Ik wraak (in elk geval) de voorzitter van de rechtbank nu vandaag daadwerkelijk wordt
overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van de door de verdediging herhaalde onderzoeks-wensen na een afwijzende beschikking van de rechter-commissaris
dienaangaande.
In aanloop naar deze zitting heb ik de voorzitter er op gewezen dat met een nieuwe regiezitting blijk wordt gegeven van (de schijn van) vooringenomenheid. De rechtbank heeft
immers op 24 januari 2023 de zaak verwezen naar de rechter-commissaris en die heeft over
die onderzoekswensen een beslissing genomen. Of hij daartoe de juiste functionaris is hier
thans niet aan de orde.
Tegen de afwijzende beschikking van de rechter-commissaris d.d. 28 maart 2023 staat geen
rechtsmiddel open. Dit in tegenstelling tot de situatie dat de rechter-commissaris heeft te beslissen ex art. 182 Sv. Dan is het mogelijk bezwaar te maken bij de rechtbank.
Door nu wederom een regiezitting te houden komt dat feitelijk neer op een intern appel.
Daartoe biedt het Wetboek van Strafvordering geen mogelijkheid. Door te handelen zoals
uw rechtbank heeft gedaan wordt aan de verdediging een extra mogelijkheid (contra legem)
geboden, een mogelijkheid die het openbaar ministerie wettelijk niet heeft en zo ontstaat een
in-equality of arms en wordt het voeren van een eerlijk proces onmogelijk gemaakt.
Dit handelen schept daarenboven een precedent waar het gerechtshof Amsterdam eerder dit
manier voor de verdediging een wedstrijd zonder nieten want aldus wordt voor de
verdediging de deur opengezet om bij elke onwelgevallige beslissing te vragen om een
heroverweging met het bijbehorende uitstel.
Dit alles geeft naar het oordeel van het openbaar ministerie blijk van vooringenomenheid en
mitsdien wraak ik u.