ECLI:NL:RBROT:2023:8853

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
C/10/651657 / JE RK 23-174
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een zorgelijke opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [moeder01] en [vader01], belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die bij hun moeder wonen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 17 september 2023, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verdere verlenging voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Tijdens de mondelinge behandeling op 31 augustus 2023 waren de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er sprake is van een onveilige opvoedsituatie, maar ook van een prille positieve ontwikkeling. De moeder heeft haar relatie met haar ex-partner beëindigd en is bezig met hulpverlening. De kinderrechter heeft de noodzaak van stabiliteit in de opvoedomgeving benadrukt en de ouders aangespoord om samen te werken aan de omgang tussen de vader en de kinderen.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te verlengen tot 1 maart 2024, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, om hen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/651657 / JE RK 23-174
datum uitspraak: 31 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2009 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2012 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. te Kranendonk, kantoorhoudende te ‘s-Gravendeel.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 4 mei 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- die briefrapportage van de GI met bijlagen van 18 augustus 2023, binnengekomen op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam01] .
[voornaam minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 mei 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengd tot 17 september 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Hiervan resteert thans de periode tot 1 maart 2024.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er is sprake van een prille positieve vooruitgang. De moeder heeft de grootste stressfactor verwijderd. De situatie was erg zorgelijk maar het gezin heeft de mogelijkheden om het goed genoeg te laten zijn. Op 19 juli 2023 is de laatste politiemelding geweest. Deze melding is direct opgepakt met moeder en hierna zijn geen meldingen meer gedaan. Dat is positief. Op dit moment wordt gekeken of deeltijd pleegzorg kan worden opgezet om moeder te ontlasten. De vader heeft aangegeven dit spannend te vinden, omdat hij bang is dat hieruit een volledige plaatsing volgt. Daarnaast hebben de laatste begeleide bezoeken tussen de kinderen en de vader geen doorgang gevonden door verschillende redenen. Het is van belang dat hiervoor aandacht komt vanuit de GI. Verder is het van belang dat MST-CAN wordt doorgezet en dat er vervolghulp voor de kinderen komt.
4.2.
De moeder begrijpt de zorgen van de GI. Ze heeft de relatie met haar ex-partner beëindigd. De relatie had geen goede start, wat op de lange duur consequenties heeft gehad. In die relatie heeft moeder ook conflicten gehad met haar vorige ex-partner. Dit is uit de hand gelopen op 5 december 2022. Ook de kinderen hebben hier last van gehad. De moeder wil graag doorgaan met MST-CAN en daarnaast starten met trauma-therapie. Haar PTSS is sinds het incident in december getriggerd. De moeder is de afgelopen maanden geestelijk uitgeput. Ze wenst daarom dat de kinderen één keer per maand naar een weekendpleeggezin gaan. Daarnaast is de PMT van [voornaam minderjarige02] sinds maart stopgezet omdat zijn therapeut met pensioen ging. Hij gaat sinds de vakantie naar een plus-klas en dat verloopt positief. Hij laat vooruitgang zien. [voornaam minderjarige01] gaat naar Horses & Co. De moeder maakt zich zorgen om [voornaam minderjarige01] omdat zij een reactieve hechtenisstoornis heeft en daar al jaren niks voor wordt ingezet. Tenslotte verloopt de omgang tussen de vader en de kinderen niet goed. Dat komt door beide kanten. Er zijn redenen waarom de vader de kinderen onder begeleiding ziet. De moeder vertrouwt de vader nog onvoldoende om hem alleen te laten met de kinderen. De moeder verzet zich niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling.
4.3.
Door en namens de vader wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De vader snapt de druk die bij de moeder ligt om de kinderen alleen op te voeden, maar vindt het lastig dat de kinderen mogelijk naar een deeltijdpleeggezin gaan. De vader is bang dat als het goed verloopt dat ze daar voor altijd blijven. Hij vindt het jammer dat hij de kinderen zelf niet kan opvangen. De vader heeft de hulpverlening bij de Viersprong positief afgerond. Hij heeft handvaten meegekregen. Zo heeft hij bepaalde aanpassingen in zijn woning gedaan zodat de omgang met de kinderen leuker kan worden. Desondanks loopt de omgang niet goed. Doordat de kinderen de omgang bij vader saai vonden vindt deze tegenwoordig plaats op het kantoor van de GI. De ouders en de kinderen moeten allen de schouders eronder zetten om structureel omgang te laten plaatsvinden. Daarnaast zou de vader de omgang op termijn graag uitbreiden. Ook dat kan de moeder verlichten in haar lasten. De vader probeert zich zo veel mogelijk aan de afspraken te houden en vindt de begeleiding vanuit de GI prettig.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] nog altijd in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is de afgelopen periode sprake geweest van een onveilige opvoedsituatie en onrust als gevolg van conflicten tussen de moeder en haar inmiddels ex-partner. Duidelijk is geworden dat er sprake is van een prille positieve ontwikkeling. De relatie tussen de moeder en haar ex-partner is beëindigd. Ook heeft de moeder haar behandeling van MST-CAN weer opgepakt en wil zij spoedig starten met traumatherapie. Er lijkt momenteel daardoor sprake van een stabilisatie in de gezinssituatie. De moeder erkent dat zij het afgelopen jaar geestelijk is uitgeput en staat open voor de inzet van hulpverlening. Het is noodzakelijk dat de komende periode de rust en stabiele opvoedomgeving worden gecontinueerd en versterkt.
5.3.
Doordat de thuissituatie lijkt te stabiliseren is de ergste onveiligheid voor de kinderen weggenomen. Desondanks dienen de nodige stappen te worden gezet. Dit houdt in dat de individuele therapie voor de kinderen moet worden herpakt en gecontinueerd. Daarnaast dient aandacht te komen voor de omgang tussen de vader en de kinderen. Gezorgd moet worden dat er sprake is van een structurele omgang zodat de kinderen weten waar zij aan toe zijn. Vanuit daar kan worden onderzocht of een mogelijke uitbreiding in de omgang mogelijk is en onder welke voorwaarden. Het is in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] dat daarover duidelijkheid ontstaat. Tenslotte moeten de mogelijkheden van deeltijdpleegzorg worden onderzocht, zodat voor de moeder ruimte ontstaat om tot rust te komen waardoor zij de stabiele opvoedomgeving voor de kinderen kan behouden.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengen tot 1 maart 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] tot 1 maart 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 15 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.