ECLI:NL:RBROT:2023:8893

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AWB-23_2315
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag voor eenmalige energietoeslag op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres, een inwoner van Ridderkerk, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalige energietoeslag op basis van de Participatiewet en de lokale beleidsregels. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk op 10 oktober 2022, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand bij een besluit van 7 maart 2023. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 14 augustus 2023 werd behandeld.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor de energietoeslag, omdat haar inkomen in de referteperiode meer dan 120% van de bijstandsnorm bedraagt. Eiseres betwist de onderbouwing van het college en stelt dat de 120% regel in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien gemeenten verschillende inkomensgrenzen hanteren. De rechtbank legt uit dat het college beleidsvrijheid heeft om te bepalen wat onder een laag inkomen valt en dat deze beleidskeuze niet onredelijk is.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de energietoeslag, omdat haar inkomen € 7,81 boven de toegestane grens ligt. De beroepsgronden van eiseres worden verworpen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop en is openbaar uitgesproken op 21 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2315

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Ridderkerk, eiseres

(gemachtigde: mr. W.M. Everwijn),
en

het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk, het college

(gemachtigde: J.W. Wieringa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor de eenmalige energietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) en de Gewijzigde beleidsregels eenmalige energietoeslag minima Ridderkerk 2022 (de Beleidsregels).
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met een besluit van 10 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft op 8 september 2022 een aanvraag om energietoeslag ingediend. De aanvraag is afgewezen omdat het inkomen van eiseres in de referteperiode meer dan 120% is van de voor haar geldende bijstandsnorm, zodat eiseres op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels niet voldoet aan de voorwaarden om voor de energietoeslag in aanmerking te komen. Het college wijst erop dat eiseres een aanvraag voor bijzondere bijstand voor hoge energiekosten zou kunnen indienen.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het college de stelling niet heeft onderbouwd dat het voor de bijstandsnorm niet uitmaakt of de aanvraag vóór 1 juni is gediend dan wel op een later tijdstip en ook niet heeft uitgelegd waarom de door eiseres gemaakte berekening niet klopt. Eiseres meent dat de 120% regel in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiseres is door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan gemeenten weliswaar enige beleidsvrijheid toegekend in de uitvoering van de toeslag, maar inmiddels is erkend dat er grote verschillen zijn ontstaan tussen gemeenten (120% of 130%).
Het beoordelingskader
4. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) – voor zover hier relevant – heeft de alleenstaande recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Op grond van het vierde lid kan, in afwijking van het eerste lid, bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
5. In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen (hierna: de memorie van toelichting) staat onder andere het volgende:
“Met het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om in het jaar 2022 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Het feit dat de eenmalige energietoeslag onderdeel zal uitmaken van de categoriale bijzondere bijstand, betekent dat gemeenten beleidsvrijheid hebben ten aanzien van de vormgeving:
– het college bepaalt binnen het wettelijke kader de doelgroep van de eenmalige energietoeslag, hetgeen betekent dat het college bepaalt wat er onder een «laag inkomen» moet worden verstaan;
(…)
– het college bepaalt de hoogte van het bedrag van de toe te kennen eenmalige energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie.” (Kamerstukken II 2021/22, 36 057, nr. 3, p. 4).
en verder:
“De doelgroep van de eenmalige energietoeslag bestaat uit huishoudens met een laag inkomen, dat wil zeggen een inkomen op of net boven het sociaal minimum. In dit wetsvoorstel krijgt het college de bevoegdheid om zelf nader invulling te geven aan wat onder een «laag inkomen» moet worden verstaan. Het ligt daarbij voor de hand dat het college een inkomensgrens definieert in de vorm van een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het college kan daarbij aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijk minimabeleid. Gemeenten hoeven geen rekening te houden met de vermogenspositie van huishoudens.
Bij iedere nadere invulling aan het begrip «laag inkomen» is het onvermijdelijk dat er huishoudens zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben een financieel probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. De regering benadrukt dat voor deze huishoudens maatwerkoplossingen mogelijk zijn via het bestaande kader van de individuele bijzondere bijstand.” (Kamerstukken II 2021/22, 36 057, nr. 3, p. 5).
6. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels bestaat er een recht op een eenmalige energietoeslag in 2022 voor de inwoner die ook de hoofdbewoner is van een huishouden met een energiecontract op naam, indien het netto gezinsinkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Het oordeel van de rechtbank
7. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Het toekennen van de energietoeslag is een bevoegdheid van het college. Uit de memorie van toelichting volgt dat het college bij de uitoefening van deze bevoegdheid beslissingsruimte heeft. Dit betekent dat het college met beleidsregels invulling kan geven aan deze bevoegdheid. Het college heeft dat met de Beleidsregels gedaan.
Uit de hiervoor aangehaalde passages uit de memorie van toelichting volgt dat het college zelf mag bepalen wat onder een laag inkomen wordt verstaan. Het college heeft dit lage inkomen vastgesteld op 120% van de bijstandsnorm. Die beleidskeuze acht de rechtbank in het algemeen niet onredelijk. Het is andere gemeenten toegestaan een hoger percentage aan te houden gelet op de aan hen gegeven bevoegdheid. Dat dit leidt tot een verschil in uitwerking van de regeling voor de eenmalige energietoeslag is juist, maar dit is inherent aan de door de wetgever aan de gemeenten gegeven bevoegdheid om zelf te bepalen wat onder een laag inkomen wordt verstaan. Daaruit volgt niet dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
9. Het college is, gelet op artikel 1, onder f, van de Beleidsregels, bij de beoordeling van de in september 2022 ingediende aanvraag terecht uitgegaan van augustus 2022 als referteperiode. Eiseres is in haar berekening uitgegaan van juni 2022, zodat die berekening alleen daarom al niet klopt. Vast staat dat het inkomen van eiseres € 7,81 boven 120% van de voor haar toepasselijke bijstandsnorm is. Dat die overschrijding maar klein is, betekent niet dat het college van de Beleidsregels had moeten afwijken. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat het college in redelijkheid niet aan de Beleidsregels heeft kunnen vasthouden. Het beroep dat eiseres tijdens de zitting heeft gedaan op de uitspraak van deze rechtbank van 10 juli 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5876, slaagt niet omdat in die zaak wel bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd.
10. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen recht heeft op de eenmalige energietoeslag. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.