In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres uit Ridderkerk en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres ontving vanaf 22 november 2019 een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling). Echter, op 22 maart 2021 ontving de Sociale Verzekeringsbank een melding dat eiseres vanaf 19 maart 2021 niet meer rechtmatig in Nederland verbleef. Dit leidde tot de intrekking van haar AIO-aanvulling en een terugvordering van € 11.888,58 over de periode van oktober 2020 tot en met augustus 2022. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij niet op de hoogte was van de gevolgen van haar verblijfsstatus voor de AIO-aanvulling, mede door haar hoge leeftijd en medische klachten.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij geen recht meer had op de AIO-aanvulling, gezien de meldingen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Basisregistratie Personen (BRP). De rechtbank wees erop dat de verantwoordelijkheid voor het bijhouden van haar administratie en het begrijpen van haar verblijfsstatus bij eiseres lag. Bovendien werd het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat er vertrouwen was gewekt door de Sociale Verzekeringsbank.
De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen aanwezig waren om van terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank benadrukte dat de regels omtrent de beslagvrije voet bescherming bieden bij invordering. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving.