ECLI:NL:RBROT:2023:8779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
C/10/658973 / FA RK 23-4112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van pleegouders tot voogd

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [roepnaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 2 juni 2023 een verzoek ingediend om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de minderjarige sinds zijn anderhalf jaar bij verschillende pleeggezinnen verblijft. De moeder, die met eigen problematiek kampt, is niet in staat om voor de minderjarige te zorgen. De pleegouders hebben zich bereid verklaard om de voogdij over de minderjarige op zich te nemen. Tijdens de zitting op 14 augustus 2023 zijn alle betrokkenen gehoord, waaronder de pleegouders en de GI, die het verzoek van de Raad ondersteunen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het perspectief van de minderjarige bij de pleegouders ligt en dat de feitelijke situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de juridische situatie. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het gezag van de moeder kan worden beëindigd op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft vervolgens de pleegouders benoemd tot voogden over de minderjarige en de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het vermogen van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/658973 / JE RK 23-4112
datum uitspraak: 14 augustus 2023

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [roepnaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.W.F. Jansen, kantoorhoudende te Rotterdam,

[pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende in [woonplaats] ,

[pleegvader] ,

hierna te noemen: de pleegvader, wonende in [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 5 juni 2023.
Op 14 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
  • de advocaat van de moeder;
  • de pleegouders;
  • een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam 1] ;
  • een vertegenwoordigster van GI, mw. [naam 2] ;
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
  • de moeder;
  • de vader (als informant).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[roepnaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 november 2016 is de ondertoezichtstelling van [roepnaam minderjarige] uitgesproken. Bij die beschikking is tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [roepnaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Deze maatregelen zijn nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 21 mei 2024.
De pleegouders hebben zich bij brief van 31 mei 2023 bereid verklaard om de voogdij over [roepnaam minderjarige] te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder, [moeder] , geboren op [geboortedatum 2] 1996 te [geboorteplaats 2] , over [roepnaam minderjarige] te beëindigen en de pleegouders tot voogd over [roepnaam minderjarige] te benoemen.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het volgende toe. [roepnaam minderjarige] heeft sinds dat hij anderhalf jaar oud was bij twee verschillende pleeggezinnen verbleven, omdat de moeder vanwege eigenproblematiek niet in staat was om voor [roepnaam minderjarige] te zorgen. Sinds 2019 verblijft [roepnaam minderjarige] bij het huidige pleeggezin. Hier gaat het heel goed met hem. De moeder heeft met regelmaat contact met [roepnaam minderjarige] . Ook de vader heeft contact met [roepnaam minderjarige] , maar in mindere mate. De vader zou graag voor [roepnaam minderjarige] willen zorgen, maar dit is nu geen reële mogelijkheid. Dit komt mede doordat de vader te klein woont, hij werkt en hij nooit eerder voor [roepnaam minderjarige] heeft gezorgd waardoor er twijfels zijn over de hechting. Gelet op het voorgenoemde ligt het perspectief van [roepnaam minderjarige] bij de pleegouders. Hierover zijn alle betrokkenen het eens. Het is belangrijk dat de feitelijke situatie, zoals die nu is, in overeenstemming wordt gebracht met de juridische situatie. De pleegouders zijn hierbij bereid om de voogdij over [roepnaam minderjarige] op zich te nemen.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en geeft aan dat alle betrokkenen het eens zijn dat de pleegouders de voogdij over [roepnaam minderjarige] krijgen. Dit komt mede doordat de moeder al een langere periode het gevoel heeft dat de pleegouders de voogdij hebben over [roepnaam minderjarige] .

Het standpunt namens de moeder

Namens de moeder refereert de advocaat zich.

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders stemmen ter zitting in met het verzoek van de Raad en vertellen dat zij al vier jaar de zorg dragen over [roepnaam minderjarige] . Hij ontwikkelt zich goed bij hen en [roepnaam minderjarige] voelt zich op zijn plek. Dat is het allerbelangrijkste. De pleegouders zijn blij met hoe het nu gaat, ook door het goede contact met de ouders. Daarnaast willen zij in het geval van het verkrijgen van de voogdij graag de pleegzorgondersteuning behouden.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De kinderrechter is van oordeel dat van de onder a. genoemde situatie sprake is en zal daarom overgaan tot de beëindiging van het gezag van de moeder. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
[roepnaam minderjarige] woont het grootste deel van zijn leven niet meer thuis. Dit komt mede doordat er bij de moeder sprake is van eigen problematiek en een cognitieve beperking, waardoor zij niet in staat is om de verzorging en opvoeding van [roepnaam minderjarige] op zich te nemen. Hierdoor wordt er al geruime tijd niet meer teruggewerkt naar huis en is de aanvaardbare termijn verstreken. Hoewel de vader zegt graag de zorg van [roepnaam minderjarige] op zich te willen nemen is de kinderrechter van oordeel dat dit nu geen reële mogelijkheid betreft. De vader heeft nooit eerder voor [roepnaam minderjarige] gezorgd en ook op dit moment vindt het (fysieke) contact niet met enige regelmaat plaats. Omdat [roepnaam minderjarige] niet bij de moeder of bij de vader kan wonen, is het duidelijk dat het perspectief van [roepnaam minderjarige] niet bij een van de ouders ligt. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het perspectief van [roepnaam minderjarige] bij de pleegouders ligt. Hier verblijft [roepnaam minderjarige] al voor een langere periode en hij is goed aan de pleegouders gehecht. Daarnaast is er sprake van goed contact tussen de pleegouders en de ouders van [roepnaam minderjarige] zijn tevreden over de huidige verzorging en opvoeding van [roepnaam minderjarige] .
De kinderrechter is het met de GI, de pleegouders en de moeder eens dat de feitelijke situatie van [roepnaam minderjarige] in overeenstemming moet worden gebracht met de juridische situatie. Het is in het belang van [roepnaam minderjarige] dat besluiten die hem aangaan onverwijld genomen kunnen worden. De kinderrechter is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen, omdat dit in het belang is van [roepnaam minderjarige] en recht doet aan de huidige situatie.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [roepnaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de kinderrechter op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen. De pleegouders hebben zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. In dat verband overweegt de kinderrechter het volgende. Gebleken is dat de moeder en de pleegouders goed samenwerken in het belang van [roepnaam minderjarige] . Hierover zijn alle betrokkenen het eens. Het is belangrijk dat deze samenwerking voortgezet wordt. De kinderrechter zal daarom de pleegouders met de voogdij over [roepnaam minderjarige] belasten.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerden over het vermogen van [roepnaam minderjarige] .
Bovengenoemde doet niets af aan het feit dat de moeder altijd de (biologische) moeder van [roepnaam minderjarige] blijft en haar rol in zijn leven van groot belang blijft. Daarnaast heeft de moeder het recht op informatie over de ontwikkeling van [roepnaam minderjarige] en op omgangsmomenten met hem. Deze verlopen nu goed. De kinderrechter acht het in het belang van [roepnaam minderjarige] dat de omgangsmomenten doorgezet worden en dat hier aandacht voor blijft.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [moeder] , geboren op [geboortedatum 2] 1996 te [geboorteplaats 2] , over [roepnaam minderjarige] ;
benoemt de pleegouders tot voogden over genoemde minderjarige [roepnaam minderjarige] ;
veroordeelt de moeder aan de voogd rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [roepnaam minderjarige] te doen;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. Lankhaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.