ECLI:NL:RBROT:2023:8728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
99/000869-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging proeftijd van voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met een proeftijd van 365 dagen die afloopt op 9 september 2023. Het openbaar ministerie heeft op 20 juli 2023 een vordering ingediend om de proeftijd met 180 dagen te verlengen, onder verwijzing naar een reclasseringsrapport dat adviseert om de proeftijd te verlengen vanwege lopende interventies op het gebied van financiën, huisvesting en ambulante behandeling.

Tijdens de openbare terechtzitting is de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsman. De reclasseringswerker heeft verklaard dat het herhalingsrisico laag is en dat de ambulante behandeling in de afrondende fase zit. De officier van justitie heeft volhard in de vordering, maar de verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde van plan is naar Turkije te verhuizen voor zijn studie, en dat een verlenging van de proeftijd niet noodzakelijk of proportioneel is.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de verlenging. Gezien het lage herhalingsrisico en de omstandigheden van de veroordeelde, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de vordering tot verlenging van de proeftijd te zwaar is en heeft deze afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam

Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000869-37
Parketnummer: 10/811019-20
Datum uitspraak: 18 augustus 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
Rotterdam van 13 oktober 2020, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Aanvankelijk was de datum waarop de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld 14 juli 2022. Bij beslissing van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2022 is de voorwaardelijke invrijheidsstelling uitgesteld voor een periode van maximaal 90 dagen.
Uiteindelijk is de veroordeelde feitelijk in vrijheid gesteld op 7 september 2022, met een strafrestant van 363 dagen en een proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 365 dagen. De proeftijd zal aflopen op 9 september 2023.
1.3.
Vordering
Op 20 juli 2023 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot het verlengen van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde met 180 dagen. In de vordering wordt gesteld dat er concrete interventies op het gebied van financiën, huisvesting en de ambulante behandeling zijn gestart. Er is een verlenging van de proeftijd nodig om deze interventies af te ronden en de risico’s verder in te perken en te beheersen.
Bij de vordering is verwezen naar het rapport van 3 juli 2023 van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering).
In het reclasseringsrapport van 3 juli 2023 wordt geadviseerd om de proeftijd van de
voorwaardelijke invrijheidsstelling te verlengen. Indien de veroordeelde wordt
toegelaten tot budgetbeheer, kan er een aanvraag worden gedaan voor een urgentieverklaring. Deze doelen van huisvesting en financiën zijn, naast het verkrijgen van een betaalde baan, voor de reclassering reden om te adviseren de proeftijd te verlengen met een half jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig acht.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 18
augustus 2023.
De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsman mr. D.C.O. Ayinla, die waarneemt voor mr. van de Eerden, zijn gehoord. Verder is de
deskundige [deskundige01] , als reclasseringswerker verbonden aan de reclassering,
gehoord.
De deskundige heeft op de terechtzitting aan het eerdere advies toegevoegd dat de ambulante behandeling van de veroordeelde in de afrondende fase zit. Het is niet duidelijk of deze geheel is afgerond. Het herhalingsrisico is laag en ook lager dan ten tijde van het vorige rapport, omdat zowel het drugsgebruik als het psychosociaal functioneren van de veroordeelde niet langer risicofactoren zijn.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Hij heeft ter terechtzitting benoemd dat het plan van de veroordeelde om naar Turkije te verhuizen en daar te studeren zijn standpunt niet
anders maakt. Dit plan is nog niet concreet genoeg. Zo is er nog geen woonruimte
beschikbaar in Turkije en is de veroordeelde nog niet ingeschreven bij een universiteit of school.
De veroordeelde en de raadsman hebben verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe is
aangevoerd dat de veroordeelde van plan is om op korte termijn naar Turkije te verhuizen waar hij een opleiding wil gaan volgen. De veroordeelde heeft zijn afgelopen vakantie in Turkije gebruikt om informatie in te winnen over het studeren en leven in Turkije.
Verlenging van de proeftijd zal daarom geen doel hebben. Daarnaast wordt een verlenging niet evenredig geacht. Het is een zwaar middel en dient ingezet te worden als er concrete omstandigheden zijn die zorgen voor een verhoogd risico. Daar is in deze zaak geen sprake van. Het herhalingsgevaar wordt door de reclassering al als laag ingeschat. Een verlenging is daarmee noodzakelijk noch proportioneel.

2..Beoordeling

De proeftijd dient te worden verlengd wanneer en voor zo lang dat, met het oog op het
recidiverisico dat van de veroordeelde uitgaat, noodzakelijk en proportioneel is. Bij de
beoordeling van een verlengingsverzoek dient de rechtbank alle relevante individuele feiten en omstandigheden te betrekken, waaronder de belangen van de veroordeelde en het belang van de veiligheid van de samenleving. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De veroordeelde heeft gedurende de doorlopen proeftijd redelijk goed invulling gegeven aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. De reclassering schat het risico op herhaling in als laag. Bij die stand van zaken mag uit het oogpunt van noodzakelijkheid en proportionaliteit
worden verwacht dat ter onderbouwing van een advies en een vordering tot verlenging van de proeftijd zeer concreet wordt aangegeven waarom die verlenging toch noodzakelijk is. Dat de reclassering en het openbaar ministerie het liefst alle einddoelen bereikt zien is te begrijpen, maar moet worden afgewogen tegen het belang van de veroordeelde. Daarbij weegt zwaar dat de veroordeelde een strafrestant van bijna één jaar boven zijn hoofd heeft hangen. Het verlengen van de proeftijd met een half jaar wordt gelet op het lage herhalingsgevaar en de overige omstandigheden dan ook gezien als een te zwaar middel om het doel te bereiken.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering af.
Deze beslissing is genomen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2023.
De voorzitter en griffier zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.