ECLI:NL:RBROT:2023:8791

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10590683 VV EXPL 23-325
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over rechtsgeldigheid beëindiging arbeidsovereenkomst en loonbetalingsverplichting

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J.A. Janssen van FNV, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een B.V. vertegenwoordigd door mr. G.C. Haulussy. De kern van het geschil betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd en of gedaagde gehouden is tot loonbetaling aan eiseres. Eiseres, die sinds 2004 in dienst was bij gedaagde, heeft haar werkzaamheden niet kunnen verrichten door een brand in de bedrijfsruimten van gedaagde op 19 december 2022. Gedaagde heeft de loonbetaling per 1 februari 2023 stopgezet, met de stelling dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd. Eiseres betwist dit en stelt dat er geen schriftelijke instemming is voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals vereist door de wet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, omdat er geen schriftelijke overeenkomst is ondertekend door eiseres. Hierdoor blijft gedaagde gehouden tot loonbetaling aan eiseres vanaf 1 februari 2023. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10590683 VV EXPL 23-325
datum uitspraak: 12 september 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen, werkzaam bij FNV te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01] B.V.,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.C. Haulussy te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres01] ” en “ [gedaagde01] ”.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 juli 2023, met producties;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 7 augustus 2023, met producties;
  • de pleitnotities van [gedaagde01] .
1.2.
Op 8 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. [eiseres01] is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door een tolk in de Chinese taal en mr. P.M. Bijl namens de gemachtigde voornoemd. Aan de zijde van [gedaagde01] is verschenen de heer [naam01] (hierna: [naam01] ), directeur, en mevrouw [naam02] , business controller, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
1.3.
Nadat de zaak tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is met partijen afgesproken dat de procedure tot 5 september 2023 wordt aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Bij e-mail van 31 augustus 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres01] meegedeeld dat partijen geen regeling hebben bereikt en is verzocht om vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] houdt zich bezig met de productie en groothandel van Aziatische snacks. De productie heeft tot 19 december 2022 plaatsgevonden in Capelle aan den IJssel.
2.2.
[eiseres01] , geboren op [geboortedatum01] 1959, is op 2 februari 2004 in dienst getreden bij [gedaagde01] . [eiseres01] was laatstelijk werkzaam in de functie van productiemedewerker op basis van een arbeidsomvang van 24 uur per week. Het salaris van [eiseres01] bedroeg laatstelijk
€ 1.470,01 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.3.
Op 19 december 2022 zijn vier van de acht bedrijfshallen van [gedaagde01] in Capelle aan den IJssel door brand verwoest. Alle productielijnen zijn verloren gegaan. Hierdoor was het niet meer mogelijk om snacks te produceren. Na enige tijd heeft [gedaagde01] gebruik gemaakt van bedrijfshallen in Gorinchem en in Lokeren (België) om de productie aldaar voort te zetten.
2.4.
Op 13 januari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen over een eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
2.5.
Bij e-mail van 20 januari 2023 heeft [gedaagde01] een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan [eiseres01] toegestuurd. [eiseres01] heeft niet gereageerd op deze e-mail en zij heeft de beëindigingsovereenkomst niet ondertekend.
2.6.
[gedaagde01] heeft de loonbetaling aan [eiseres01] met ingang van 1 februari 2023 gestaakt.
2.7.
De door [eiseres01] aangevraagde WW-uitkering is door het UWV geweigerd.
2.8.
Bij brief van 19 april 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres01] aan [gedaagde01] (onder andere) meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en is aanspraak gemaakt op loondoorbetaling vanaf 1 februari 2023. Tevens is in deze brief aangegeven dat [eiseres01] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden.
2.9.
Vervolgens is tussen de gemachtigden van partijen gecorrespondeerd, onder andere over het hervatten van de werkzaamheden door [eiseres01] . [eiseres01] heeft zich op 31 mei 2023 gemeld bij de vestiging van [gedaagde01] in Capelle aan den IJssel. Nadat [eiseres01] die ochtend schoonmaakwerkzaamheden had verricht, heeft [naam01] aan [eiseres01] meegedeeld dat zij weer tot haar gebruikelijke werkzaamheden zou worden toegelaten indien zij haar loonvordering zou laten vallen. [eiseres01] is omstreeks 14.00 uur naar huis gestuurd.
2.10.
Bij e-mail van 2 juni 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres01] aan de gemachtigde van [gedaagde01] (onder andere) meegedeeld dat [eiseres01] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden en dat [gedaagde01] het loon verschuldigd blijft.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen tot het terugboeken van de vanaf 19 december 2022 tot
  • [gedaagde01] te veroordelen aan [eiseres01] te betalen het achterstallige loon van € 5.880,04 bruto over de periode 1 februari 2023 tot 1 juni 2023, vermeerderd met al het overige dat [gedaagde01] verschuldigd is;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan [eiseres01] te betalen het loon van € 1.470,01 bruto per maand (te vermeerderen met de overige aanspraken) vanaf 1 juni 2023 en zolang de arbeidsovereenkomst niet op een rechtsgeldige wijze wordt beëindigd, vermeerderd met al het overige dat [gedaagde01] verschuldigd is;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan [eiseres01] te betalen de wettelijke verhoging over voornoemde bedragen oplopend tot 50% en de wettelijke rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan [eiseres01] te betalen een bedrag van € 750,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende:
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, is slechts geldig indien deze schriftelijk is aangegaan. Daarvan is geen sprake. De arbeidsovereenkomst duurt dan ook nog altijd voort. [gedaagde01] is gehouden om het loon vanaf 1 februari 2023 aan [eiseres01] door te betalen. De omstandigheid dat [eiseres01] als gevolg van de brand de bedongen werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten komt op grond van artikel 7:628 BW niet voor haar rekening en risico. Ditzelfde geldt voor de omstandigheid dat op 31 mei 2023 aan [eiseres01] werd meegedeeld dat zij pas weer tot haar werkzaamheden zou worden toegelaten indien zij haar loonvordering zou intrekken.
[gedaagde01] heeft over de periode 19 december 2022 tot en met 31 januari 2023 ten onrechte vakantiedagen afgeboekt. [eiseres01] heeft toen geen vakantie opgenomen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is rechtsgeldig beëindigd per 31 januari 2023. Er is een schriftelijke vaststellingsovereenkomst. Deze vaststellingsovereenkomst is door [eiseres01] niet herroepen. [eiseres01] heeft dan ook geen aanspraak meer op loon. Wel was het voor [eiseres01] mogelijk om weer in dienst te treden bij [gedaagde01] onder dezelfde voorwaarden vanaf het moment dat [eiseres01] daadwerkelijk haar werkzaamheden zou hervatten. De salarisbetaling zou in dat geval worden hervat met ingang van diezelfde datum. [gedaagde01] heeft tot april 2023 niets meer van [eiseres01] vernomen. Vanwege het geschil over het loon vond [gedaagde01] het niet verstandig dat [eiseres01] haar werkzaamheden per 1 juni 2023 zou hervatten. Indien [eiseres01] had afgezien van haar loonvordering vanaf 1 februari 2023 had zij haar werkzaamheden weer kunnen hervatten. De vakantiedagen heeft [eiseres01] zelf opgenomen.

4.De beoordeling

toetsingskader in kort geding
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
geen rechtsgeldig einde arbeidsovereenkomst
4.2.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig is geëindigd op 31 januari 2023 en licht dit als volgt toe.
4.3.
Artikel 7:671 lid 1 BW bepaalt dat een werkgever (behoudens uitzonderingen die zich hier niet voordoen) de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is er alleen als de verklaring van de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gericht. Een dergelijke schriftelijke instemming van [eiseres01] ontbreekt.
4.4.
Van een rechtsgeldige beëindiging met wederzijds goedvinden is evenmin sprake. Artikel 7:670b lid 1 BW bepaalt dat een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, slechts geldig is indien deze schriftelijk is aangegaan. Dit betekent dat een beëindigingsovereenkomst alleen geldig is als deze door beide partijen is ondertekend. Dat is hier niet het geval. [gedaagde01] heeft op 20 januari 2023 een beëindigingsovereenkomst aan [eiseres01] toegezonden, maar deze is door [eiseres01] niet ondertekend. [gedaagde01] heeft dat tijdens de mondelinge behandeling ook erkend. Soms blijkt uit correspondentie dat een werknemer met een beëindigingsovereenkomst heeft ingestemd, maar ook van zo’n situatie is geen sprake. Dat ligt overigens ook niet voor de hand, nu de door [gedaagde01] opgestelde beëindigingsovereenkomst geen transitievergoeding bevat en daarin ook geen rekening is gehouden met de geldende opzegtermijn.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter er voorshands vanuit gaat dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat.
loondoorbetaling
4.6.
Nu er in deze procedure vanuit wordt gegaan dat nog altijd sprake is van een arbeidsovereenkomst, behoudt [eiseres01] in beginsel haar recht op loon vanaf 1 februari 2023.
Ingevolge artikel 7:628 lid 1 BW is dit alleen anders indien het niet verrichten van de overeengekomen arbeid door [eiseres01] in redelijkheid voor haar rekening behoort te komen.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres01] haar werkzaamheden als gevolg van de grote brand die zich op 19 december 2022 heeft voorgedaan niet meer kon verrichten. Deze omstandigheid komt voor rekening en risico van [gedaagde01] . Nadat [eiseres01] op 19 april 2023 heeft meegedeeld dat zij zich beschikbaar houdt voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden, hebben partijen afgesproken dat [eiseres01] haar werkzaamheden weer zou hervatten. [eiseres01] heeft zich op 31 mei 2023 gemeld bij de vestiging in Capelle aan den IJssel. Vaststaat dat [eiseres01] toen al na enkele uren naar huis is gestuurd, nadat [gedaagde01] aan [eiseres01] had meegedeeld dat zij haar werkzaamheden pas weer mocht hervatten als zij haar loonaanspraken zou laten vallen. Nu hiervoor al voorshands is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd, heeft [gedaagde01] de loonbetaling aan [eiseres01] ten onrechte gestaakt. Er bestond dan ook geen grond voor de voorwaarde die [gedaagde01] heeft gesteld aan de wedertewerkstelling van [eiseres01] . [gedaagde01] heeft zich hierdoor niet als goed werkgever gedragen. Het niet kunnen verrichten van de overeengekomen arbeid door [eiseres01] vanaf 31 mei 2023 komt dan ook voor rekening van [gedaagde01] . Ditzelfde geldt voor de periode vóór 31 mei 2023. Nog afgezien van de vraag of het aanbod van [gedaagde01] om in Gorinchem en/of in Lokeren (België) te werken als een redelijk aanbod kan worden aangemerkt ( [gedaagde01] heeft ook geen duidelijkheid verschaft op welke dagen en op welke locatie(s) [eiseres01] had kunnen werken), ligt het (zeer) voor de hand dat als [eiseres01] eerder contact had opgenomen met [gedaagde01] dan op 19 april 2023 en zij zich op een eerder moment dan op 31 mei 2023 weer op haar werk had gemeld, [eiseres01] ook dan naar huis was gestuurd met de mededeling dat zij haar werkzaamheden pas mocht hervatten als zij haar loonaanspraken liet varen. De kantonrechter gaat er dan ook naar voorlopig oordeel vanuit dat het niet kunnen verrichten van de overeengekomen arbeid door [eiseres01] vanaf 1 februari 2023 niet voor haar rekening komt, zodat ingevolge het bepaalde in artikel 7:628 lid 1 BW [gedaagde01] over deze periode een loonbetalingsverplichting heeft.
4.8.
[eiseres01] heeft sinds februari 2023 geen inkomsten meer. Haar gemachtigde geeft aan dat haar schuldenlast toeneemt. Het spoedeisend belang bij de loonvordering is daarmee gegeven. Het voorgaande leidt ertoe dat de loonvordering wordt toegewezen vanaf
1 februari 2023, nu niet in geschil is dat [gedaagde01] dat loon (volledig) onbetaald heeft gelaten. Ditzelfde geldt voor de vakantietoeslag. Mr. Bijl heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd meegedeeld dat de loonvordering niet nog uit andere posten bestaat.
rente en wettelijke verhoging
4.9.
De wettelijke rente over het loon wordt als onweersproken toegewezen over de maanden februari tot en met augustus 2023 en op de hierna te melden wijze. Ook de wettelijke verhoging wordt toegewezen over voormelde maanden en op de hierna te melden wijze.
buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 750,- worden als onweersproken eveneens toegewezen.
afgeboekte vakantiedagen
4.11.
[eiseres01] heeft zelf gesteld dat het terugboeken van de vakantiedagen minder spoedeisend is. Nu ook niet is gebleken van enig spoedeisend belang ter zake wordt deze vordering afgewezen.
proceskosten
4.12.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 132,29 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 793,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.169,29.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen het loon van € 5.880,04 bruto, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, over de periode 1 februari 2023 tot 1 juni 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW van 50%, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen het loon van € 1.470,01 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, over de periode 1 juni 2023 tot 1 september 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW van 50%, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen het aan [eiseres01] vanaf 1 september 2023 toekomende loon van € 1.470,01 bruto per maand op de gebruikelijke wijze en tijdstippen tot de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen een bedrag van € 750,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.169,29;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
764