ECLI:NL:RBROT:2023:8730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10/126348.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van heroïne en cocaïne met gevangenisstraf en afwijzing adolescentenstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van 996,2 gram heroïne en 495,7 gram cocaïne. De verdachte, geboren in 2003 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. R. Moghni. De officier van justitie, mr. J.B. Uiterwijk, eiste een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank wees de toepassing van het adolescentenstrafrecht af, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, omdat hij op het moment van het delict meerderjarig was en er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het volwassenenstrafrecht rechtvaardigden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van harddrugs, wat een ernstig feit is dat bijdraagt aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. De rechtbank hield rekening met de impact van de gevangenisstraf op de verdachte, gezien zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De straf werd gemotiveerd door de ernst van het feit en de gevolgen voor de maatschappij en de volksgezondheid. De rechtbank besloot ook dat het in beslag genomen geldbedrag van € 3.371,30 en de telefoon aan de verdachte moesten worden teruggegeven.

De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de Opiumwet en de gevolgen van drugshandel, evenals de overwegingen die de rechtbank maakt bij het bepalen van de straf en de toepassing van het recht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/126348.23
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting te [naam PI] ,
raadsman mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 3.371,30 en de telefoon met goednummer [nummer] ;

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het vervoeren van de tenlastegelegde heroïne en cocaïne. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk de drugs met de auto heeft vervoerd en welke afstand daarbij afgelegd zou zijn. Vast staat dat de verdachte enkele stappen heeft gezet met de drugs in zijn hand. De verdediging vraagt zich af of dit voldoende is om tot een bewezenverklaring van het vervoeren van harddrugs te komen.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, kan worden vastgesteld dat de verdachte met de plastic tas met drugs vanaf de [adres] te Vlaardingen naar de nabij geparkeerde Toyota van de medeverdachte gelopen. De verdachte is – met de tas – als bijrijder ingestapt. De Toyota is vervolgens van de [strtaatnaam] te Vlaardingen naar Schiedam gereden. Hiermee is bewezen dat verdachte de drugs zowel lopend als met de auto heeft vervoerd.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde vervoeren van harddrugs.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 mei 2023 in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd,
ongeveer 996,2 gram, van een materiaal
bevattende heroïne en ongeveer 495,7 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een kilogram heroïne en een halve kilogram cocaïne. Dat is een ernstig feit. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit waarin harddrugs worden geproduceerd en verhandeld. De harddrugshandel gaat gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot hevige incidenten leidt. Bovendien wordt de volksgezondheid door het gebruik van drugs ernstig bedreigd.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) . Voor het vervoeren van één tot anderhalve kilogram harddrugs geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van zes maanden.
Dit uitgangspunt geldt ten aanzien van het volwassenstrafrecht. De verdediging heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht toegepast zou moeten worden. Volgens de verdediging voldoet de zaak aan de criteria die daarvoor gelden. Daartoe is de jonge leeftijd van de verdachte aangevoerd, maar ook het feit dat hij nog thuis woont en de jeugdige motivatie van de verdachte om het bewezen feit te plegen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het toepassen van het adolescentenstrafrecht het volgende. De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit 19 jaar en dus meerderjarig. Als uitgangspunt geldt dan dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank aanleiding ziet om daarvan af te wijken en het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet echter geen aanknopingspunten in de persoon van de verdachte dan wel de omstandigheden waaronder het feit is begaan die aanleiding geven tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht. De verdediging heeft daartoe onvoldoende omstandigheden naar voren gebracht.
Hoewel de rechtbank geen aanleiding ziet tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht heeft zij wel rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de in verhouding grote impact die een gevangenisstraf, in een voor de verdachte vreemd land, in deze levensfase op iemand heeft. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het uittreksel uit de Nederlandse justitiële documentatie van 21 mei 2023 en op de Spaanse, Franse, Duitse en Belgische documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het voorgaande geeft aanleiding de in de oriëntatiepunten opgenomen uitgangspunt van zes maanden gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging stellen zich op het standpunt dat het in beslag genomen geldbedrag en de telefoon met goednummer [nummer] teruggeven dienen te worden aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 3.371,30 en de in beslag genomen telefoon met goednummer [nummer] zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van €3371,30 en tevens het goed met goednummer [nummer] , als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte;
heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.S. Brouwer en L.C. Suiker, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 16 augustus 2023.
De griffier mr. L.C. Suiker is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 996,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
ongeveer 495,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.