In de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het financieren van terrorisme door middel van geldinzameling, heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd verweten dat hij samen met anderen een bedrag van 700 euro had ingezameld en overgemaakt om de uitreis van een medeverdachte naar Syrië te faciliteren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 180 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren zou worden verricht.
Tijdens de zitting op 6 september 2023 werd het bewijs besproken, waaronder chatberichten en bankgegevens. De officier van justitie stelde dat de verdachte in november 2016 geld had overgemaakt ten behoeve van een medeverdachte, die zich later bij een terroristische organisatie zou aansluiten. De verdachte ontkende echter dat het geld bedoeld was voor terrorisme en stelde dat het voor humanitaire hulp was.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk had gefinancierd voor terrorisme. Er was geen direct verband aangetoond tussen de geldtransacties en de uitreis van de medeverdachte naar Syrië. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte, aangezien hij niet betrokken was bij de relevante communicatie. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.