ECLI:NL:RBROT:2023:8785

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
C/10/655503 JE-RK-23-751, C/10/655241 JE-RK 23-702 en C/10/662343 / JE RK 23-1700
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming voor Nederlands reisdocument voor minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 juli 2023, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] verlengd tot 1 oktober 2023. De kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], die momenteel in een pleeggezin verblijft. De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder, die eerder is geconfronteerd met problemen in de opvoeding van haar andere kinderen. De vader, die in het buitenland verblijft, heeft aangegeven geen contact te willen met [voornaam minderjarige] en weigert toestemming te geven voor de aanvraag van een paspoort. De GI (gecertificeerde instelling) heeft verzocht om vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft dit verzoek toegewezen, omdat het in het belang van het kind is dat zij over een paspoort beschikt voor ziekenhuisafspraken en vakanties met het pleeggezin. De kinderrechter benadrukt dat de heer [naam 1], de huidige partner van de moeder, niet de biologische vader is, maar dat zijn rol in het leven van [voornaam minderjarige] opnieuw onderzocht moet worden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/655503 JE-RK-23-751, C/10/655241 JE-RK 23-702 en C/10/662343 / JE RK 23-1700
Datum uitspraak: 25 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.T.M. Sengers, kantoorhoudende te Rotterdam,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende op een onbekend adres in het buiteland.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
  • dhr. [naam 1] , de huidige partner van de moeder;
  • mw. [naam 2] , de mentor van de moeder.

Het (verdere) verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van 11 april 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 juli 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 17 juli 2023;
  • de briefrapportage van de GI d.d. 22 juni 2023.
Op 26 juli 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam 3] ;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [naam 4] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
  • de vader;
  • dhr. [naam 1]
  • mw. [naam 2] .

De feiten

De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 16 maart 2023 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 maart 2024.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 april 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 augustus 2023. De beslissing op het overig verzochte is aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden. Hiervan is reeds vier maanden toegewezen. Thans moet er nog beslist worden op de periode tot 1 oktober 2023.
Ook verzoekt de GI op grond van artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument ten behoeve van [voornaam minderjarige] . De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de GI

Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing:
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Het staat vast dat het perspectief van [voornaam minderjarige] niet bij de moeder ligt. Daarnaast heeft de vader aangegeven geen contact te willen met [voornaam minderjarige] , omdat hij niet de biologische vader is. Daar komt bij dat de afgelopen periode gebleken is dat de heer [naam 1] niet de biologische vader van [voornaam minderjarige] is. Eerder heeft hij aangegeven een rol te willen spelen in het leven van [voornaam minderjarige] . Daarom is geprobeerd om contact met hem te zoeken om een beeld te krijgen van zijn opvoedvaardigheden, echter tevergeefs. Hij wordt niet beschouwd als een betrouwbare samenwerkingspartner. Volgens de GI ligt het perspectief van de [voornaam minderjarige] bij het pleeggezin waar zij nu verblijft. In dit gezin gaat het goed met haar en kan zij zich verder ontwikkelen. De moeder heeft omgangsmomenten met [voornaam minderjarige] die begeleid worden door de Leliezorggroep. Deze momenten worden steeds geëvalueerd en dit zal zo blijven. De samenwerking met de Leliezorggroep verloopt goed.
Ten aanzien van de vervangende toestemming:
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en geeft aan dat dat een paspoort voor [voornaam minderjarige] belangrijk is. Zij heeft deze nodig voor eventuele ziekenhuisafspraken, een nieuw DNA-onderzoek om te kunnen vaststellen wie haar biologische vader is en om met vakantie te kunnen gaan met de pleegouders. Dit is besproken met de moeder en de vader, maar zij willen beiden geen toestemming verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor [voornaam minderjarige] . Bovendien verblijft de vader van [voornaam minderjarige] in het buiteland, waardoor het tekenen voor de aanvraag van een paspoort verder bemoeilijkt wordt.
Het standpunt van de moeder
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing:
Door en namens de moeder wordt ter zitting ingestemd met het verzoek. Hierbij wordt verwezen naar het verweerschrift van. 7 april 2023. De heer [naam 1] wil betrokken worden bij het leven van [voornaam minderjarige] , ook al is hij niet de biologische vader. Hij beschouwt haar als zijn eigen kind en is bereid mee te werken. Daarom is het belangrijk dat er de komende periode, alvorens het perspectief voor [voornaam minderjarige] bepaald wordt, opnieuw onderzoek wordt gedaan naar de rol die de heer [naam 1] in haar leven zou kunnen spelen en in dit verband wordt bezien of hij een betrouwbare samenwerkingspartner zou kunnen zijn. Dat is tot nu toe volgens de moeder niet voldoende gedaan en dat is teleurstellend.
Ten aanzien van de vervangende toestemming:
Door en namens de moeder wordt ter zitting ingestemd met het verzoek. Hierbij wordt het volgende toegelicht. De moeder is zich ervan bewust dat een paspoort noodzakelijk is voor eventuele ziekenhuisafspraken. De moeder heeft echter eerder geen toestemming willen geven voor een paspoort in verband met een geplande vakantie, omdat zij er bang voor was dat [voornaam minderjarige] niet meer terug zou komen uit het buitenland. Dat komt mede doordat de moeder slechts enkele dagen voor het vertrek geïnformeerd werd over de geplande vakantie. De moeder wil meer betrokken worden bij de beslissingen die worden genomen over [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de Raad

Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing:
De Raad ondersteunt het verzoek van de GI ter zitting en geeft aan dat er sinds de vorige zitting een aantal zaken verduidelijkt is. Zo is de heer [naam 1] niet de biologische vader van [voornaam minderjarige] . Zijn intenties blijven echter onduidelijk, omdat hij niet wil meewerken. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is daarom noodzakelijk.

De beoordeling

Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing:
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
Er bestaan nog altijd zorgen over de mogelijkheden van de moeder om [voornaam minderjarige] te kunnen bieden wat zij nodig heeft. De kinderrechter verwijst in dit verband naar de beschikking van 11 april 2023. Het KSCD is na een uitgebreid onderzoek tot de conclusie gekomen dat de moeder niet in staat is om haar zes andere kinderen op een verantwoorde wijze op te voeden en te verzorgen. [voornaam minderjarige] is daarom na de geboorte uit huis geplaatst en verblijft sindsdien in een perspectief biedend pleeggezin. Hier ontwikkelt [voornaam minderjarige] zich goed.
De moeder heeft eenmaal per twee weken een begeleid bezoekmoment met [voornaam minderjarige] . De begeleiding vindt plaatst door de Leliezorggroep en de bezoekmomenten worden volgens de GI steeds voor- en nabesproken, zodat de moeder weet wat de aandachtspunten zijn.
Tijdens de zitting op 11 april 2023 heeft het KSCD verklaard dat de inschatting van het KSCD is geweest dat de moeder geen opvoedingsverantwoordelijkheid kan dragen. De situatie zou wellicht anders zijn, als er sprake is van een nieuwe partner, die een stabiele opvoeder is. De moeder heeft toen aangegeven dat zij met haar nieuwe partner, de heer [naam 1] , voor [voornaam minderjarige] wil gaan zorgen. De moeder en de heer [naam 1] vertelden dat de zij hun relatie wilden voortzetten, ook al waren er bij de heer [naam 1] twijfels over het vaderschap van [voornaam minderjarige] .
Vervolgens is gebleken dat de heer [naam 1] niet de biologische vader is van [voornaam minderjarige] .
Volgens de moeder wil hij toch nog steeds een rol te spelen in het leven van [voornaam minderjarige] . In de afgelopen periode is het de GI echter niet gelukt om in contact te komen hem. De heer [naam 1] heeft meerdere ingeplande afspraken (met een tolk) afgezegd en heeft de jeugdbeschermer op Whatsapp geblokkeerd. Daardoor is het niet duidelijk geworden of de heer [naam 1] en zijn netwerk een rol in het leven van [voornaam minderjarige] zouden kunnen spelen. Volgens de GI ligt het perspectief van [voornaam minderjarige] daarom in het pleeggezin.
Gelet op het voorgaande is de voortzetting van de plaatsing in het pleeggezin op dit moment onveranderd noodzakelijk in het belang van de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing, zoals verzocht, verlengen tot 1 oktober 2023.
Nu de moeder heeft gesteld dat de heer [naam 1] [voornaam minderjarige] als zijn eigen kind beschouwt, ook al is hij niet de biologische vader van haar, en daadwerkelijk betrokken wil worden in haar leven, acht de kinderrechter het van belang dat de GI de komende periode opnieuw tracht te onderzoeken of de heer [naam 1] een rol van betekenis zou kunnen spelen. In dit verband is het wel noodzakelijk dat de heer [naam 1] tijd maakt en zich openstelt voor contact met de GI en laat blijken dat hij bereid is om mee te werken.
Ten aanzien van de vervangende toestemming:
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet kan bij de aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd. Blijkens het tweede lid van eerstgenoemd artikel kan een verklaring van toestemming worden afgegeven op verzoek van een GI als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. De kinderrechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voortkomt.
Gebleken is dat de moeder wisselend is in het willen verlenen van toestemming voor het aanvragen van een paspoort voor [voornaam minderjarige] . De vader, die in het buitenland verblijft en niet ter zitting is verschenen, wil geen toestemming verlenen, omdat hij er zeker van is dat hij niet de biologische vader van [voornaam minderjarige] is.
Het is in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk dat zij over een paspoort beschikt. Zij heeft dit niet alleen nodig in verband met eventuele ziekenhuisafspraken, maar ook voor een DNA-onderzoek, om te kunnen vaststellen wie de biologische vader is, en vakanties met het pleeggezin in de toekomst. Daarom zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen en vervangende toestemming verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor [voornaam minderjarige] .
De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 oktober 2023;
verleent vervangende toestemming ten behoeve van de aanvraag van een Nederlands reisdocument voor de minderjarige [voornaam minderjarige] ;
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de moeder en de vader;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 7 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.