Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[postcode01] [woonplaats01] ,
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder parketnummer
- veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
10/155620-22ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
10/130049-23primair ten laste gelegde. In het geval de aan de verdachte verweten gedragingen bewezen kunnen worden verklaard, leveren deze volgens de raadsman niet op het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne. Voor dat verwijt ontbreekt bewijs.
10/179234-22ten laste gelegde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangevers [slachtoffer01] en [slachtoffer02] niet consistent en tegenstrijdig zijn. Aan de uitkomst van de enkelvoudige fotoherkenning kan om die reden geen waarde worden gehecht.
10/179234-22ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
10/005276-23onder feit 1 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier kan niet afgeleid worden dat de verdachte in een koelcontainer is geklommen, dan wel zich de toegang tot de container heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank komt – anders dan de officier van justitie – evenmin tot een bewezenverklaring van medeplegen, nu niet ten laste is gelegd dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
10/130049-23
10/005276-23onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
10/155620-22ten laste gelegde heeft begaan. Met de voornoemde opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
5.Strafbaarheid feiten
10/005276-23onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde.
1.primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
2.
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straffen
8.Vordering tenuitvoerlegging
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
10/179234-22ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
10/130049-23onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer
10/155620-22
10/005276-23onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
voor de duur van 287 dagen;
240 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
- gedurende de proeftijd zich niet zal bevinden in havengebieden met containerterminals in Rotterdam, Vlissingen en Antwerpen zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of
- zich onder elektronisch toezicht zal stellen voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd naar school zal gaan volgens het lesrooster of zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een andere zinvolle dagbesteding;
- gedurende de proeftijd een zinvolle vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van sport en/of bijbaan;
- zijn medewerking verleent aan door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
30 dagen;