ECLI:NL:RBROT:2023:8666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10/013897-22 / TUL VV: 10/147153-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en vernieling. De verdachte, geboren in 1989 en niet ingeschreven in de basisregistratie, werd bijgestaan door raadsman mr. P.J. de Bruin. De officier van justitie, mr. M.A. van Rijswijk, eiste bewezenverklaring van de feiten en ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 januari 2022 de aangever bedreigde en de voordeur van een instelling beschadigde. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook camerabeelden, in overweging genomen. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft niet meegewerkt aan het onderzoek. De rechtbank concludeert dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, wat zijn gedragingen beïnvloedde. Gezien de rapportages van deskundigen en het structurele karakter van de stoornis, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/013897-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/147153-20
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. P.J. de Bruin, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzittingen

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 4 mei 2022 en 16 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. van Rijswijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer: 10/147153-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich op 16 januari 2022 schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer01] (hierna: aangever) en de vernieling van de voordeur van [naam instelling] in Rotterdam. De feiten kunnen worden bewezen op basis van de aangifte, de getuigenverklaring van mevrouw [getuige01] en de foto’s van de schade aan de voordeur in het dossier.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 16 januari 2022 aanwezig was bij de instelling van [naam instelling] aan de [adres01] te Rotterdam, in welke instelling hij op dat moment ook verbleef. Aangever was op dat moment aan het werk als begeleider van een woongroep. De aangever heeft verklaard dat de verdachte uit het niets op hem kwam afgerend. De aangever heeft zichzelf toen ingesloten in het kantoor en gezien dat de verdachte voor de deur van het kantoor ging staan. Hij zag dat de verdachte met twee vuisten hard tegen de ruit van de deur sloeg en hoorde dat de verdachte naar hem riep: "Ben jij god? Ben jij Allah? Ben jij de duivel? Ik ga je dood maken!". De aangever heeft verklaard dat hij zich op dat moment erg bang en bedreigd voelde. Vervolgens zag de aangever dat de verdachte naar de voordeur van het gebouw liep en hoorde hij hard gebonk daar vandaan komen. Later heeft de aangever geconstateerd dat er twee scheuren in de voordeur zaten die er voorheen nog niet waren. In het dossier bevinden zich foto’s van de schade aan de voordeur. In een later verhoor heeft de aangever verklaard dat twee cliënten – tevens bewoners van de instelling – getuigen zijn geweest van het incident.
Eén van hen wilde geen verklaring afleggen.
De getuige [getuige01] heeft verklaard dat zij voor de voordeur stond en veel gebonk en geschreeuw hoorde achter de voordeur. Zij hoorde dat er tegen de voordeur werd geschopt van binnenuit. Zij zag via het raam dat de aangever bij de deur van het kantoor stond en dat de verdachte aan de andere kant van de deur achter het glas stond. Vervolgens zag zij dat de verdachte twee keer tegen het glas van de deur aansloeg en dat de aangever heel bang was. Zij hoorde de verdachte tegen de aangever schreeuwen: “Ik maak je dood. Ik ben god. Wie denk je wel niet wie je bent”.
De camerabeelden van de instelling [naam instelling] zijn bekeken door de politie. Daarop is te zien dat een man voor de gesloten voordeur aan de binnenzijde van de woning staat en een ander persoon aan de andere kant van de deur.
De verdachte heeft bij de politie aangegeven niet verhoord te willen worden en zich voorts – ook bij de rechter-commissaris – beroepen op zijn zwijgrecht.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 16 januari 2022 de aangever heeft bedreigd en de voordeur van [naam instelling] heeft beschadigd. Met de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigen kunnen worden bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hierna opgenomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 16 januari 2022 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "
Ben jij god, ben jij Allah, ben jij de duivel? Ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 16 januari 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur die aan [naam instelling] toebehoorde heeft beschadigd .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van beide feiten volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard, nu er bij de verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten sprake was van een ziekelijke stoornis. De verdachte is opgenomen geweest met een zorgmachtiging, die op 2 augustus 2022 was verleend voor de duur van zes maanden, inclusief medicatie en opname in een kliniek. De verdachte heeft zich op 13 januari 2023 aan de opname in de FPK van [naam instelling] onttrokken tijdens zijn verlof. Uit de gehele geschiedenis van de verdachte en uit eerdere rapportages van deskundigen bij diverse strafzaken blijkt dat de verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en tevens een stoornis in het gebruik van cannabis. Uit het pro Justitia-rapport van 2020 volgt ook dat er een causaal verband bestond tussen de geconstateerde stoornis en het toen gepleegde strafbare feit. Bij gebrek aan een recent rapport met informatie over de ontoerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de thans ten laste gelegde feiten, maar wel het vermoeden van volledige ontoerekeningsvatbaarheid vanwege de psychische problematieken, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten wegens ontoerekeningsvatbaarheid en dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Uit de pro Justitia-rapportage van de psycholoog [psycholoog01] , daterend van 19 augustus 2020, en de psychiater [psychiater01] , daterend van 25 augustus 2020, – opgenomen in dit dossier – blijkt dat de deskundigen hadden vastgesteld dat de verdachte lijdende was aan een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en tevens een stoornis in het gebruik van cannabis. Voorts hebben de deskundigen geconcludeerd dat dit ook zo was ten tijde van de eerder ten laste gelegde feiten in een andere strafzaak en dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloedden ten tijde van die ten laste gelegde feiten. De psycholoog had geadviseerd om de verdachte ten aanzien van één van die feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De psychiater had tijdens het onderzoek geconstateerd dat duidelijk was geworden dat de verdachte nog steeds een ernstig gestoorde realiteitstoetsing had, terwijl hij op dat moment niet onder invloed van cannabis was. De psychiater had geadviseerd om de verdachte ten aanzien van twee van de drie ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar te achten en ten aanzien van één van de drie feiten verminderd toerekeningsvatbaar. De psychiater had daarbij opgemerkt dat antipsychotica geïndiceerd was en dat de verdachte die niet gebruikte, omdat hij niet openstond voor behandeling en medicatie, vanwege een afwezig ziektebesef en -inzicht.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
GGZ Antes Toezicht Rotterdam heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 februari 2023, en GGZ Antes Advies heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 november 2022. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van deze rapporten.
Gelet op het structurele karakter van voornoemde stoornis concludeert de rechtbank dat, hoewel deze feiten niet zijn betrokken in het psychologisch en psychiatrisch rapport, de verdachte eveneens ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezenverklaarde bedreiging en vernieling op 16 januari 2022. De uitlatingen van de verdachte jegens de medewerker van [naam instelling] en de daarmee gepaard gaande vernieling vonden plaats tijdens zijn verblijf bij [naam instelling] en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden duiden erop dat sprake was van een verward persoon.
De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.3.
Conclusie
Het bovenstaande leidt er toe dat er een omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is niet strafbaar.

7.Vordering tenuitvoerlegging

7.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 17 december 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 252 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 1 januari 2021.
7.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
7.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 17 december 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mr. drs. K.Th. van Barneveld en mr. S.K. Lanning-Stein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2022 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "
Ben jij god, ben jij Allah, ben jij de duivel? Ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam instelling] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.