In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan deelname aan een terroristische organisatie en het financieren van terrorisme, heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd verweten dat hij samen met anderen geld had ingezameld en overgemaakt om de uitreis van een medeverdachte naar Syrië te faciliteren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering tekortschiet.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk geld had overgemaakt met de intentie om terrorisme te financieren. De gesprekken en chatberichten die in het dossier waren opgenomen, gaven geen duidelijk verband aan tussen de verdachte en de vermeende terroristische activiteiten van de medeverdachte. De verdachte had verklaard dat het ingezamelde geld bedoeld was voor humanitaire hulp, en de rechtbank vond deze verklaring niet als kennelijk leugenachtig.
Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zich schuldig had gemaakt aan het financieren van terrorisme of medeplichtigheid aan deelname aan een terroristische organisatie. De rechtbank benadrukte dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was, en dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de beschikbare informatie.