2.1.Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
2.1.1.Bij beschikking van 21 juni 2023 heeft de rechter in de echtscheidingsprocedure tussen verzoeker en mevrouw [naam] beslist ten aanzien van (onder meer) de partneralimentatie en heeft zij de behandeling van de zaak aangehouden ten aanzien van de kosten van de huishouding.
2.1.2.De beschikking van de rechter berust ten aanzien van de financiële situatie op een of meer feitelijke en/of juridische misslagen. Tevens is sprake van een situatie waarin de rechter niet of onvoldoende van haar overwegingen/beoordelingen/ beslissingen rekenschap heeft gegeven in de motivering, en/of waarin die overwegingen/ beoordelingen/beslissingen niet dusdanig zijn gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geven in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang, om de beoordeling/beslissing zowel voor verzoeker als voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken. De (wijze van) motivering van de beschikking kan in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter.
2.1.3.Verzoeker exploiteert een eenmanszaak en hij heeft alle deugdelijke verifieerbare stukken overgelegd waarover hij beschikt en waarover hij redelijkerwijs kon beschikken, zelfs een winstprognose. Verzoeker heeft dus wel degelijk inzicht verschaft in zijn bedrijfsvoering (in de afgelopen jaren) door middel van deugdelijke en actuele financiële stukken. Verzoeker acht het dan ook onjuist en onbegrijpelijk dat de rechter desondanks heeft overwogen dat zij geen stukken heeft ontvangen op grond waarvan het inkomen van 2022 met enige mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Aldus heeft de rechter de door verzoeker overgelegde deugdelijke financiële stukken zonder enige motivering gepasseerd/genegeerd.
2.1.4.Verzoeker wijst erop dat omzet geenszins gelijk is aan winst. Hetgeen de rechter ter zake zijn omzetstijging heeft overwogen/beslist, acht verzoeker dan ook onjuist en geenszins doorslaggevend. Verzoeker acht ook onjuist de overweging van de rechter dat de branche waarin verzoeker werkzaam is, mede door de instroom van coronagelden, snelgroeiend is. Van een instroom van coronagelden is niet langer sprake en alle ontvangen coronagelden zijn betrokken in zowel de overgelegde fiscale stukken als in de toelichting van de behandelend boekhouder.
2.1.5.Verzoeker heeft zijn financiële situatie door middel van deugdelijke verifieerbare stukken onderbouwd. Daaruit blijkt een bestendige gemiddelde winst uit onderneming van € 17.619,- op jaarbasis, aldus nog steeds verzoeker. Verzoeker acht het onjuist en ongefundeerd dat de rechter hem onder deze omstandigheden aanbeveelt zijn onderneming te staken en een baan in loondienst te zoeken. Verzoeker acht genoemde aanbeveling bovendien niet realistisch, mede vanwege het feit dat hij bijna 57 jaar oud is en dat hij al jarenlang zelfstandig ondernemer is, in welke hoedanigheid hij is gebonden aan vele duurcontracten die niet opeens kunnen worden beëindigd.
2.1.6.Verzoeker kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de rechter ofwel geen kennis heeft genomen van de door hem overgelegde stukken, ofwel die stukken ten onrechte heeft genegeerd. De rechter heeft ook bestendige rechtspraak ten aanzien van het inkomen van een ondernemer in het kader van alimentatie geschonden/genegeerd.
2.1.7.De rechter heeft de volkomen ongegronde, subjectieve, geenszins aannemelijke en geenszins (deugdelijk) gemotiveerde schatting van de vrouw dat de winst van verzoeker € 100.000,- per jaar bedraagt, zonder enige motivering/toelichting/ onderbouwing gehonoreerd en gehanteerd als uitgangspunt bij het opstellen van de alimentatieberekeningen. Die schatting is apert in strijd met alle door verzoeker en zijn boekhouder overgelegde stukken.
2.1.8.Aan de zijde van mevrouw [naam] heeft de rechter daarentegen uitsluitend een loonspecificatie over maart 2023 voldoende geacht voor het opstellen van de alimentatieberekeningen, hetgeen inhoudt/impliceert dat door de rechter aan het feit dat aangiften IB/definitieve aanslagen IB en meerdere recente loonspecificaties van de vrouw ontbreken, (kennelijk) geen enkele waarde wordt gehecht. Deze handelwijze van de rechter is in strijd met de richtlijnen van het Tremarapport. De rechter is ook voorbijgegaan aan het uitgebreide en onderbouwde betoog van verzoeker dat aan de kant van mevrouw [naam] sprake is van inkomen uit hoofde van verhuur van haar vakantiewoning en inkomen uit onderneming. Verzoeker kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de rechter ‘met twee maten meet’, waaruit (de schijn van) partijdigheid kan worden afgeleid.
2.1.9.Op grond van het vorenstaande is sprake van een beslissing van de rechter die zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven, dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. Tevens is sprake van een situatie waarin controleerbare feiten en omstandigheden hem grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is.