Uitspraak
Rechtbank ROtterdam
1..Procesverloop
Rotterdam van 13 oktober 2020, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met een proeftijd van 365 dagen die afloopt op 9 september 2023. Het openbaar ministerie heeft op 20 juli 2023 een vordering ingediend om de proeftijd met 180 dagen te verlengen, onder verwijzing naar een reclasseringsrapport dat adviseert om de proeftijd te verlengen vanwege lopende interventies op het gebied van financiën, huisvesting en ambulante behandeling.
Tijdens de openbare terechtzitting is de officier van justitie gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsman. De reclasseringswerker heeft verklaard dat het herhalingsrisico laag is en dat de ambulante behandeling in de afrondende fase zit. De officier van justitie heeft volhard in de vordering, maar de verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde van plan is naar Turkije te verhuizen voor zijn studie, en dat een verlenging van de proeftijd niet noodzakelijk of proportioneel is.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de verlenging. Gezien het lage herhalingsrisico en de omstandigheden van de veroordeelde, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de vordering tot verlenging van de proeftijd te zwaar is en heeft deze afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.