ECLI:NL:RBROT:2023:8695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10-125174-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van verlengde uitvoer van 29 kilo cocaïne met onbetrouwbare drukverklaring van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 september 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door op 17 mei 2023 te Hoek van Holland ongeveer 29 kilogram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland te brengen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit een hogere straf rechtvaardigde. De verdachte had tijdens zijn werk als vrachtwagenchauffeur de cocaïne vervoerd, met de bedoeling deze in het Verenigd Koninkrijk af te leveren. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte dat hij onder druk was gezet om de drugs te vervoeren niet geloofwaardig, gezien de omstandigheden waaronder hij de drugs had ontvangen en de communicatie met medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had laten leiden door financieel gewin en dat zijn handelen had bijgedragen aan de internationale drugshandel. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-125174-23
Datum uitspraak: 4 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI01] ,
waarnemend raadsman mr. O.F. Qane, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Bewezenverklaring

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (uitvoer cocaïne)
De verdachte heeft het primair ten laste gelegde bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 mei 2023 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 29 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tijdens zijn werk als vrachtwagenchauffeur een sporttas met daarin 29 kilo cocaïne meegenomen, met de bedoeling deze in het Verenigd Koninkrijk af te leveren.
Onderweg naar de ferry in Hoek van Holland is hij van de doorgaande route afgeweken en heeft hij, zoals met de medeverdachte(n) was afgesproken, zijn vrachtwagen stil gezet, waar de medeverdachte(n) de tas verstopte(n) in de palletbak onder verdachtes vrachtwagen, die op slot werd gedaan. De verdachte kreeg toen het sleuteltje overhandigd en moest die goed verstoppen. Dat heeft hij gedaan: bij de uitreiscontrole voor de ferry moest de bak uiteindelijk op last van de Douane worden opengebroken, waarna de tas met cocaïne werd aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat hij onder druk werd gezet om de cocaïne te vervoeren, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Ten eerste acht de rechtbank niet zonder meer aannemelijk dat personen een (ogenschijnlijk) willekeurige vrachtwagenchauffeur, die op dat moment niet voor een bedrijf reed waarvan de vrachtwagens naar het Verenigd Koninkrijk gingen, tot drie maal toe op straat zouden benaderen, hem onder druk zouden zetten met foto’s van zijn familie en hem vervolgens zouden toevertrouwen een lading drugs met een (de rechtbank ambtshalve bekende) straatwaarde van ongeveer anderhalf miljoen euro te gaan rijden. Hierbij is het onduidelijk waarom – naast deze druk waaraan de verdachte zich niet zou hebben kunnen onttrekken – ook nog een bedrag van € 10.000,- per transport in het vooruitzicht zou zijn gesteld. Verder is het opmerkelijk dat de verdachte geen duidelijk signalement van de persoon kan geven die met hem contact had en dat de dashcam in zijn vrachtwagen, terwijl hiervoor geen aanwijsbare technische reden was, kortstondig zou zijn uitgevallen precies op het moment dat deze persoon de drugs aan de verdachte overdroeg. Afsluitend geeft ook de uitwerking van de chats geen enkel aanknopingspunt dat de verdachte onder druk werd gezet, integendeel. Zo schrijft hij onder meer, onder de opmerkelijke gebruikersnaam [naam01] :
“maar volgende keer gewoon hvh (ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hiermee werd bedoeld: Hoek van Holland
) en sneller dit duurde re lang”.Ook schrijft hij
“Maaaat we zijn de lul. Honden”. Uit deze chats haalt de rechtbank geen druk op de verdachte, maar juist een samenwerking tussen personen die tezamen en in vereniging meermaals drugs naar het Verenigd Koninkrijk willen exporteren. Hierbij weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, zijn baan bij [transportbedrijf01] (naar zijn zeggen omdat dat moest van de medeverdachte) specifiek heeft uitgezocht met het oog op het internationale transport naar het Verenigd Koninkrijk.
Gebruik van harddrugs is verslavend en is indirect de oorzaak van vele vormen van (georganiseerde) criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en het in stand houden van internationale drugshandel en daarmee samenhangende sociaal maatschappelijke problemen. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft zich kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin. Hiertegen dient streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Bij het uitvoeren van een hoeveelheid van meer dan 20 kilo harddrugs moet – indien geen sprake is van een rol binnen een georganiseerd verband – uitgegaan worden van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste 60 maanden, oftewel vijf jaar.
Gelet op dit oriëntatiepunt, alsook de hiervoor genoemde omstandigheden in deze zaak, acht de rechtbank een hogere straf passend en geboden dan door de officier van justitie geëist. Gezien de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling, ziet de rechtbank voorts geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk deel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 4 september 2023.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 29 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 29 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.