ECLI:NL:RBROT:2023:8726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
71-094894-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor de invoer van 7000 kilo cocaïne met procesafspraken

Op 29 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van ruim 7000 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, had een coördinerende rol in de drugshandel en had mede geïnvesteerd in de partij cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk cocaïne heeft binnengebracht in de Nederlandse territoriale wateren op 19 februari 2021. De cocaïne was aangetroffen in containers die door de Belgische douane werden onderzocht. De verdachte was geïdentificeerd via Sky-chatberichten, waarin hij nauw betrokkenheid bij de invoer van de cocaïne aantoonde.

De rechtbank heeft de gemaakte procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte in acht genomen, waarbij de verdachte afstand deed van zijn verdedigingsrechten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 7 jaar, wat de rechtbank passend achtte gezien de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van de procesafspraken, ondanks dat hij de Nederlandse taal niet machtig was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar omdat hij niet over deze omstandigheden wilde verklaren, kon hier geen rekening mee worden gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71-094894-22
Datum uitspraak: 29 augustus 2023
Tegenspraak
Verkort vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] , Groot-Brittannië op [geboortedatum01] 1985,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Het Openbaar Ministerie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van deze strafzaak. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd en ondertekend op respectievelijk 27, 28 en 31 juli 2023. De procesafspraken behelzen – voor zover relevant - het volgende:
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting een strafeis van 7 jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk formuleren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest en uitleveringsdetentie heeft doorgebracht;
  • de verdediging zal geen onderzoekswensen indienen en zal reeds gedane onderzoekswensen intrekken;
  • de verdediging zal geen bewijs- of niet ontvankelijkheidsverweren voeren.

4.Standpunten officieren van justitie en verdediging

Standpunt officieren van justitie
Het standpunt van de officieren van justitie mrs. G.H. Rip en P.J.A. Huttenhuis (hierna: de officier van justitie) is dat het primair ten laste gelegde feit te bewijzen is.
Standpunt verdediging
De raadsman onthoudt zich van bewijs- of niet ontvankelijkheidsverweren en refereert zich – voor zover dit aansluit bij de inhoud van de gemaakte procesafspraken – aan het oordeel van de rechtbank.

5.Waardering van het bewijs

Beoordeling van de procesafspraken
De rechtbank heeft tijdens de zitting benadrukt dat de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en dat de rechtbank de procesafspraken terzijde kan schuiven als op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de geëiste straf niet passend acht.
Bewijsoverwegingen en bewezenverklaring
Op 18 februari 2021 omstreeks 23.19 uur vaart het containerschip de [naam vaartuig01] het Nederlandse grondgebied binnen. Via de Westerschelde vaart het schip op 19 februari 2021 naar de haven van Antwerpen.
Op 20 februari 2021 worden door de Belgische douaneautoriteiten containers van dit schip onderzocht, waarbij een partij van 7.179,15 kilogram cocaïne is aangetroffen.
Er zijn Sky-chatberichten aangetroffen met betrekking tot deze partij cocaïne. De verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van de Sky-accounts [Sky-account01] en [Sky-account02] en uit de berichten volgt dat hij nauw betrokken is bij de invoer van deze partij cocaïne.
Op basis van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte samen met anderen nauw betrokken is geweest bij het regelen van het vervoer van de partij, de wijziging van de documenten en de gang van zaken na aankomst van de cocaïne in de haven van Antwerpen. Ook blijkt dat hij financieel een aandeel had in deze partij cocaïne.
Dit alles maakt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daarbij gaat het om het volgende feit:
hij omstreeks 19 februari 2021
in de Nederlandse territoriale wateren tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.200 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de
Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Waardering procesafspraken
Ter zitting heeft de verdachte op vragen van de rechtbank herhaaldelijk geantwoord dat hij de gemaakte procesafspraken begrijpt, dat hij deze vrijwillig heeft gemaakt en dat hij het inhoudelijk eens is met die afspraken. Ook heeft hij verklaard dat hij zich bewust is van de gevolgen van de gemaakte afspraken, met name van de afspraken waarbij hij verdedigingsrechten opgeeft. Hoewel de overeenkomst in het Nederlands is opgesteld en de verdachte deze taal niet machtig is, heeft de verdachte verklaard dat hij de inhoud van de overeenkomst voorafgaand aan de zitting kende. Bovendien is de overeenkomst tijdens de zitting voorgehouden en vertaald door een tolk naar het Engels.
Op grond van de bespreking ter zitting van de procesafspraken met de verdachte, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust is van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken, gekomen is tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder gedacht aan het belang van de verdachte om zo spoedig mogelijk berecht te worden, mede afgezet tegen de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis verblijft terwijl een inhoudelijke behandeling van zijn zaak vermoedelijk pas eerst in het voorjaar van 2024 zou kunnen plaatsvinden.
Eis van de officier van justitie
In lijn met de gemaakte procesafspraken heeft de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren geëist, met aftrek van de reeds ondergane uitleveringsdetentie en voorlopige hechtenis.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van ruim 7.000 kilogram cocaïne in Nederland. De cocaïne werd in een container met een vrachtschip via de Nederlandse wateren naar Antwerpen getransporteerd. De verdachte had daarbij een coördinerende rol en had ook mede geïnvesteerd in deze partij cocaïne. Dat de verdachte bovenin de hiërarchie stond en geen ‘kleine jongen’ was, volgt bovendien uit berichten als “Sommige winnen we, sommige verliezen we. Dat is ons werk, ons leven”. Ook schrijft hij: “Ik had alleen 600-700, maar ik huil niet” en “Ik kijk alweer naar de volgende klus”.
De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Een hoeveelheid van ruim 7.000 kilo is dermate groot dat deze partij bestemd was voor de verdere verspreiding en handel. Door deze handel wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat het gepaard gaat met vele vormen van zware criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was kennelijk alleen uit op eigen gewin.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de verdachte niet over zijn persoonlijke omstandigheden willen verklaren, zodat de rechtbank daarmee geen rekening kan en zal houden.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend, tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie, verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 augustus 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 februari 2021
in de Nederlandse territoriale wateren en/of in de Westerschelde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.200 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2020 tot en met 20 februari 2021 in Nederland en/of in Groot-Brittannië en/of in de Verenigde Arabische Emiraten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, te weten ongeveer 7.200 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- één of meerdere betalingen (laten) verrichten ten behoeve van de aankoop (van een hoeveelheid) cocaïne en/of het transport van deze cocaïne;
- met elkaar (via PGP-telefoons) berichten uitgewisseld inzake, hoeveelheden, wijze
van vervoer, plaatsing in container, lossing, logistieke en/of administratieve afhandeling van containers (met cocaïne) en/of
- middels telefoon of email contact (laten) onderhouden met de rederij(en) en de douane ten behoeve van de financiële, logistieke en/of administratieve afhandeling van deze containers
- één of meerdere betalingen (laten) verrichten ten behoeve van het vrijgeven van één of meerdere van deze containers.
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)