ECLI:NL:RBROT:2023:8729

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10-118881-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld en voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die op 8 mei 2023 een poging heeft gedaan tot diefstal met geweld in een woning te Rotterdam. De verdachte had een geladen vuurwapen bij zich en heeft de aangever bedreigd met de woorden: "Waar is al je geld? Geef je geld!". De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de aangever een afspraak hadden gemaakt voor een seksdate, maar dat de verdachte al snel andere plannen had. Tijdens de confrontatie heeft de verdachte het vuurwapen tegen het hoofd van de aangever gehouden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuige als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de tegenstrijdigheden die door de verdediging zijn aangevoerd. De verdachte heeft geen aangifte gedaan van de overval, wat de rechtbank als opvallend beschouwt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-118881-23
Datum uitspraak: 4 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum [naam detentiecentrum01] ,
raadsman mr. A. Karacelik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort weergegeven op neer dat de verdachte op 8 mei 2023 heeft geprobeerd een overval te plegen in een woning en een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat de aangifte en de verklaring van de getuige tegenstrijdigheden bevatten, zowel onderling als met de rest van het dossier. Tevens heeft hij aangevoerd dat het alternatieve scenario dat de verdachte heeft geschetst – inhoudende dat juist hij werd overvallen door de aangever en de getuige – niet wordt weerlegd door het dossier en zelfs op punten daardoor wordt ondersteund, zoals door het aangetroffen DNA aan de binnenkant van de loop van het vuurwapen. Het gevonden vuurwapen is dan ook niet van de verdachte, maar van de aangever en/of de getuige.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte een afspraak heeft gemaakt met de aangever in diens woning om daar seks te hebben. Op enig moment is er een situatie ontstaan waarin een handgemeen heeft plaatsgevonden, waarbij ook een vuurwapen betrokken was. Uiteindelijk hebben de aangever en de getuige de politie gebeld, die de – inmiddels met lederen handboeien geboeide – verdachte heeft aangehouden. De aangever en de getuige hebben verklaard dat het de verdachte is geweest die hen met geweld (en het vuurwapen) heeft benaderd, de verdachte heeft verklaard dat het juist andersom is geweest.
De rechtbank volgt de lezing van de verdachte niet en verwerpt daarmee het verweer. Daartoe overweegt zij als volgt.
De verklaringen van de aangever en de getuige komen op essentiële onderdelen overeen. De verschillen die de raadsman heeft opgemerkt – zoals wie het vuurwapen op tafel heeft gelegd – zijn ondergeschikt en doen niet af aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
Belangrijker nog: de rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte wordt weerlegd door het dossier. De verdachte heeft verklaard dat hij op 8 mei 2023 op internet naar advertenties voor seksafspraken heeft gezocht en het initiatief heeft genomen om met de aangever in contact te komen. Vervolgens hebben de verdachte en de aangever bij de aangever thuis afgesproken voor een seksdate.
Uit de chatgesprekken van de verdachte met ene [naam01] volgt dat hij geldproblemen had en dat hij precies uiterlijk op 8 mei 2023 400 euro moest betalen. Daarbij springt in het oog dat de aangever en de getuige onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat de verdachte tijdens de overval zei dat hij geld nodig had. Zijn verklaring ter terechtzitting dat hij 150 euro zou betalen voor de seks en dat makkelijk kon betalen, strookt niet met die bevindingen (en overigens ook niet met zijn schulden en bewind). Bovendien is er DNA van de verdachte aangetroffen in de binnenkant van de loop van het vuurwapen en op de ratchet (bij de rechtbank ambtshalve bekend als het midden van de binnenzijde van de trommel van het vuurwapen). Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet verklaard worden doordat het vuurwapen tegen hem aan zou zijn gehouden, zoals de verdediging heeft aangevoerd. De resultaten van het onderzoek liggen juist meer voor de hand wanneer het vuurwapen van de verdachte was. Tot slot vindt de rechtbank het zeer opvallend dat de verdachte zelf geen aangifte heeft gedaan, ook niet op een later moment, terwijl hij daarvoor geen aannemelijke verklaring heeft. Als het werkelijk zo zou zijn gegaan als hij heeft verklaard en hij nu onterecht gedetineerd zou zitten, ligt het voor de hand dat hij aangifte doet.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte op 8 mei 2023 de aangever heeft geprobeerd te beroven met gebruik van geweld en onder bedreiging van een vuurwapen, en (dus) tevens een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 8 mei 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, dat aan [slachtoffer01] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan
ente doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
- een revolver tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft aangehouden en op het lichaam van die [slachtoffer01] heeft gericht en
- die [slachtoffer01] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Waar is al je geld? Geef je geld!" en "Don't shout or I'll kill you",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 8 mei 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk BBM, type Olympic 6, kaliber .22 (omgebouwde alarmrevolver, kaliber 6 mm knal), zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes kogelpatronen, kaliber .22, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
de eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 8 mei 2023 hadden de verdachte en de aangever afgesproken bij de aangever thuis voor een seksdate. De verdachte bleek al snel andere plannen te hebben: hij zette een geladen vuurwapen tegen het hoofd van de aangever en schreeuwde dat hij geld wilde hebben. In de woning was een vriend van de aangever aanwezig en samen hebben zij de verdachte kunnen overmeesteren.
Het spreekt voor zich dat deze gebeurtenis een enorme impact op de aangever heeft gehad. Hij heeft gevreesd voor zijn leven en als de getuige er niet was geweest, had dit heel anders kunnen aflopen. Het lijkt erop dat het een wanhoopsdaad van de verdachte was, uit geldnood, waarbij hij geen enkel respect heeft getoond voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangever.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij een poging tot het plegen van een woningoverval met licht geweld en bedreiging wordt, volgens de oriëntatiepunten van de rechtspraak, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar als uitgangspunt genomen. Daarnaast is sprake van vuurwapenbezit buiten de eigen woning, waarvoor een uitgangspunt van acht maanden gevangenisstraf geldt en waarbij nog als strafvermeerderende factor komt dat het wapen was geladen.
Gelet op de overlap tussen de feiten – het vuurwapen is immers gebruikt om mee te dreigen tijdens de overval – en rekening houdend met het feit dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met justitie, is de op te leggen straf lager dan de oriëntatiepunten.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 4 september 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 mei 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een revolver tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft aangehouden en/of op het lichaam van die [slachtoffer01] heeft gericht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer01] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Waar is al je geld? Geef je geld!" en/of "Don't shout or I'll kill you", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 mei 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk BBM, type Olympic 6, kaliber .22 (omgebouwde alarmrevolver, kaliber 6 mm knal), zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber .22, voorhanden heeft gehad.