ECLI:NL:RBROT:2023:8844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
C/10/648277 / HA ZA 22-933
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkoop van auto via online platform met betwiste betaling

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een Audi A3, de auto te koop aangeboden op de website Autoscout voor € 36.500,00. Op 5 augustus 2017 heeft gedaagde, die samen met een derde persoon bij eiser langs kwam, de auto gekocht. Gedaagde heeft echter nagelaten de betaling te verrichten, waardoor eiser vordert dat gedaagde het bedrag alsnog betaalt, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij niet betrokken was bij de betaling, die door de derde persoon zou zijn gedaan. De rechtbank moet nu beoordelen of gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld, ongerechtvaardigd is verrijkt of een koopovereenkomst met eiser heeft gesloten. De rechtbank oordeelt dat eiser bewijs moet leveren van zijn stellingen, aangezien gedaagde de betrokkenheid bij de betaling ontkent. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en draagt eiser op om binnen twee weken aan te geven op welke wijze hij bewijs wil leveren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/648277 / HA ZA 22-933
Vonnis van 27 september 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. P.A. Visser te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] (België),
gedaagde,
advocaat mr. B.J.P. van Gils te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de oproepingsbrief van deze rechtbank van 21 februari 2023;
  • de akte overleggende producties van [eiser01] ;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023;
  • de brief van mr. Van Gils van 8 september 2023 met een reactie op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] was eigenaar van een Audi A3 met kentekennummer [kentekennummer01] .
2.2.
In 2017 heeft [eiser01] de auto op de website Autoscout te koop aangeboden voor een vraagprijs van € 36.500,00.
2.3.
Op 5 augustus 2017 heeft een potentiële koper via WhatsApp op de advertentie van [eiser01] gereageerd. [eiser01] en de potentiële koper hebben vervolgens afgesproken dat de potentiële koper diezelfde dag nog langs zou komen om de auto te bezichtigen.
2.4.
Op 5 augustus 2017 is – in ieder geval – [gedaagde01] bij [eiser01] langs geweest. Zij heeft de auto diezelfde dag, samen met [eiser01] , op haar naam laten overschrijven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde01] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [1] tot betaling van € 36.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2017, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
3.2.
[eiser01] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eiser01] had zijn auto, een Audi A3, te koop staan op de website Autoscout. Op 5 augustus 2017 reageerde per WhatsApp een potentiële koper. Dat was [gedaagde01] . Diezelfde dag is [gedaagde01] bij [eiser01] langs geweest. Na een proefrit te hebben gemaakt, gaf [gedaagde01] aan de auto te willen kopen. Zij heeft toen met een betaalapplicatie gedaan alsof zij de overeengekomen koopsom van € 36.500,00 naar [eiser01] overmaakte. Vervolgens is de auto op naam van [gedaagde01] gesteld en heeft [gedaagde01] de auto meegenomen. Later bleek dat [eiser01] het bedrag van € 36.500,00 nooit heeft ontvangen. [gedaagde01] heeft ook nagelaten het bedrag alsnog te voldoen. [gedaagde01] moet [eiser01] daarom een bedrag van € 36.500,00 betalen ten titel van schadevergoeding (omdat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld of ongerechtvaardigd is verrijkt), dan wel ten titel van nakoming (omdat [eiser01] en [gedaagde01] een koopovereenkomst hebben gesloten).
3.3.
[gedaagde01] concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser01] en tot veroordeling van [eiser01] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten. [gedaagde01] voert daartoe het volgende aan. [gedaagde01] is op 5 augustus 2017 samen met ene [naam01] bij [eiser01] langs geweest. [naam01] wilde de auto van [eiser01] kopen, maar om belastingtechnische redenen kon of wilde hij de auto niet op zijn eigen naam over laten schrijven. Dat was de reden dat [gedaagde01] mee was. [gedaagde01] heeft geen WhatsAppcontact gehad met [eiser01] . Bij de betaling van de auto was [gedaagde01] niet betrokken; dat deed [naam01] . Uiteindelijk is de auto op naam van [gedaagde01] gesteld en heeft [naam01] de auto mee naar huis genomen. [gedaagde01] heeft dus niet onrechtmatig gehandeld, is niet ongerechtvaardigd verrijkt en heeft ook geen overeenkomst met [eiser01] gesloten. Voor zover er sprake is van onrechtmatig handelen, is de schade geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan de onoplettendheid van [eiser01] .

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
[gedaagde01] woont in België. Het geschil heeft daarmee een internationaal aspect. De rechtbank zal daarom eerst de vraag beantwoorden of zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Bij de beantwoording van deze vraag baseert de rechtbank zich op de Brussel I bis-Verordening, [2] omdat het hier gaat om een burgerlijke zaak zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van die verordening. Ongeacht de grondslag van de vordering is de Nederlandse rechter bevoegd. Voor zover [eiser01] zijn vordering heeft gegrond op een verbintenis uit:
onrechtmatige daad, is de Nederlandse rechter bevoegd omdat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan (artikel 7 aanhef en lid 2 Brussel I bis-Verordening);
ongerechtvaardigde verrijking, is de Nederlandse rechter bevoegd omdat [gedaagde01] is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist (artikel 26 lid 1 Brussel I bis-Verordening);
overeenkomst, is de Nederlandse rechter bevoegd omdat de betalingsverplichting in Nederland moest worden uitgevoerd (artikel 7 aanhef en lid 1 onder a Brussel I bis-Verordening).
4.2.
De vaststelling van het toepasselijke recht moet plaatsvinden aan de hand van de Rome I-Verordening [3] en de Rome II-Verordening. [4] Ongeacht de grondslag van de vordering is Nederlands recht van toepassing. Voor zover [eiser01] zijn vordering heeft gegrond op een verbintenis uit:
onrechtmatige daad, is Nederlands recht van toepassing omdat de schade zich in Nederland heeft voorgedaan (artikel 4 lid 1 Rome II-Verordening);
ongerechtvaardigde verrijking, is Nederlands recht van toepassing omdat de ongerechtvaardigde verrijking samenhangt met een verbintenis uit overeenkomst (zie c) dan wel een verbintenis uit onrechtmatige daad (zie a) en in die gevallen Nederlands recht van toepassing is (artikel 10 lid 1 Rome II-Verordening);
overeenkomst, is Nederlands recht van toepassing omdat hij als verkoper in Nederland woont (artikel 4 lid 1 aanhef en onder a Rome I-Verordening).
Samenvatting
4.3.
Vooralsnog staat niet vast dat [gedaagde01] onrechtmatig tegenover [eiser01] heeft gehandeld, ten koste van [eiser01] ongerechtvaardigd is verrijkt of met [eiser01] een koopovereenkomst heeft gesloten. De rechtbank kan de vordering van [eiser01] daarom vooralsnog niet toewijzen en zal [eiser01] opdragen bewijs te leveren. De rechtbank licht een en ander hierna toe aan de hand van de verschillende grondslagen.
Onrechtmatige daad
4.4.
Om de vordering van [eiser01] te kunnen toewijzen op grond van onrechtmatige daad, moet vaststaan dat [gedaagde01] onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld, dat die onrechtmatige daad haar kan worden toegerekend en dat [eiser01] daardoor schade heeft geleden (artikel 6:162 lid 1 BW).
4.5.
Dat [eiser01] schade heeft geleden, staat niet ter discussie. [gedaagde01] heeft dat niet betwist.
4.6.
Volgens [eiser01] heeft [gedaagde01] onrechtmatig gehandeld door te doen alsof zij betaalde, terwijl dat niet het geval was, en de auto vervolgens mee te nemen. Als komt vast te staan dat [gedaagde01] zo heeft gehandeld, heeft zij inderdaad
onrechtmatiggehandeld. Dat handelen maakt namelijk inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser01] (artikel 6:162 lid 2 BW). Vooralsnog staat echter niet vast dat [gedaagde01] heeft gedaan alsof zij betaalde en de auto heeft meegenomen. [gedaagde01] heeft dat namelijk betwist en aangevoerd dat het [naam01] was die de betaling deed en die de auto ook heeft meegenomen. Omdat op grond van de hoofregel van artikel 150 Rv op [eiser01] de bewijslast rust van de stelling dat [gedaagde01] deed alsof zij betaalde, terwijl dat niet het geval was, en de auto vervolgens heeft meegenomen, draagt de rechtbank hem op die stelling te bewijzen. De rechtbank ziet, anders dan [eiser01] ter zitting heeft betoogd, geen aanleiding om af te wijken van deze hoofdregel. Dat geldt ook voor de bewijsopdrachten die hierna volgen.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.7.
Om de vordering van [eiser01] te kunnen toewijzen op grond van ongerechtvaardigde verrijking, moet vaststaan dat [gedaagde01] ongerechtvaardigd is verrijkt, [eiser01] is verarmd en tussen die verrijking en verarming een verband bestaat (artikel 6:212 lid 1 BW).
4.8.
Dat [eiser01] is verarmd, staat niet ter discussie. Hij heeft zijn auto aan iemand afgegeven, zonder dat hij daarvoor heeft betaald gekregen. [gedaagde01] heeft dat niet betwist.
4.9.
Vooralsnog staat echter niet vast dat [gedaagde01] is verrijkt. [gedaagde01] heeft immers gemotiveerd betwist dat zij de eigendom van de auto heeft verkregen. Volgens haar heeft niet zij, maar [naam01] de auto mee naar huis genomen. Het enkele feit dat de auto op naam van [gedaagde01] is overgeschreven, levert geen bewijs op van eigendom – en dus ook niet van een verrijking van [gedaagde01] . Omdat op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser01] de bewijslast rust van de stelling dat [gedaagde01] de eigendom van de auto heeft verkregen, draagt de rechtbank hem op die stelling te bewijzen.
Nakoming
4.10.
Om de vordering van [eiser01] te kunnen toewijzen op grond van nakoming, moet vaststaan dat [eiser01] en [gedaagde01] een koopovereenkomst hebben gesloten waaruit voor [gedaagde01] de verplichting voortvloeide een bedrag van € 36.500,00 aan [eiser01] te betalen.
4.11.
Vooralsnog staat niet vast dat [eiser01] met [gedaagde01] een koopovereenkomst heeft gesloten. [gedaagde01] heeft dat immers gemotiveerd betwist. De door [eiser01] in geding gebrachte WhatsAppcorrespondentie leidt niet tot een ander oordeel. Ter zitting heeft [eiser01] immers verklaard dat hij niet kan bewijzen dat de WhatsAppberichten die hij heeft overgelegd afkomstig zijn van [gedaagde01] . Omdat op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser01] de bewijslast rust van de stelling dat [gedaagde01] zich heeft verplicht om aan [eiser01] een bedrag van € 36.500,00 te betalen, draagt de rechtbank hem op die stelling te bewijzen.
Overige beslissingen
4.12.
De rechtbank houdt alle overige beslissingen aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiser01] het bewijs op zoals verwoord onder 4.6, 4.9 en 4.11, steeds de laatste volzin;
5.2.
bepaalt dat [eiser01] binnen twee weken na de datum van dit vonnis per brief of e-mail (handel.planning.rb.rotterdam@rechtspraak.nl) moet laten weten of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.3.
bepaalt dat, als [eiser01] getuigen wil laten horen, hij de namen van de getuigen en de verhinderdagen van partijen, hun advocaten en de getuigen in de maanden
oktober tot en met december 2023direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank, in beginsel de rechter die dit vonnis heeft gewezen, in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125;
5.5.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten sturen;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. G.B. Plomp en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.
3655/2054

Voetnoten

1.Een letterlijke lezing van het petitum leidt tot de conclusie dat de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad alleen ziet op de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank begrijpt het petitum echter aldus dat [eiser01] vordert het gehele vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
3.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
4.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.