ECLI:NL:RBROT:2023:8696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
C/10/662918 / JE RK 23-1830
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02], door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Dordrecht voor een periode van twaalf maanden. Dit verzoek is gedaan omdat de kinderen momenteel geen contact hebben met hun vader en er zorgen zijn over hun veiligheid en ontwikkeling. De moeder van de kinderen heeft echter verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen, omdat zij van mening is dat een ondertoezichtstelling niet nodig is, gezien het feit dat de ouders recentelijk zijn verwezen naar een omgangshuis en er al hulpverlening is gestart.

Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. S. Karami. De vader is niet verschenen, maar heeft via zijn advocaat laten weten achter het verzoek van de Raad te staan. De bijzondere curator heeft ook schriftelijk haar mening gegeven en twijfelt aan de wenselijkheid van een ondertoezichtstelling, gezien de jonge leeftijd van de kinderen en het feit dat er al hulpverlening is gestart.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ontwikkelingsbedreiging is, vooral door het gebrek aan omgang met de vader en de extreme afwijzing van de kinderen jegens hem. Echter, gezien de lopende hulpverlening en de bereidheid van beide ouders om samen te werken aan de omgang, heeft de kinderrechter besloten het verzoek van de Raad af te wijzen. De kinderrechter benadrukt dat indien de hulpverlening niet de gewenste resultaten oplevert, een ondertoezichtstelling in de toekomst alsnog overwogen kan worden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/662918 / JE RK 23-1830
datum uitspraak: 8 september 2023

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] [geboorteland01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,

[minderjarige02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats01] [geboorteland01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 25 juli 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum,
- het bericht van de advocaat van de vader van 24 augustus 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum,
- het gewijzigde verzoek van de Raad van 24 augustus 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 25 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. S. Karami,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten mw. [naam01] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten dhr. [naam02] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.
De bijzondere curator is niet opgeroepen, maar heeft wel schriftelijk haar mening kenbaar gemaakt.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaanse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
mw. K. Farabi, tolk in de Marokkaanse taal.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wonen bij de moeder.

Het verzoek van de Raad

De Raad heeft verzocht om [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Dordrecht, gevestigd te Dordrecht, voor een periode van negen maanden.
De Raad heeft het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Dordrecht, gevestigd te Dordrecht, voor een periode van twaalf maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op dit moment hebben de kinderen geen contact met de vader. De kinderen lijken te hebben gekozen voor de moeder omdat het onveilig zou zijn bij de vader. De komende periode wil de Raad erop toezien dat de hulp wordt voortgezet en kan worden gereguleerd.

Het standpunt van de GI

De GI staat achter het verzoek van de Raad. Er zijn zorgen over de omgang met de vader en zorgen over de identiteitsontwikkeling van de kinderen.

Het standpunt van de belanghebbende

Door en namens de moeder is verzocht het verzoek van de Raad af te wijzen. De moeder vindt een ondertoezichtstelling niet nodig omdat de ouders onlangs zijn verwezen naar het omgangshuis. Dit is in de bodemprocedure beslist. Inmiddels staat het gezin op de wachtlijst voor het Rotterdams Omgangshuis. De moeder staat achter de hulp die wordt geboden en weet wat dit inhoudt. De ondertoezichtstelling zal in dit geval enkel zien op de omgang, waaraan hoge eisen zijn verbonden. Omdat er al een traject in het vrijwillig kader is gestart in de bodemprocedure, is het onwenselijk ook een ondertoezichtstelling uit te spreken.
Bij e-mail van 24 augustus 2023 heeft de advocaat van de vader laten weten dat de vader achter het verzoek van de Raad staat.

Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator heeft schriftelijk haar mening kenbaar gemaakt. De bijzondere curator is van mening dat er, gezien de jonge leeftijd, niet te veel moet worden getrokken aan [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . Op dit moment is er al een verwijzing naar een hulpverleningstraject gegeven. De vraag is of een ondertoezichtstelling dan wenselijk is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ontwikkelingsbedreiging met name is gelegen in (het gebrek aan) omgang met de vader en de omstandigheid dat de kinderen hem extreem afwijzen. Vastgesteld kan echter worden dat in de echtscheidingsprocedure de ouders zijn verwezen naar het uniform hulpaanbod en dat er een bijzondere curator is benoemd. Op dit moment staat het gezin op de wachtlijst voor het Rotterdams Omgangshuis. Beide ouders hebben aangegeven hier aan mee te willen werken en zich hiervoor in te zetten. De moeder staat er ook achter dat er omgang tussen de kinderen en de vader wordt gerealiseerd. Gezien het feit dat daarmee passende hulpverlening wordt ingezet, de ouders hebben toegezegd zich daarvoor in te zullen zetten en de omstandigheid dat het verloop van dit hulpverleningstraject in de echtsscheidingsprocedure nog aan de orde zal komen, is een ondertoezichtstelling op dit moment niet aangewezen. Indien dit traject niet de gewenste resultaten oplevert, kan op een later moment alsnog worden overwogen of een ondertoezichtstelling aangewezen is. De kinderrechter wijst het verzoek van de ondertoezichtstelling dan ook af.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de Raad af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.