ECLI:NL:RBROT:2023:8725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
10-275260-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte voor het vervoeren van heroïne en het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2023 vonnis gewezen tegen de verdachte, geboren in 1999, die beschuldigd werd van het vervoeren van bijna 2 kilogram heroïne en het voorhanden hebben van bijna 38 kilo versnijdingsmiddel voor heroïne. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door raadsman mr. H. Raza. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 oktober 2022 in Rotterdam en Gouda opzettelijk heroïne heeft vervoerd en stoffen voorhanden heeft gehad die bestemd waren voor het versnijden van heroïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan de drugscriminaliteit, maar bood ook ruimte voor rehabilitatie door middel van de voorwaardelijke straf en begeleiding door de reclassering. De in beslag genomen heroïne werd onttrokken aan het verkeer. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-275260-22
Datum uitspraak: 29 augustus 2023
Tegenspraak
Verkort vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023.

2.Beschuldiging in de tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Rotterdam en/of te Gouda, althans in Nederland,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1.973 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Rotterdam en/of te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten een hoeveelheid van 37.863 gram paracetamol en/of coffeïne voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2022 te Rotterdam en/of te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder registratie, een hoeveelheid van 37.863 gram paracetamol en/of coffeïne, althans een hoeveelheid paracetamol en/of coffeïne, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad.

3.Beslissingen over het bewijs

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts vindt dat de feiten 1 en 2 primair bewezen kunnen worden verklaard.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 1 en 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Hij heeft aangevoerd dat er geen sprake is van voorbereidingshandelingen gericht op de Opiumwet, nu er alleen maar dozen met paracetamol en coffeïne zijn overgedragen. De persoon die de dozen van de verdachte ontvangen heeft, heeft verklaard dat het ging om medicijnen bestemd voor Afrika.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 24 oktober 2022 reed de verdachte in zijn auto en werd door de politie aangehouden.
In de auto lag een plastic tas met daarin bijna 2 kilo heroïne. Even daarvoor was gezien dat de verdachte vanuit zijn auto twee dozen naar een andere auto bracht.
De verdachte heeft verklaard dat hij bij iemand een gokschuld had en daarom voor die persoon twee dozen heeft afgeleverd in Rotterdam en vervolgens het plastic tasje heeft vervoerd naar Utrecht. De verdachte verklaarde dat hij niet precies wist wat er in de dozen en het tasje zat, maar wel dat het iets was wat verboden is. De persoon aan wie de verdachte de dozen heeft overgedragen is ook aangehouden en de inhoud van de dozen is onderzocht. In de dozen zat bijna 38 kilo van een gekleurd mengsel van coffeïne en paracetamol. De deskundige die het mengsel heeft onderzocht concludeert dat dit gebruikelijke versnijdingsmiddelen zijn voor heroïne. De kleur van zuivere coffeïne en paracetamol is wit; om het versnijden met beige tot bruine heroïne niet te laten opvallen, wordt aan het mengsel een beige/bruin kleurend materiaal toegevoegd.
De verdachte is zelf verantwoordelijk voor wat hij in zijn auto meeneemt. Hij heeft nagelaten de inhoud aan een nadere controle te onderwerpen. Evenmin heeft hij geweigerd de dozen of het tasje mee te nemen. Voor de dozen met versnijdingsmiddel geldt bovendien dat op de doos stond dat deze coffeïne en paracetamol bevatten. De verdachte heeft zich onder deze omstandigheden willens en wetens blootgesteld aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans dat er in de tas en de dozen drugs of daaraan gerelateerde middelen zouden zitten, zoals ook het geval bleek te zijn. Dit geldt temeer nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij wel wist dat het foute boel was met die dozen en dat tasje en dat hij fout zat. De verdachte heeft daarmee voorwaardelijk opzet gehad op het vervoeren van de heroïne en hij heeft stoffen voorhanden gehad die speciaal bestemd waren voor het versnijden van heroïne en daarmee dus voorbereidingshandelingen gepleegd betreffende de Opiumwet.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 primair heeft begaan op de volgende manier:
1
hij op 24 oktober 2022 te Rotterdam en te Gouda,
opzettelijk heeft vervoerd,
ongeveer 1.973 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 primair
hij op 24 oktober 2022 te Rotterdam
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken
enverwerken, van een hoeveelheid heroïne , een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, , voor te bereiden en/of te bevorderen, stoffen, , te weten een hoeveelheid van 37.863 gram paracetamol en coffeïne voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.

4.Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie

Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod.
Feit 2
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Strafmotivering

Vooraf
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
De rechtbank heeft in dit geval gekozen voor een vorm van berechting waarin wordt gestreefd naar een snelle berechting en waarin bovendien de nadruk explicieter ligt op de met strafoplegging na te streven strafdoelen. Naast vergelding, waar maatschappelijk vaak het zwaartepunt ligt, wil de rechtbank ook de andere doelen van straf goed voor ogen houden: speciale preventie, generale preventie en resocialisatie. Deze vorm van berechting wordt aangeduid als de ‘Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting’ [1] (STMK). Een belangrijk thema van zo’n zitting is ‘naar de toekomst te kijken’. Hierbij past een zekere reflectie op het heden en het verleden. Daarbij heeft de verdachte nadrukkelijk ook een eigen rol. Als de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, inzicht kan geven in de oorzaken van zijn gedrag en kan reflecteren op zijn handelen, zet hij daarmee een eerste stap op de weg terug naar de maatschappij.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging acht de eis van de officier van justitie buitenproportioneel hoog, dit gelet op de straffen die normaliter voor soortgelijke feiten worden opgelegd en het karakter van de STMK zitting.
Beoordeling
De ernst van de feiten
De verdachte heeft bijna 2 kilo heroïne vervoerd. Ook heeft hij bijna 38 kilo versnijdingsmiddel voor heroïne voorhanden gehad. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het bewerken van harddrugs.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Daar komt bij dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van deze drugscriminaliteit.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 13 augustus 2023 blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen betreffende de Opiumwet.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte werd eerder veroordeeld wegens drugsdelicten waardoor er bij een veroordeling kan worden gesproken van een beginnend delictpatroon.
Uit onderzoek van de reclassering komen enige instabiliteit en risicofactoren naar voren op de leefgebieden. De verdachte heeft geen passende “eigen” huisvesting en het ontbreekt hem aan een structurele dagbesteding en daarbij horend vast inkomen. Daarnaast worden delict gerelateerde risicofactoren gezien in zijn (criminele) sociale netwerk, financiën en gokverleden.
De reclassering heeft zorgen over het feit dat de verdachte zich enige tijd genoodzaakt heeft gevoeld om onder te duiken omdat hij een openstaande (gok)schuld had in een (blijkbaar) crimineel circuit. Ondanks dat hij zegt dat deze schuld is afbetaald, zijn er zorgen over zijn gedragskeuzen en sociale vaardigheden. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Er dient aandacht te zijn voor het versterken van de maatschappelijke positie en persoonlijkheid om (voor lange termijn) delictvrije keuzes te (blijven) maken. Positief en beschermend is dat de verdachte zich gesteund voelt door zijn familie en partner en steun ervaart in het geloof.
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en dagbesteding.
Passende straf
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Deze liggen aanzienlijk lager dan de eis van de officier van justitie.
Daarom hanteert de rechtbank bij de strafoplegging als uitgangspunt een gevangenisstraf van 8 maanden voor feit 1. Daar komt feit 2 dan nog bij.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de verklaring die de verdachte op de zitting over zijn rol heeft afgelegd. Hoewel de verdachte in deze verklaring tot op zekere hoogte verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, zijn er ook zorgen. Dat de verdachte onder druk werd gezet wil de rechtbank best aannemen, maar een gegeven is ook dat hem door anderen het vervoer van een partij heroïne met een aanzienlijke straatwaarde is toevertrouwd. De volgende keer zal de verdachte andere keuzes moeten maken. De rechtbank ziet hierin reden voor een flinke stok achter de deur bij de op te leggen gevangenisstaf.
Alles afwegend komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden en daarvan wordt een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk opgelegd.
De totaalduur van de straf doet recht aan het element van leedtoevoeging dat gelet op de ernst van het feit niet kan en mag ontbreken in de straf. Die totaalduur komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat daarnaast een voorwaardelijke straf van vijf maanden boven zijn hoofd hangt. Voor anderen - onder meer jonge mensen - moet ook duidelijk zijn dat het faciliteren van de handel in harddrugs niet de weg is naar het grote of makkelijke geld en dat gevangenisstraf volgt als zij ook in de fout gaan.
Dat een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Op de zitting heeft hij gezegd dat hij op het rechte pad wil blijven en niet meer met politie en justitie in aanraking wil komen, ook omdat hij zich nu moet bewijzen tegenover zijn vriendin en familie. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en een strafbaar feit pleegt kan de voorwaardelijk opgelegde straf van vijf maanden gevangenisstraf alsnog worden tenuitvoergelegd. De bijzondere voorwaarden, waartoe de verdachte zich bereid heeft verklaard, moeten hem helpen om het niet zover te laten komen. Wanneer hij zich niet houdt aan deze bijzondere voorwaarden, kan eveneens de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf volgen.

6.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen heroïne zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht bij reclassering
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Rotterdam. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
3. Dagbesteding
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: 4 blokken heroïne (goedcode: [beslagnummer01] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 augustus 2023.