ECLI:NL:RBROT:2023:8639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
71/291427-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van cocaïne-invoer door laboratoriummedewerker van Shell

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een laboratoriummedewerker van een grote oliemaatschappij, die beschuldigd werd van het voorbereiden van de invoer van cocaïne in Nederland. De verdachte, geboren in 1981, heeft vanuit zijn functie bij Shell voorbereidingen getroffen om cocaïne in vloeibare vorm het land binnen te smokkelen. Hij had een grote hoeveelheid chemicaliën in zijn woning opgeslagen, die hij ten behoeve van het bewerkingsproces van cocaïne zou hebben gebruikt. De rechtbank heeft het alternatieve scenario van de verdachte, dat hij onschuldig was en enkel bedrijfsgevoelige informatie deelde met een compagnon, niet aannemelijk geacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, waarbij hij zijn kennis en positie bij Shell misbruikte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en een geldboete van 20.000 euro. De rechtbank overwoog dat de verdachte een centrale rol speelde in de voorbereidingen en dat zijn verklaringen inconsistent waren. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die gericht waren op de invoer van cocaïne, en dat hij daarbij gebruik maakte van zijn functie bij Shell om de kans op ontdekking te minimaliseren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/291427-22
Datum uitspraak: 7 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 1981 te [geboorteplaats01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni en 24 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen aangaande de invoer en het verder bewerken van cocaïne in Nederland.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J.A. Huttenhuis heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete van € 20.000,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij (de voorbereiding van) drugssmokkel. Primair wordt daarom vrijspraak bepleit. De verdachte wilde met een compagnon, genaamd [naam01] , een onderneming beginnen voor de invoer van ruwe olie. Hij erkent dat hij in dat kader als laboratorium medewerker van Shell met [naam01] bedrijfsgevoelige informatie heeft gedeeld via (de conceptmap van) een Proton e-mailaccount. Dit had echter niet tot doel om cocaïne te smokkelen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is geweest die in appgesprekken op zijn telefoons spreekt over het omzetten van base in pasta en hierbij een foto met daarop mogelijk cocaïne heeft gedeeld. Bedoelde gesprekken zijn vermoedelijk gevoerd door de reeds genoemde compagnon, aan wie de verdachte zijn telefoon soms uitleende. Voor zover de rechtbank wel bewezen acht dat de verdachte degene is geweest die deze gesprekken heeft gevoerd, dienen deze te worden opgevat als opschepperij en stoere taal en biedt het dossier geen concrete aanknopingspunten om enige voorbereidingshandeling van drugssmokkel te kunnen vaststellen. De in zijn woning aangetroffen chemicaliën waren door de verdachte daar opgeslagen in verband met een geplande verbouwing en waren niet bestemd voor het bewerken van harddrugs.
Subsidiair is bepleit om bij een bewezenverklaring de pleegperiode te beperken tot de periode waarin de politie heeft meegekeken met het Proton e-mailaccount, dat wil zeggen van 5 september 2022 tot en met 9 november 2022.
4.1.2.
Beoordeling
In het onderzoek 26Retford, gericht op de handel in verdovende middelen, is bij de
medeverdachte [medeverdachte01] een telefoon in beslag genomen. In een hierop aangetroffen Telegram-chat over de periode van 11 juli 2022 tot en met 27 augustus 2022 worden aanwijzingen gevonden voor de voorbereiding van een cocaïnetransport vanuit Zuid-Amerika (Bolivia) naar Nederland, waarbij als 'legale' ontvanger het bedrijf Shell Nederland Raffinaderij in Rotterdam wordt genoemd. Nader onderzoek na aanhouding van de
medeverdachte richtte zich op een Proton e-mailaccount met de naam
[naam e-mailaccount01], waarin het Telegram-gesprek is voortgezet. Via de conceptenmap van dit mailaccount wordt door twee of meer anonieme personen gesproken over de aanlevering, verzending en betaling van producten, waarbij het adres wordt vermeld van het Shell-laboratorium waar de verdachte destijds werkzaam was en als geadresseerde een (enkele jaren eerder) overleden collega wordt genoemd. Ook wordt een foto gedeeld van een DHL-pakket, die volgens een medewerker is gemaakt op het betreffende Shell-laboratorium. In de mailwisseling wordt gezegd dat de douane er niet naar kijkt en er dus geen alarmbellen gaan rinkelen. De rechtbank leidt uit de chatberichten en uit de mailwisseling af dat hierin wordt gesproken over (het voorbereiden van) de invoer van verdovende middelen. De verdachte heeft erkend dat hij één van de gebruikers was van het Proton mailaccount, maar ontkent de auteur te zijn van de hierin aangetroffen berichten die duiden op de voorbereiding van drugssmokkel. Ook ontkent hij enige wetenschap van de bedoelde mailwisseling. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
In de woning van de verdachte zijn diverse gegevensdragers in beslag genomen, waaronder een Samsung Galaxy telefoon. Daarnaast werd op zolder in jerrycans een grote hoeveelheid chemicaliën aangetroffen. Op de Samsung telefoon bevonden zich meerdere chatconversaties, onder meer via Telegram en Signal, waarvan de rechtbank aannemelijk acht dat deze betrekking hebben op het transport van cocaïne naar Nederland en op het chemische proces van extractie en verdere bewerking van cocaïne. De afzender van deze berichten noemt zichzelf [roepnaam verdachte01] de roepnaam van de verdachte en vertelt dat hij werkzaam is bij Shell, het bedrijf waar de verdachte op dat moment werkzaam was. In een chat met een persoon genaamd [naam02] , gevoerd op 19 oktober 2022, zegt [roepnaam verdachte01] dat hij 10 kilogram ruwe base nodig heeft, niet het eindproduct, en dat hij over de benodigde stoffen beschikt om (de rechtbank begrijpt: na bewerking) van het eindproduct weer blokken te maken. Op de telefoon zijn notities gevonden uit 2020 en 2021, waarin chemicaliën worden vermeld die volgens het NFI gebruikt worden bij het bewerkings- en extractieproces van cocaïne; voor een deel betreft dit chemicaliën die ook in de woning van de verdachte zijn aangetroffen. In een chatwisseling uit 2021 met tegencontact [gebruikersnaam01] zegt de gebruiker dat hij iemand nodig heeft die ruwe base kan krijgen, omdat dit beter dan het eindproduct kan worden opgelost in een mengsel van kerosine en ruwe olie, zodat het lijkt op ruwe olie. In een chatwisseling uit 2021 met een ander tegencontact, [gebruikersnaam02] , wordt een foto verstuurd, waarvan het NFI concludeert dat de uiterlijke kenmerken van het hierop afgebeelde blok passen bij (gezuiverde) cocaïne. In deze chatwisseling wordt ook de naam genoemd van de overleden Shell-medewerker en het adres van het laboratorium, die eerder naar voren kwamen uit de Protonmail van het account
[naam e-mailaccount01].
De verdachte heeft verklaard dat de voor hem belastende berichten op zijn telefoon niet door hem zijn verstuurd, maar door een zakenpartner met de naam [naam01] , aan wie hij soms zijn telefoon uitleende. Volgens de verdachte is dit ook de persoon die via het mailaccount
[naam e-mailaccount01]heeft gecommuniceerd over drugssmokkel vanuit Zuid-Amerika. De rechtbank zal het door de verdachte geschetste alternatieve scenario als onvoldoende aannemelijk terzijde schuiven en acht bewezen dat de verdachte zelf de persoon is geweest die de bedoelde berichten heeft verstuurd. De rechtbank overweegt in dat verband dat de verdachte het feitelijke bestaan van de genoemde [naam01] op geen enkele wijze aannemelijk heeft kunnen of willen maken en bij het politieonderzoek ook geen concrete aanknopingspunten heeft geboden om hem te kunnen traceren. Hoewel dit – uitgaande van zijn relaas – onder de geschetste omstandigheden in zijn belang zou zijn geweest, heeft de verdachte zelf na zijn aanhouding evenmin enig initiatief ondernomen om met [naam01] , eventueel met hulp van anderen, in contact te treden. De rechtbank acht daarnaast van belang dat een deel van de voor hem belastende communicatie in dezelfde tijdspanne heeft plaatsgevonden als ander berichtenverkeer via andere applicaties op zijn telefoon, waarvan op basis van de inhoud en het technisch onderzoek aannemelijk is dat de verdachte deze berichten zelf vanaf zijn woonadres heeft verstuurd.
De rechtbank acht het gepresenteerde alternatieve scenario dan ook ongeloofwaardig en constateert in dat verband dat de verdachte op meerdere momenten gedurende het onderzoek is teruggekomen op eerdere verklaringen, nadat hij door de politie werd geconfronteerd met hiermee strijdige onderzoeksbevindingen. Het door de raadsman gevoerde verweer dat slechts sprake zou zijn geweest van opschepperij acht de rechtbank, zonder enige onderbouwing, evenmin aannemelijk en valt moeilijk te rijmen met de stellige ontkenning van de verdachte zelf dat hij de afzender zou zijn van de voor hem belastende berichten.
Op basis van de besproken feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft schuldig gemaakt aan de voorbereiding van cocaïne-invoer in Nederland. Hoewel bij het opsporingsonderzoek geen concrete (geslaagde) cocaïnetransporten konden worden getraceerd, stelt de rechtbank vast dat de verdachte bij de voorbereiding hiervan een centrale rol speelde door met anderen te communiceren over de bewerking van cocaïne en over de wijze om deze zonder douanecontrole het land binnen te smokkelen. Ook bood de verdachte actief zijn diensten aan bij het verdere bewerkingsproces en sloeg hij hiertoe chemicaliën op in zijn woning. Zijn verklaring dat deze chemicaliën bedoeld waren voor een geplande verbouwing, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen evenmin geloofwaardig.
De rechtbank ziet op basis van het voorgaande geen aanleiding om de pleegperiode in de bewezenverklaring te bekorten, zoals door de verdediging is bepleit en constateert dat op basis van het onderzoek naar de gegevensdragers juist aanwijzingen worden gezien dat de verdachte al langere tijd in elk geval studie maakte van het (chemische) proces om cocaïne te extraheren.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en verwerpt besproken bewijsverweren.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op meer tijdstippen in de periode maart 2021 tot en met 9 november 2022 te Weesp en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en vervoeren, en- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit mede te
plegen om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe
gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen
enstoffen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader(s), wist(en)
dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- te communiceren middels Protonmail en Telegram en Signal en
Whatsapp (Dual App) over een of meer aanstaande zending(en) (base)cocaïne
en de logistiek hiervan en de coördinatie hierover en het bijbehorende bewerkingsproces en winstberekeningen ten aanzien hiervan,
- ten behoeve van voornoemde (aanstaande) zending(en) in de hoedanigheid als
werknemer van Shell de bedrijfsvoering en infrastructuur van het bedrijf Shell te gebruiken,
- ten behoeve van voornoemde zending(en) het versturen van een foto van een
track & trace nummer van DHL aan een of meer tot op heden onbekend gebleven medeverdachten met als bestemming Shell,
- in zijn woning een grote hoeveelheid chemicaliën
voorhanden te hebben ten behoeve van het bewerken van (base)cocaïne [zoals staat beschreven in processen-verbaal [proces-verbaalnummer01] en [proces-verbaalnummer02] ]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door
een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen
en
zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen bij de invoer van cocaïne. Daarbij heeft hij zijn kennis en positie bij zijn toenmalige werkgever Shell gedurende langere tijd misbruikt. De verdachte trachtte de kans op ontdekking te minimaliseren door anoniem te communiceren via de conceptmap van de Proton e-mail, waardoor berichten feitelijk niet werden verzonden en speelde een centrale en coördinerende rol bij het ontwikkelen van een geraffineerde smokkelmethode om de cocaïne na chemische bewerking ongezien te kunnen invoeren. Daarbij had de verdachte op zijn woonadres, middenin een woonwijk en in de woning waar ook zijn vrouw en kinderen verbleven, een grote hoeveelheid chemicaliën opgeslagen onder potentieel gevaarlijke omstandigheden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid-Amerika grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden ingevoerd. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat gepaard met vele vormen van zware criminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte hieraan bijgedragen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte op geen enkel moment enige verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gepleegde strafbare handelingen. De rechtbank rekent hem deze feiten ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 mei 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De diverse leefgebieden (huisvesting, gezin, opleiding, financiën) geven een stabiel beeld. Wel wordt gesignaleerd dat de verdachte naar aanleiding van de onderhavige verdenking zijn werk is kwijtgeraakt. Het risico op recidive kan vanwege zijn ontkennende proceshouding niet worden ingeschat. Ter ondersteuning van zijn verdere resocialisatie wordt bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en omvang van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd.
Met de officier van justitie ziet ook de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, nu de reclassering geen specifieke probleemgebieden heeft gesignaleerd die hiertoe aanleiding zouden geven. Omdat de verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn rol en drijfveren bij de door hem gepleegde voorbereidingshandelingen, ziet de rechtbank ook anderszins geen gronden en geen aanknopingspunten voor het stellen van bijzondere voorwaarden.
Naast een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank – gelet op de aard van het delict en het lucratieve karakter hiervan – ook het opleggen van een geldboete passend en geboden. De rechtbank zal om die reden, conform de vordering van de officier van justitie, een geldboete opleggen van na te noemen hoogte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen chemicaliën en verpakkingsmaterialen verbeurd te verklaren. De hydrowax kan worden teruggegeven aan de rechthebbende (Shell). De verdediging heeft zich bij dit standpunt aangesloten.
8.2.
Beoordeling
De chemicaliën met toebehoren, zoals vermeld op de beslaglijst, zullen worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen Hydrowax zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt (Shell).
Het strafrechtelijk beslag ex artikel 94 Sv op de geldbedragen die op de beslaglijst worden vermeld, zal worden opgeheven. Dit heeft niet tot gevolg dat deze geldbedragen aan de verdachte worden teruggegeven, nu daarop tevens conservatoir beslag rust in de zin van artikel 94a Sv. Dit strekt mede tot verhaal van de op te leggen geldboete. Het conservatoir beslag blijft gehandhaafd totdat het vonnis onherroepelijk is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, alsmede tot een
geldboete van € 20.000, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
135 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart de chemicaliën met toebehoren verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen feit:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende (Shell) van de Hydrowax:
- heft op het beslag ex artikel 94 Sv op de geldbedragen (in totaal € 11.985,-, met handhaving van het conservatoir beslag ex artikel 94a Sv).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en M. de Nooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks de periode maart 2021 tot en met 9 november 2022 te Weesp en/ of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/ of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/ of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/ of vervoeren, en/ of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/ of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/ of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/ of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- te communiceren middels Protonmail en/ of Telegram en/ of Signal en/ of
Whatsapp (Dual App) over een of meer (aanstaande) zending(en) (base)cocaïne
en/ of de logistiek hiervan en/ of de coördinatie hierover en/ of het bijbehorende bewerkingsproces en/ of winstberekeningen ten aanzien hiervan,
- ten behoeve van voornoemde (aanstaande) zending(en) in de hoedanigheid als
werknemer van Shell de bedrijfsvoering en/ of infrastructuur van het bedrijf Shell te gebruiken,
- ten behoeve van voornoemde zending(en) het versturen van een foto van een
track & trace nummer van DHL aan een of meer tot op heden onbekend gebleven medeverdachten met als bestemming Shell,
- in zijn woning (een grote hoeveelheid) grondstoffen en/of chemicaliën
voorhanden te hebben ten behoeve van het bewerken van (base)cocaïne [zoals staat beschreven in processen-verbaal [proces-verbaalnummer01] en [proces-verbaalnummer02] ];
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)