ECLI:NL:RBROT:2023:8727

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10-125126-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1987, die ten laste was gelegd het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 mei 2023 in Rotterdam een vuurwapen, een Glock 19X, en 17 kogelpatronen van het kaliber 9MM voorhanden had. De politie had de auto van de verdachte doorzocht in het kader van een onderzoek naar een schietpartij, waarbij de verdachte niet voldeed aan de vordering om zijn telefoons af te geven. Tijdens de doorzoeking werden twee telefoons aangetroffen, maar niet de gezochte telefoon. Later werd de auto naar het politiebureau overgebracht, waar een grondigere doorzoeking plaatsvond, resulterend in de vondst van het vuurwapen en munitie. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was en dat de verdachte voldoende beschikkingsmacht en wetenschap had over het aangetroffen vuurwapen. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-125126-23
Datum uitspraak: 12 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken. Er is sprake geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de auto. De verdachte heeft gezien dat de politie de gezochte telefoon al had gevonden, op het moment dat hij werd weggebracht naar het politiebureau. De auto is pas daarna uitvoerig doorzocht en dus zonder rechtsgrond. Dit moet leiden tot uitsluiting van het bewijs dat ziet op het aantreffen van het vuurwapen in die auto.
Daarnaast had de verdachte geen beschikkingsmacht over en geen wetenschap van het vuurwapen. De verdachte had op het moment dat hij werd aangehouden immers maximaal tien minuten de beschikking gehad over de auto waarin het wapen werd aangetroffen. De auto stond niet op naam van de verdachte en werd door meerdere personen gebruikt. Daarnaast is het wapen aangetroffen op een plek die je niet kan zien en waar je niet bij kan als je achter het stuur zit. Het op het wapen aangetroffen DNA van de verdachte is vermoedelijk daarop terechtgekomen omdat hij voorafgaand aan het ophalen van de auto meerdere personen die in/bij de auto waren heeft gegroet en een boks heeft gegeven.
4.1.2.
Beoordeling
Doorzoeking auto
In het kader van een onderzoek naar een schietpartij, eerder dit jaar in Rotterdam, was de politie op zoek naar de telefoons van een aantal mogelijk betrokken personen. Eén daarvan was de telefoon van de verdachte. Om tot inbeslagname van de telefoon over te kunnen gaan, is een zogeheten printertap aangesloten. Daarnaast is de verdachte korte tijd onder observatie genomen. Op 17 mei 2023 zag de politie dat de verdachte en zijn telefoon dezelfde reisbeweging maakten. Op dat moment is de verdachte staande gehouden en werd hem de uitlevering van zijn telefoons gevorderd. De verdachte voldeed niet aan deze vordering en verklaarde dat hij geen telefoon bij zich had.
Daarop is de auto doorzocht en trof de politie twee telefoons aan. Kort daarna bleek dat dit niet de telefoon betrof waarop de printertap was aangesloten. Deze telefoon is alsnog in een nabijgelegen grasveld aangetroffen. De auto is naar het politiebureau overgebracht en daar grondiger doorzocht. Daarbij is aan de binnenzijde van de rugleuning van de bijrijderszitting een vuurwapen en een magazijn aangetroffen.
Gezien het feit dat de verdachte verklaarde geen telefoons bij zich te hebben, er bij de (eerste) doorzoeking van de auto reeds twee telefoons werden aangetroffen en een derde telefoon buiten de auto werd aangetroffen, had de politie voldoende reden en de bevoegdheid om de auto nader te doorzoeken op de aanwezigheid van eventuele andere telefoons. De aan de verdachte gegeven vordering hield immers in afgifte van ál zijn telefoons en het was onduidelijk of alle telefoons al waren gevonden. De tweede doorzoeking van de auto was daarmee rechtmatig. Het verweer dat strekt tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Beschikkingsmacht en wetenschap
Het aangetroffen vuurwapen is onderworpen aan DNA-onderzoek. Uit het rapport van het NFI volgt dat op de trekker en de ruwe delen van het vuurwapen een DNA-profiel is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van de verdachte. De kans dat het DNA van een willekeurige derde is, is door het NFI berekend op kleiner dan 1 op 1 miljard.
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen dat de verdachte feitelijke macht daarover kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
De rechtbank vindt dat met het aantreffen van de verdachte in de auto, in zijn eentje, in combinatie met het in diezelfde auto aantreffen van een vuurwapen en het daarop aangetroffen DNA, is bewezen dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad.
Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario zou immers betekenen dat iemand anders, na het geven van een boks aan de verdachte, het wapen in de rugleuning van de passagiersstoel zou hebben geplaatst, terwijl de verdachte, die op dat moment bij de auto aanwezig was, dit niet heeft opgemerkt. Hierbij zou diegene het DNA van de verdachte naar twee plekken op het wapen, te weten de trekker en de ruwe delen, hebben moeten overdragen. De rechtbank acht een dergelijk scenario niet geloofwaardig.
Uit de bewijsmiddelen volgt overigens dat de locatie van het vuurwapen met één hand te bereiken was voor personen op de bestuurderszitting, zodat ook het verweer dat daarop ziet, niet kan slagen.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 17 mei 2023, te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19X, kaliber 9MM, voorhanden heeft gehad;
2
hij, op 17 mei 2023, te Rotterdam,
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 17 kogelpatronen van het kaliber 9MM, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en

2.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 17 mei 2023 een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het geladen vuurwapen is gevonden in de auto waar de verdachte op dat moment in reed en was voor direct gebruik in de openbare ruimte gereed. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid. De ervaring leert dat het bezit van een vuurwapen vaak leidt tot het gebruik daarvan. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt dan ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient mede vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Op de zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij vader is van vier jonge kinderen. Met hulp van de gemeente is hij bezig met een traject wat moet leiden naar vast werk.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden geen reden om ten gunste van de verdachte naar beneden af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 september 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 17 mei 2023, te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19X, kaliber 9MM, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2
hij, op of omstreeks 17 mei 2023, te Rotterdam,
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 17 kogelpatronen van het kaliber 9MM, voorhanden heeft gehad.
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)