ECLI:NL:RBROT:2023:8892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AWB-23_1940
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking AIO-aanvulling en terugvordering bij niet rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres uit Ridderkerk en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres ontving vanaf 22 november 2019 een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling). Echter, op 22 maart 2021 ontving de Sociale Verzekeringsbank een melding dat eiseres vanaf 19 maart 2021 niet meer rechtmatig in Nederland verbleef. Dit leidde tot de intrekking van haar AIO-aanvulling en een terugvordering van € 11.888,58 over de periode van oktober 2020 tot en met augustus 2022. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij niet op de hoogte was van de gevolgen van haar verblijfsstatus voor de AIO-aanvulling, mede door haar hoge leeftijd en medische klachten.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij geen recht meer had op de AIO-aanvulling, gezien de meldingen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Basisregistratie Personen (BRP). De rechtbank wees erop dat de verantwoordelijkheid voor het bijhouden van haar administratie en het begrijpen van haar verblijfsstatus bij eiseres lag. Bovendien werd het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat er vertrouwen was gewekt door de Sociale Verzekeringsbank.

De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen aanwezig waren om van terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank benadrukte dat de regels omtrent de beslagvrije voet bescherming bieden bij invordering. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1940

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Ridderkerk, eiseres

(gemachtigde: mr. E. Kafa),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers).

Inleiding

1. Met een besluit van 22 augustus 2022 (primair besluit 1) heeft verweerder het recht van eiseres op een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) vanaf 8 oktober 2020 ingetrokken.
1.2.
Met een besluit van eveneens 22 augustus 2022 (primair besluit 2) heeft verweerder € 11.888,58 aan AIO-aanvulling over de periode oktober 2020 tot en met augustus 2022 van eiseres teruggevorderd.
1.3.
Met een besluit van 8 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en eiseres proceskosten toegekend. Verweerder heeft daarbij het recht van eiseres op een AIO-aanvulling vanaf 1 maart 2022 (in plaats vanaf
8 oktober 2020) ingetrokken. Daarnaast heeft verweerder € 3.060,58 (in plaats van
€ 11.888,58) aan AIO-aanvulling over de periode 1 maart 2022 tot en met 31 augustus 2022 van eiseres teruggevorderd.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens verweerder mr. G.E. Eind deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres ontving vanaf 22 november 2019 een AIO-aanvulling.
2.1.
Op 22 maart 2021 heeft verweerder een melding vanuit de Basisregistratie Personen (BRP) ontvangen dat eiseres vanaf 19 maart 2021 niet meer rechtmatig in Nederland verblijft. Op 23 maart 2021 ontvangt verweerder een brief van 19 maart 2021 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarin staat dat eiseres vanaf 19 maart 2021 niet rechtmatig in Nederland verblijft.
2.2.
Bij brief van 26 juli 2022 heeft de IND verweerder bericht dat eiseres vanaf
8 oktober 2020 geen verblijfsvergunning meer heeft voor VVR EU. Naar aanleiding van deze brief heeft verweerder de primaire besluiten 1 en 2 genomen. Eiseres heeft tegen de primaire besluiten 1 en 2 bezwaar gemaakt.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten 1 en 2 alsnog gegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres vanaf 19 maart 2021 niet meer rechtmatig in Nederland verblijft. Verweerder heeft daarom de AIO-aanvulling van eiseres vanaf 19 maart 2021 ingetrokken. Verweerder heeft aanleiding gezien de mate van de terugwerkende kracht van de intrekking te matigen, nu er volgens verweerder sprake is van een bijzondere omstandigheid. Verweerder verwijt zichzelf dat hij niets heeft gedaan met de brief van de IND van 19 maart 2021 en de BRP-melding van 22 maart 2021. Verweerder heeft daarom de AIO-aanvulling van eiseres ingetrokken vanaf 1 maart 2022.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij niet kon weten dat de verblijfstitel invloed had op haar AIO-aanvulling. Door haar hoge leeftijd en medische klachten houdt eiseres zich niet bezig met haar administratie en andere soortgelijke zaken. Daarnaast beheerst ze de Nederlandse taal onvoldoende. Eiseres stelt het onredelijk te vinden dat ze melding moet doen van iets waarvan verweerder al op de hoogte was. Verweerder heeft niets gedaan met de eerdere meldingen van de BRP en de IND over de situatie van eiseres. Eiseres doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Volgens eiseres heeft verweerder verwijtbaar gehandeld. Verder is er sprake van dringende redenen. Eiseres heeft niet de financiële middelen om de terugvordering te betalen en de terugvordering zal eiseres in (financiële) problemen brengen.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij geen recht meer had op een AIO-aanvulling omdat zij vanaf 19 maart 20121 niet meer rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank acht hierbij van belang dat in de toekenningsbeslissing van 17 december 2019 is aangegeven dat het hebben van een verblijfsvergunning en de berichten van de IND van belang zijn voor het recht op AIO-aanvulling. De gevolgen van de omstandigheden dat eiseres de administratie niet bijhoudt en de Nederlandse taal niet goed machtig is, komen voor haar rekening en risico. Aan het ontvangen van een AIO-aanvulling zijn verplichtingen verbonden waarvan de naleving de verantwoordelijkheid van eiseres is. Als zij daarin niet zelfstandig slaagt, zal zij om hulp moeten vragen. Dat ook dat niet mogelijk was, heeft eiseres niet gesteld.
5. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Omdat zij haar administratie niet bijhield, wist zij niet dat haar verblijfsrecht was geëindigd. Ook wist zij niet dat verweerder van het beëindigen van dat verblijfsrecht melding had gekregen en niet meteen tot intrekking van de AIO-aanvulling is overgegaan. Gelet daarop is er geen vertrouwen gewekt bij eiseres. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit al rekening gehouden met zijn verwijtbare handelen bestaande uit het niet onmiddellijk intrekken van de AIO-aanvulling na ontvangst van signalen uit de BRP en van de IND. De intrekking is om die reden immers ‘gematigd’ door die in te laten gaan per 1 maart 2022. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daarmee niet te kort is gedaan.
6.1.
Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet kan als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:545) doen dringende redenen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht zulke dringende redenen niet aanwezig heeft geacht. Dat eiseres op hoge leeftijd is, medische klachten heeft en de Nederlandse taal niet goed machtig is, is hiertoe onvoldoende. De door eiseres aangevoerde persoonlijke financiële omstandigheden vormen eveneens geen dringende redenen op grond waarvan verweerder had moeten afzien van terugvordering. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres bij de invordering wordt beschermd, of zo nodig deze bescherming kan inroepen, door de regels over de beslagvrije voet als neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (zie de uitspraak van de Raad van 25 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4088).
7. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.