ECLI:NL:RBROT:2023:8682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10/118920-23 en 10/192242-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een scooter en vrijspraak van vernieling van een ruit, met beoordeling van toerekeningsvatbaarheid en oplegging van straf en maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in Syrië in 1995. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de vernieling van een scooter en de vernieling van een ruit van een voordeur. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling van de ruit, omdat de bewijsvoering onvoldoende betrouwbaar was. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden en getuigenverklaringen niet voldoende waren om de verdachte te identificeren als de dader van deze vernieling. De verdachte had ter zitting ontkend de vernieling te hebben gepleegd en er waren twijfels over de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte op 9 mei 2023 opzettelijk en wederrechtelijk een scooter heeft vernield die toebehoorde aan het slachtoffer. De verdachte had dit feit bekend en er was geen verweer gevoerd dat strekte tot vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de materiële schade die door de vernieling was veroorzaakt, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte niet ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen volledige ontoerekeningsvatbaarheid was vastgesteld, maar wel sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid door psychische problematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/118920-23 en 10/192242-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Syrië) op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , Huis van Bewaring,
raadsman mr. I. Amghar, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder de parketnummers 10/118920-23 en 10/192242-23;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar (hierna: ISD-maatregel).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring ten laste gelegde (vernieling) onder parketnummer 10/118920-23 zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak ten laste gelegde (vernieling) onder parketnummer 10/192242-33
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vernieling van de ruit van de voordeur bewezen kan worden op basis van de aangifte, het proces-verbaal van het uitlezen van de camerabeelden door de verbalisant en de getuigenverklaring van de heer [getuige01] . Getuige [getuige01] heeft de beelden bekeken en verklaard dat hij daarop een man een pallet tegen de ruit aan zag gooien. De betreffende man heeft hij herkend als de verdachte. De getuige is werkzaam als verpleegkundige bij de [naam stichting01] Stichting en heeft de verdachte daar dikwijls gezien en gesproken. Daarnaast zou de verdachte tegen hem hebben gezegd dat hij die zondag boos was geweest en daarom vernielingen had gepleegd. De verdachte had ook tegen hem verteld dat hij met een pallet had gegooid.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank dient zich te baseren op de in het procesdossier aanwezige bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting. Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat de ruit van de voordeur van [bedrijf01] B.V. (aangever), gelegen aan de [adres02] te [woonplaats01] , in de ochtend van 26 februari 2023 is vernield.
De verdachte heeft ter zitting ten stelligste ontkend dat hij degene is geweest die de vernieling heeft gepleegd. Hij heeft daarbij verklaard dat hij in de periode van het ten laste gelegde feit niet verbleef in de [straatnaam01] , maar bij zijn ouders en bekenden in Rotterdam-West, en derhalve niet in de buurt van de [straatnaam01] was.
In het dossier bevinden zich stills van camerabeelden die zien op de entree van het horecabedrijf en op het trottoir aan de voorzijde van het horecabedrijf. Door de officier van justitie is betoogd dat de kwaliteit van de beelden niet fantastisch is, maar dat de getuige de verdachte op de beelden heeft herkend.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de beoordeling van herkenningen. Dit geldt te meer als deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op aan dat kan worden getoetst of de aan de hand van de beelden door de getuige gedane herkenning voldoende betrouwbaar is om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning zijn de volgende elementen van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan, voldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden en de stills is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Het tweede beoordelingselement staat daarmee in nauw verband, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht. Ten slotte dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank merkt op dat zij voor de beoordeling van de camerabeelden en de herkenning van de verdachte is aangewezen op de kwaliteit van de stills die zich in het dossier bevinden. De rechtbank overweegt dat die stills van de bewegende beelden onduidelijk en niet van behoorlijke kwaliteit zijn. Deze stills zijn onvoldoende duidelijk en helder om een herkenning op te kunnen baseren. Daarbij is het gezicht van de persoon die de pallet in handen heeft ook nog eens deels bedekt met een capuchon. Duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zijn niet zichtbaar. Getuige [getuige01] heeft weliswaar verklaard dat hij de verdachte herkent op de beelden, maar dat is de enige herkenning die zich in het dossier bevindt. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen, gelet op de stills van de beelden, vraagtekens worden gezet bij die getuigenverklaring. Te meer nu de getuige de verdachte een aantal dagen na het incident pas had gezien en gesproken. Er kan dan ook niet worden getoetst of de aan de hand van de beelden door de getuige gedane herkenning voldoende betrouwbaar is om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat het de verdachte is geweest die op 26 februari 2023 de ruit van de voordeur heeft vernield. De conclusie is dat de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet de vereiste overtuiging heeft verkregen dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde vernieling heeft begaan. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder parketnummer 10/118920-23 heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 mei 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter die aan [slachtoffer01] toebehoorde heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het feit de verdachte niet kan worden toegerekend. Uit de beschikking van de rechtbank met betrekking tot de zorgmachtiging van 13 juli 2023 kan worden afgeleid dat de psychiater heeft gesteld dat de verdachte aan een psychische stoornis lijdt, waardoor psychosen ontstaan. Tevens is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek en PTSS. De verdachte had geen enkel belang bij het vernielen van de scooter. De vernieling is enkel ingegeven door de psychose, waarin de verdachte verkeerde. De raadsman heeft gepleit voor ontslag van alle rechtsvervolging, omdat ervan dient te worden uitgegaan dat sprake was van volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte. De verdachte is opgenomen geweest met een zorgmachtiging. De deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, te weten middelgerelateerde- en verslavingsstoornissen en daardoor geïnduceerde psychosen. Bovendien zou er mogelijk ook sprake zijn van PTSS en persoonlijkheidsproblematiek. Het is aannemelijk dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, maar niet als volledig ontoerekeningsvatbaar. De verdachte heeft immers verklaard dat hij boos was en dat hij daarom de scooter heeft vernield. Daardoor lijkt sprake te zijn van enig besef en dat duidt niet op volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
6.3.
Beoordeling
Uit de stukken in het dossier volgt dat bij de verdachte sprake is van verslavingsproblematiek en een psychische stoornis, waardoor psychosen ontstaan. Deskundigen hebben verklaard dat er aanwijzingen zijn voor andere problematieken. In geen van de rapportages is echter de conclusie getrokken dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht in een bepaalde periode. Uit hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, kan dat evenmin worden afgeleid, ook niet gelet op de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank heeft daarvoor op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting evenmin aanknopingspunten gevonden. Gelet hierop acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk geworden dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar was. Dat betekent dat de rechtbank de verdachte niet zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.4.
Conclusie
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft de scooter van het slachtoffer vernield door uit het niets tegen de geparkeerde scooter aan te duwen, waardoor deze scooter op de grond is gevallen. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendommen. Daarbij heeft hij overlast en financiële schade bezorgd aan het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 juni 2023. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Het strafblad laat zien dat sprake is van een (al dan niet beginnend) patroon van vermogensdelicten en delicten met een agressiecomponent. Uit onderzoek is gebleken dat er op bijna alle leefgebieden problemen zijn, waardoor het risico op recidive hoog is. Er is sprake van verslavingsproblematiek en psychische problematiek, een belaste jeugd, dakloosheid, werkloosheid, een laag inkomen en schulden. Daarnaast begeeft de verdachte zich in het gebruikerscircuit en heeft hij geen steunend netwerk. De verdachte zou zijn opgegroeid in een disfunctioneel gezinssysteem, waarbinnen sprake was van problemen wegens de jarenlange alcoholverslaving van zijn vader. De verdachte vluchtte in 2016 vanuit Syrië naar Nederland en er zou sprake zijn van traumatische gebeurtenissen in het verleden. Mede daardoor is hij drugs en alcohol gaan gebruiken en dat heeft geleid tot problematisch middelengebruik. Hiernaast kampt hij met psychische problemen (psychotische klachten). Vanuit de FPA in Heerlen, waar de verdachte in september/oktober 2021 verbleef, werd gemeld dat er aanwijzingen zijn voor beperkte emotieregulatie en agressieregulatie vaardigheden en psychotische symptomen. Daarnaast kampt(e) de verdachte met een cannabisverslaving en eerder was ook sprake van overmatig alcohol- en harddrugsgebruik. Geconcludeerd werd dat dit risicofactoren voor delictgedrag vormen. De reclassering acht het delictgedrag zeer verontrustend. Daarbij zorgt het voor veel overlast in de maatschappij. In het voorwaardelijk kader is intensief geïntervenieerd teneinde het recidiverisico terug te dringen. De verdachte heeft zich de afgelopen jaren echter zelfbepalend opgesteld en onttrokken aan hulpverlening, waardoor er onder andere geen goede diagnostiek plaats kon vinden en het risico op delictgedrag tot op heden onveranderd hoog is gebleven. Het plan was om door middel van de inzet van een zorgmachtiging te komen tot goede diagnostiek en vervolgens te zoeken naar een vorm van beschermd wonen.
Gelet op de problematiek van de verdachte, de hulpverleningsgeschiedenis, het hoge recidiverisico en het feit dat hij ondanks de ingezette hulpverlening in aanraking blijft komen met justitie, is het volgens de reclassering wenselijk om een stringenter kader in te zetten: de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Ambulante en klinische trajecten hebben de verdachte niet bewogen om zijn gedrag te veranderen en trajecten in een voorwaardelijk strafkader evenmin. De reclassering ziet de ISD-maatregel als meest aangewezen middel om een succesvolle behandeling te verwezenlijken en het patroon van vastzitten, vrijkomen en terugvallen in delictgedrag te doorbreken. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid dan de rechtbank te adviseren om bij veroordeling aan de verdachte een ISD-maatregel op te leggen. De hoge justitiële druk van de ISD-maatregel in combinatie met de duur is naar de mening van de reclassering de enige mogelijkheid om positieve gedragsverandering en stabiliteit in het leven van de verdachte te bewerkstelligen. Daarnaast acht de reclassering de maatregel gewenst ter beveiliging van de maatschappij.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank stelt, op grond van de rapportages en de overige informatie in het dossier, vast dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het strafbare feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens waardoor het ten laste gelegde hem in verminderde mate wordt toegerekend.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest – zoals bepleit door de verdediging – recht doet aan de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Voorwaardelijke ISD-maatregel
Er is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 augustus 2023 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit tienmaal veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De verdachte is al heel vaak veroordeeld en houdt zich tot nu toe niet aan de opgelegde voorwaarden. De samenleving maakt daarom in beginsel aanspraak op beveiliging en strafrechtelijke bescherming tegen het stelselmatige criminele gedrag van de verdachte, dat de publieke ruimte onveilig maakt. De reclassering heeft geconcludeerd dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Tegelijkertijd heeft de rechtbank geconstateerd dat de verdachte nu gemotiveerd is voor een langdurige klinische behandeling. De verdachte is sinds 28 juli 2023 met een zorgmachtiging geplaatst bij de Stichting [GGZ-instelling01] . Hier is een behandelplan opgesteld. Daarmee is een stap in de goede richting gezet. Ter zitting heeft de verdachte aangegeven open te staan voor hulp, dat hij zich op zijn plek voelt bij [GGZ-instelling01] en dat een traject op deze manier nog niet eerder geprobeerd was. De behandeling bij [GGZ-instelling01] zou volgens hem voldoende zijn om zijn leven weer op de rit te krijgen. De rechtbank wil daarom, en mede gelet op het ultimum remedium-karakter van de ISD-maatregel, de verdachte nog een laatste kans geven. Zij acht het wel wenselijk om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte zijn leven een andere wending kan geven als hij daarvoor de motivatie kan vinden en hulpverlening aanvaardt. De rechtbank hoopt dat een voorwaardelijke ISD-maatregel zijn motivatie zal versterken en dat de verdachte zijn delictpatroon zal doorbreken. De voorwaarden houden onder meer in dat de verdachte mee zal werken aan ambulante behandeling, indien en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf en voorwaardelijke ISD-maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/118920-23. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.599,91 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 1.424,41 aan materiële schade, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering geheel af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het verzoek om tot een vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging te komen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen, omdat op de foto’s in het dossier alleen schade aan de zijkant van de scooter zichtbaar is en in de offerte ook allerlei andere onderdelen, zoals een windscherm en het vervangen van het filterelement, zijn opgenomen. Het is de vraag of een causaal verband bestaat tussen die onderdelen en het strafbare feit. Daarnaast heeft de verdediging verzocht de kosten voor het vervangend vervoer (de huur van de elektrische scooters) en de benzinekosten af te wijzen. De scooter was immers niet onberijdbaar geworden en vervangend vervoer was niet noodzakelijk. Daarbij komt dat de verdachte ook de benzinekosten had moeten maken als hij zijn eigen scooter had gebruikt.
8.3.
Beoordeling
Door het bewezen verklaarde strafbare feit is rechtstreeks materiële schade toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is ten aanzien van de reparatieschade aan de scooter, de taxatiekosten en de kosten ten aanzien van het vervangend vervoer (de deelscooters) genoegzaam onderbouwd en zal, ondanks de betwisting ten aanzien van de offerte en de kosten voor het vervangend vervoer door de verdediging, worden toegewezen. Voor het overige (de benzinekosten) zal de vordering worden afgewezen.
De rechtbank zal aan materiële schade een bedrag van € 1.424,41 toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2023.
De benadeelde partij vordert geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.424,41 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/192242-23 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/118920-23, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich, gedurende de proeftijd, melden bij Reclassering Nederland, op het adres [adres03] te [plaats01] , zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich, indien de reclassering dat nodig acht, onder ambulante behandeling stellen van een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn problematiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 1.424,41 (zegge: duizend vierhonderdvierentwintig euro en eenenveertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het resterende deel van de vordering tot materiële schadevergoeding betreffende de benzinekosten (€ 175,50);
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 1.424,41(hoofdsom,
zegge: duizend vierhonderdvierentwintig euro en eenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.424,41 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
24 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en S.K. Lanning-Stein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/118920-23
hij op of omstreeks 9 mei 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 10/192242-23
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf01] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.