreeg met de verdachte over geld, dat hij met een mes een spaarpot opende en daar geld uit pakte, dat hij haar met het mes bedreigde en dat haar broertje op de ruzie afkwam en tussen hen in is gaan staan. Daarna zou de verdachte haar in haar gezicht hebben geslagen waardoor zij (om)viel en met haar hoofd tegen de muur aan kwam.
De verdachte heeft ontkend dat hij met het mes heeft gedreigd, hij heeft ontkend dat hij de aangeefster heeft geslagen en hij heeft verklaard dat het een gezamenlijke spaarpot betrof waar zij beiden geld in hebben gedaan.
Het broertje van de aangeefster heeft verklaard dat hij tussen zijn zus en de verdachte in is gaan staan tijdens een ruzie. Voorts heeft hij verklaard over slaande bewegingen die de verdachte naar zijn zus maakte, maar hij heeft niet gezien dat zijn zus werd geraakt door de verdachte. Uit zijn verklaring blijkt niet dat zijn zus is gevallen en met haar hoofd tegen de muur aan is gekomen. Hij heeft verder niets verklaard over eventueel letsel bij zijn zus. Ook de politieagenten die naar aanleiding van de melding met de aangeefster hebben gesproken, hebben niets geverbaliseerd over eventueel letsel van de aangeefster zoals bijvoorbeeld een verkleuring of verdikking van de huid.
Ook over het geldbedrag dat de verdachte uit de spaarpot heeft gehaald, lopen de verklaringen uiteen. De verdachte heeft verklaard dat dat maximaal vijfendertig euro was terwijl de aangeefster heeft verklaard dat het om honderd euro ging. Belangrijker dan dat is dat uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat het inderdaad, zoals de verdachte heeft verklaard, een gezamenlijke spaarpot is geweest. Volgens de verdachte was dat nog steeds het geval, terwijl de aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op een gegeven moment is gestopt met geld in de spaarpot te doen waardoor het haar spaarpot was geworden. Dat zou niet expliciet besproken zijn. Die onduidelijkheid, zowel over de hoogte van het bedrag als over wie eigenaar van het geld in de spaarpot was, moet in het voordeel van de verdachte worden uitgelegd.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte en de medeverdachte hebben ontkend dat zij gebruik hebben gemaakt van een täser en een mes, de verdachte dient daar partieel van te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank zal het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen verklaren, ook waar dat ziet op het gebruik maken van een täser en een mes. De aangever heeft over de door de verdachte en de medeverdachte verrichte handelingen consistent en gedetailleerd verklaard. Uit de verklaring van de getuige [getuige01] , die verklaart over wat hij als omstander heeft gezien bij metrostation Poortugaal, blijkt ook dat er een täser is gebruikt. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen. De rechtbank heeft op grond daarvan, en op grond van de omstandigheid dat de aangever over de overige handelingen ook volgens de (mede)verdachte naar waarheid heeft verklaard, de overtuiging dat de aangifte ook op deze punten betrouwbaar is en zal derhalve ook die onderdelen van de tenlastelegging bewezen verklaren.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte en de medeverdachte de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd hebben gehouden en hem hebben afgeperst.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.zij op 16 september 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door- die [slachtoffer01] te dwingen plaats te nemen (op de achterbank) van zijn (eigen) (personen)auto door die [slachtoffer01] aan zijn jas te trekken en achterin de auto te duwen en door vervolgens weg te rijden en- die [slachtoffer01] op te dragen zijn telefoon af te geven en- die [slachtoffer01] meermalen met een täser, althans met een elektrisch wapen, een elektrische schok toe te dienen en (vervolgens)- aan die [slachtoffer01] een mes te tonen en daarbij meermalen (be)dreigend de woorden toe te voegen "Als je niet meewerkt steken we je neer" ;

2.zij op 16 september 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van- een (mobiele) telefoon (merk Samsung S20) en- een pinpas en een ID-kaart en- (auto)sleutels en- een kentekenbewijs en- een personenauto (merk: Hyundai i20, met kenteken [kenteken01] ),

die aan die [slachtoffer01] toebehoorde(n)
door
- die [slachtoffer01] te dwingen plaats te nemen (op de achterbank) van zijn (eigen) (personen)auto door die [slachtoffer01] aan zijn jas te trekken en achterin de auto te duwen en door vervolgens weg te rijden en
- die [slachtoffer01] meermalen met een täser, althans met een elektrisch wapen, een elektrische schok toe te dienen en (vervolgens)
- aan die [slachtoffer01] een mes te tonen en daarbij meermalen (be)dreigend de woorden toe te voegen "Als je niet meewerkt steken we je neer" en
- (tot slot) die
[slachtoffer01]op te dragen zijn eigen (personen)auto te verlaten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de voortgezette handeling van:
1.
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
2.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De medeverdachte heeft via internet kennis gemaakt met het slachtoffer en heeft vervolgens met hem afgesproken bij het metrostation in Poortugaal. Daar aangekomen is de medeverdachte in de auto van het slachtoffer gaan zitten. Het slachtoffer besloot nog even te gaan plassen. Toen het slachtoffer terugkwam werd hij door de verdachte gedwongen om met hem op de achterbank van zijn auto plaats te nemen, waarna de medeverdachte met de auto is weggereden. In de auto is het slachtoffer bedreigd met een mes en is een täser gebruikt. Het slachtoffer heeft zijn eigendommen moeten afgeven waarna hij in Rotterdam zijn auto moest verlaten.
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten gepleegd om aan geld te komen. Hij wist dat dit strafbaar was en heeft zich niets gelegen laten liggen aan de impact daarvan op het slachtoffer. Delicten als de onderhavige kunnen een enorme impact hebben op het slachtoffer zelf, een kwetsbare man die eerder slachtoffer was van geweldsfeiten, en kunnen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen versterken. Uit de verklaring van de verdachte op zitting blijkt echter dat hij ook zelf vindt dat hij alle grenzen heeft overschreden en dat hij zich schaamt wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 juni 2023. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Bij een veroordeling is er sprake van een beginnend delictpatroon ten aanzien van geweldsmisdrijven. Er zijn problemen op alle leefgebieden, die onder andere door zijn zorg mijdende houding en verstandelijke beperking lastiger onder controle zijn te krijgen. Begeleiding van de verdachte zal in eerste instantie gericht dienen te zijn op het krijgen van een vertrouwensband. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, geen dagbesteding, schulden, geen steunend sociaal netwerk vanuit familie of vrienden en er spelen vermoedelijk problemen op het gebied van psychosociaal functioneren en mogelijk op het gebied van middelengebruik. De houding van de verdachte en zijn motivatie om zijn leefsituatie te verbeteren is mogelijk een beschermende factor.
De reclassering ziet mogelijkheden om met bijzondere voorwaarden de algemene risico's op recidive te beperken. Daarbij wordt intensieve begeleiding noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank wijkt daarbij af van de eis van de officier van justitie omdat de verdachte – anders dan de officier van justitie heeft geëist – wordt vrijgesproken van het onder 3 tot en met 6 ten laste gelegde.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank ook gelet op de op te leggen bijzondere voorwaarden. De rechtbank hoopt dat de verdachte en de medeverdachte – met de geadviseerde hulp en begeleiding – hun partnerrelatie kunnen omzetten in een beschermende factor en elkaar op het juiste pad weten te krijgen en te houden. Wel zal de rechtbank een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer01] opleggen. Een locatieverbod zal niet worden opgelegd omdat de woonplaats van het slachtoffer niet uit het dossier blijkt, daarnaast blijkt uit het rapport van de reclassering dat die voorwaarde optioneel is en niet is ingegeven door de wensen van het slachtoffer.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Omdat de verdachte gemotiveerd is om zijn leefsituatie te verbeteren en wil meewerken aan de op te leggen bijzondere voorwaarden, is er naar het oordeel van de rechtbank geen situatie meer waarin er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 7 juli 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is de verdachte in de zaak met parketnummer 13-116761-20 ter zake van afpersing veroordeeld
– voor zover van belang – tot honderdtweeëntwintig dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot twintig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 9 juni 2022.
Bij arrest van 25 mei 2021 van het gerechtshof Amsterdam is de verdachte in de zaak met parketnummer 23-002234-20 ter zake van poging tot diefstal door middel van braak veroordeeld – voor zover van belang – tot twee maanden voorwaardelijke jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 15 maart 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke strafdelen gevorderd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om niet alle voorwaardelijke strafdelen ten uitvoer te leggen. Gevraagd is om de proeftijd te verlengen zodat daar vervolgens bijzondere voorwaarden aan kunnen worden verbonden in plaats van aan een nieuw op te leggen voorwaardelijk strafdeel.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het hierboven aangehaalde vonnis en arrest en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis en het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf en de bij dat arrest aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Vanwege de leeftijd van de verdachte zal de jeugddetentie worden omgezet naar een gevangenisstraf.
De rechtbank ziet geen reden om in plaats van de tenuitvoerlegging de proeftijd te verlengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor, De Waag of een nader door de reclassering te bepalen soortgelijke zorgverlener voor zijn problematiek gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dat inhoudt het innemen van medicijnen;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma die door of namens de directeur van die instelling worden opgesteld, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1991 te [geboorteplaats02] ), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
5. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
6. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening en/of schuldsanering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van 25 mei 2021 van het gerechtshof Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 2 (twee) maanden, met omzetting daarvan naar een gevangenisstraf:
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 20 (twintig) dagen, van de bij vonnis van 7 juli 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie, met omzetting daarvan naar een gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.hij op of omstreeks 16 september 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door- die [slachtoffer01] te dwingen/op te dragen plaats te nemen (op de achterbank) van zijn (eigen) (personen)auto door die [slachtoffer01] aan zijn jas te trekken en/of achterin de auto (op de passagiersstoel) te duwen en/of door vervolgens weg te rijden en/of- die [slachtoffer01] te dwingen/op te dragen zijn telefoon af te geven en/of- die [slachtoffer01] (tijdens het rijden) één of meermalen met een taser, althans met een elektrisch wapen, een elektrische schok toe te dienen en/of (vervolgens)- aan die [slachtoffer01] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of daarbij één of meermalen (be)dreigend de woorden toe te voegen "Als je niet meewerkt steken we je neer" en/of- die [slachtoffer01] te dwingen/op te dragen diens bankpas met bijbehorende pincode af te geven en/of- (tot slot) die [slachtoffer01] te dwingen/op te dragen zijn eigen (personen)auto te verlaten;

2.hij op of omstreeks 16 september 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van- een (mobiele) telefoon (merk Samsun s20) en/of- een of meer pinpassen en/of een ID-kaart en/of- een of meer (auto)sleutels en/of- een kentekenbewijs en/of- een personenauto (merk: huyndai I20, met kenteken [kenteken01] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] en/of een derde toebehoorde(n) door- die [slachtoffer01] te dwingen/op te dragen plaats te nemen (op de achterbank) van zijn (eigen) (personen)auto door die [slachtoffer01] aan zijn jas te trekken en/of achterin de auto (op de passagiersstoel) te duwen en/of door vervolgens weg te rijden en/of- die [slachtoffer01] (tijdens het rijden) één of meermalen met een taser, althans met een elektrisch wapen, een elektrische schok toe te dienen en/of (vervolgens)- aan die [slachtoffer01] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of daarbij één of meermalen (be)dreigend de woorden toe te voegen "Als je niet meewerkt steken we je neer" en/of- (tot slot) die [slachtoffer01] te dwingen/op te dragen zijn eigen (personen)auto te verlaten;3 .hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,- een of meer (huis)sleutels en/of- een mobiele telefoon en/of- een (buidel)tasje, in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer02] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- die [slachtoffer02] (met een vuist) één of meerdere keren in/tegen zijn gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meer stekende bewegingen te maken en/of een mes op die [slachtoffer02] te richten en/of daarbij (be)dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je steken, ik ga je steken" en/of- (vervolgens) achter die [slachtoffer02] te gaan staan en/of hem (met kracht van achteren) te tackelen, als gevolg waarvan die [slachtoffer02] ten val is gekomen en/of- (terwijl hij op de grond lag) die [slachtoffer02] één of meerdere keren tegen zijn hoofd, althans zijn lichaam, te schoppen.

6.(10-143807-22)hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Rotterdam, een geldbedrag van honderd euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer03] , inelk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.