ECLI:NL:RBROT:2023:8736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10.126353.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging verkopen van harddrugs en eenvoudig witwassen

Op 16 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging verkopen van 996,2 gram heroïne en 495,7 gram cocaïne, alsook aan eenvoudig witwassen van een geldbedrag van 25.685 euro. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en heeft de verbeurdverklaring van het geldbedrag uitgesproken. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging moesten worden genomen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar deze veroordelingen waren langer dan vijf jaar geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou kunnen leiden. De bewezen feiten zijn medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en eenvoudig witwassen. De rechtbank heeft de ernst van de drugshandel benadrukt, die ernstige maatschappelijke problemen met zich meebrengt, en heeft geoordeeld dat de verdachte enkel oog had voor zijn eigen financiële voordeel. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald aan de hand van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft geen aanleiding gezien om van het uitgangspunt van zes maanden gevangenisstraf af te wijken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.126353.23
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum [naam detentiecentrum01] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1. (medeplegen van de verkoop van harddrugs) en 2. (eenvoudig witwassen) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 25.685,00.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1. en 2. ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 mei 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk
heeft verkocht 996,2 gram van een materiaal
bevattende heroïne en 495,7 gram van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, op 18 mei 2023 in Nederland,
één geldbedrag van
25.685 euro,
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat
ditgeldbedrag geheel afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

2.
eenvoudig witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf /en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de verkoop van bijna één kilo heroïne en bijna een halve kilo cocaïne. Daarnaast heeft de verdachte de opbrengst van deze verkoop, een bedrag van € 25.685,00, witgewassen.
Drugshandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en gaat vaak gepaard met geweld, corruptie en andere vormen van criminaliteit. Hierdoor wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid dan wel het gevoel van veiligheid binnen de maatschappij. De verdachte heeft kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel en zich niets aangetrokken van deze maatschappelijke gevolgen. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen.
Met het bewezenverklaarde eenvoudige witwassen is in de strafoplegging geen rekening gehouden nu ook het ten laste gelegde gronddelict bewezen is verklaard.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank zal hieraan echter geen strafverzwarende consequenties verbinden, omdat dit langer dan vijf jaar geleden is geweest, maar het werkt ook niet in zijn voordeel.
Ter zitting heeft de verdachte verteld dat hij zijn woning is kwijtgeraakt als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De verdachte heeft verder toegelicht dat hij al enkele jaren in een schuldhulpverleningstraject loopt, wat door een langdurige detentie mogelijk voortijdig kan worden stopgezet.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) . De rechtbank ziet geen aanleiding in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte om van het uitgangspunt van zes maanden gevangenisstraf af te wijken. De rechtbank komt daarmee wel tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals de verdediging heeft bepleit, doet volgens de rechtbank geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 25.685,00 verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 25.685,00 zal worden verbeurd verklaard. Het is geheel verkregen door de handel in harddrugs.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen verklaarde feit:
€ 25.685,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.S. Brouwer en L.C. Suiker, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 16 augustus 2023.
De griffier mr. L.C. Suiker is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 996,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
ongeveer 495,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij, op of omstreeks 18 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
van één of meerdere voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer in totaal 25.685 euro),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.