ECLI:NL:RBROT:2023:8813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
661050 / HA RK 23-640
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in echtscheidingsprocedure met betrekking tot partneralimentatie

Op 21 september 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker in een echtscheidingsprocedure. Het verzoeker heeft de wraking van rechter mr. A. Lablans aangevraagd, omdat hij meende dat deze rechter vooringenomen was in haar beslissingen over partneralimentatie. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gronden voor het wrakingsverzoek voornamelijk betrekking hebben op de inhoud van de eerdere beschikking van de rechter, waarin beslissingen zijn genomen over de partneralimentatie en de financiële situatie van de verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat deze grieven niet ter beoordeling van de wrakingskamer behoren, maar bij de appelrechter. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet de hoge drempel voor wraking haalden. De beslissing van de rechter is in het licht van de omstandigheden niet te beschouwen als blijk van vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechterlijke beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking, en dat de motivering van de beslissing niet kan worden aangevochten via een wrakingsverzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en verklaard dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/661050 / HA RK 23-640
Beslissing van 21 september 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. R. van Venetiën,
strekkende tot de wraking van
mr. A. Lablans,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de echtscheidingsprocedure van verzoeker en mevrouw [naam] met kenmerken C/10/632599 / FA RK 22-554 en C/10/653111 / FA RK 23-1301. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker zelf van 26 juni 2023;
  • de brief van de secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker van 27 juni 2023;
  • het schriftelijke wrakingsverzoek namens verzoeker door zijn advocaat van 10 juli 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 20 juli 2023;
  • de brief met bijlagen van verzoeker van 25 augustus 2023;
  • het e-mailbericht met bijlage van verzoeker van 5 september 2023.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer op 7 september 2023 zijn verschenen:
  • verzoeker en zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • de rechter;
  • mevrouw [naam] , bijgestaan door mr. Rodenburg.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
2.1.1.
Bij beschikking van 21 juni 2023 heeft de rechter in de echtscheidingsprocedure tussen verzoeker en mevrouw [naam] beslist ten aanzien van (onder meer) de partneralimentatie en heeft zij de behandeling van de zaak aangehouden ten aanzien van de kosten van de huishouding.
2.1.2.
De beschikking van de rechter berust ten aanzien van de financiële situatie op een of meer feitelijke en/of juridische misslagen. Tevens is sprake van een situatie waarin de rechter niet of onvoldoende van haar overwegingen/beoordelingen/ beslissingen rekenschap heeft gegeven in de motivering, en/of waarin die overwegingen/ beoordelingen/beslissingen niet dusdanig zijn gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geven in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang, om de beoordeling/beslissing zowel voor verzoeker als voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken. De (wijze van) motivering van de beschikking kan in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter.
2.1.3.
Verzoeker exploiteert een eenmanszaak en hij heeft alle deugdelijke verifieerbare stukken overgelegd waarover hij beschikt en waarover hij redelijkerwijs kon beschikken, zelfs een winstprognose. Verzoeker heeft dus wel degelijk inzicht verschaft in zijn bedrijfsvoering (in de afgelopen jaren) door middel van deugdelijke en actuele financiële stukken. Verzoeker acht het dan ook onjuist en onbegrijpelijk dat de rechter desondanks heeft overwogen dat zij geen stukken heeft ontvangen op grond waarvan het inkomen van 2022 met enige mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Aldus heeft de rechter de door verzoeker overgelegde deugdelijke financiële stukken zonder enige motivering gepasseerd/genegeerd.
2.1.4.
Verzoeker wijst erop dat omzet geenszins gelijk is aan winst. Hetgeen de rechter ter zake zijn omzetstijging heeft overwogen/beslist, acht verzoeker dan ook onjuist en geenszins doorslaggevend. Verzoeker acht ook onjuist de overweging van de rechter dat de branche waarin verzoeker werkzaam is, mede door de instroom van coronagelden, snelgroeiend is. Van een instroom van coronagelden is niet langer sprake en alle ontvangen coronagelden zijn betrokken in zowel de overgelegde fiscale stukken als in de toelichting van de behandelend boekhouder.
2.1.5.
Verzoeker heeft zijn financiële situatie door middel van deugdelijke verifieerbare stukken onderbouwd. Daaruit blijkt een bestendige gemiddelde winst uit onderneming van € 17.619,- op jaarbasis, aldus nog steeds verzoeker. Verzoeker acht het onjuist en ongefundeerd dat de rechter hem onder deze omstandigheden aanbeveelt zijn onderneming te staken en een baan in loondienst te zoeken. Verzoeker acht genoemde aanbeveling bovendien niet realistisch, mede vanwege het feit dat hij bijna 57 jaar oud is en dat hij al jarenlang zelfstandig ondernemer is, in welke hoedanigheid hij is gebonden aan vele duurcontracten die niet opeens kunnen worden beëindigd.
2.1.6.
Verzoeker kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de rechter ofwel geen kennis heeft genomen van de door hem overgelegde stukken, ofwel die stukken ten onrechte heeft genegeerd. De rechter heeft ook bestendige rechtspraak ten aanzien van het inkomen van een ondernemer in het kader van alimentatie geschonden/genegeerd.
2.1.7.
De rechter heeft de volkomen ongegronde, subjectieve, geenszins aannemelijke en geenszins (deugdelijk) gemotiveerde schatting van de vrouw dat de winst van verzoeker € 100.000,- per jaar bedraagt, zonder enige motivering/toelichting/ onderbouwing gehonoreerd en gehanteerd als uitgangspunt bij het opstellen van de alimentatieberekeningen. Die schatting is apert in strijd met alle door verzoeker en zijn boekhouder overgelegde stukken.
2.1.8.
Aan de zijde van mevrouw [naam] heeft de rechter daarentegen uitsluitend een loonspecificatie over maart 2023 voldoende geacht voor het opstellen van de alimentatieberekeningen, hetgeen inhoudt/impliceert dat door de rechter aan het feit dat aangiften IB/definitieve aanslagen IB en meerdere recente loonspecificaties van de vrouw ontbreken, (kennelijk) geen enkele waarde wordt gehecht. Deze handelwijze van de rechter is in strijd met de richtlijnen van het Tremarapport. De rechter is ook voorbijgegaan aan het uitgebreide en onderbouwde betoog van verzoeker dat aan de kant van mevrouw [naam] sprake is van inkomen uit hoofde van verhuur van haar vakantiewoning en inkomen uit onderneming. Verzoeker kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de rechter ‘met twee maten meet’, waaruit (de schijn van) partijdigheid kan worden afgeleid.
2.1.9.
Op grond van het vorenstaande is sprake van een beslissing van de rechter die zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven, dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. Tevens is sprake van een situatie waarin controleerbare feiten en omstandigheden hem grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer volgt de rechter niet in haar standpunt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend.
De omstandigheid dat het actuele inkomen van de man tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2023 (kritisch) is besproken, maakt niet dat het wrakingsverzoek tardief zou zijn/te laat zou zijn ingediend. Verzoeker is dus ontvankelijk in zijn verzoek.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of om over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
De aangevoerde gronden halen deze hoge drempel niet omdat alle door verzoeker aangevoerde gronden voor het wrakingsverzoek zien op de beslissingen van de rechter, zoals die zijn genomen in haar beschikking van 21 juni 2023. In de ogen van verzoeker zijn de beslissingen van de rechter ten aanzien van de partneralimentatie verkeerd, heeft de rechter daarbij stellingen en onderbouwende stukken van zijn kant genegeerd, heeft zij in plaats daarvan en ten onrechte een ongefundeerde schatting van de hoogte van zijn inkomen door de vrouw als uitgangspunt genomen, heeft zij bestendige rechtspraak en richtlijnen op het terrein van partneralimentatie veronachtzaamd en heeft zij ten aanzien van de beoordeling van de financiële situatie van de wederpartij van verzoeker niet gehandeld zoals zij ten aanzien van verzoeker heeft gedaan. Dit zijn allemaal grieven tegen de inhoud van de beschikking van 21 juni 2023 die ter beoordeling thuishoren bij de appelrechter en waarin de wrakingskamer niet kan treden.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter, en mr. P. Joele en
mr. P.E. van Althuis, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.