ECLI:NL:RBROT:2023:8579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
C/10/659300 / JE RK 23-1350
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 juli 2023, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01] besproken. De zaak betreft de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die het verzoek indient om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de procedure op 25 juli 2023 met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader van [voornaam minderjarige01] en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige om haar mening gevraagd, die zij kenbaar maakte via een brief.

De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige01] sinds 10 mei 2021 op een groep van Auriga 's Heerenloo verblijft en dat er een positieve ontwikkeling zichtbaar is in haar relatie met haar vader. Echter, er zijn ook zorgen over haar ontwikkeling, waaronder een stagnatie door zowel kind-eigen als omgevingsfactoren. De kinderrechter concludeert dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn voldaan, gezien de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01].

De kinderrechter besluit de ondertoezichtstelling te verlengen tot 3 augustus 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 3 februari 2024, met de opdracht aan de GI om uiterlijk op 1 januari 2024 te rapporteren over de stand van zaken en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de betrokken partijen en het perspectief van [voornaam minderjarige01] voor de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/659300 / JE RK 23-1350
Datum uitspraak: 25 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[vader01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 9 juni 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 12 juni 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juli 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam01] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft haar mening kenbaar gemaakt door een brief te sturen naar de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft op een groep van Auriga 's Heerenloo te Dordrecht.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 juli 2022 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 3 augustus 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI licht het verzoek tijdens de mondelinge behandeling als volgt toe. Uit het verzoek blijkt dat het sinds januari 2023 minder goed ging met [voornaam minderjarige01] . De afgelopen weken zijn er positieve ontwikkelingen geweest. De vader zit nu meer op één lijn met de groep en daardoor kan er meer duidelijkheid worden uitgestraald naar [voornaam minderjarige01] . Er zijn afspraken gemaakt met [voornaam minderjarige01] wanneer zij naar haar vader gaat en wanneer zij op de groep is. [voornaam minderjarige01] houdt zich aan die afspraken. [voornaam minderjarige01] is weer naar de dagbehandeling geweest en ze is ook weer begonnen op school. Na de vakantie wil zij verder gaan met school. Het contact tussen [voornaam minderjarige01] en haar vader is erg belangrijk, maar het botst ook vaak. [voornaam minderjarige01] geeft zelf aan dat zij niet bij haar vader wil wonen vanwege de manier van leven van de vader, vanwege zijn geloofsovertuiging en het vele bidden. [voornaam minderjarige01] wil naar een andere groep waar het rustiger is. Om die reden is zij op een wachtlijst geplaatst voor een andere groep van Auriga (Nijenstein). Omdat het niet duidelijk is hoe lang dat gaat duren wordt zij ook aangemeld voor een gezinshuis. Het idee is dat zij daar dan voor een langere tijd kan blijven. De GI heeft een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aangevraagd over de verlenging van de ondertoezichtstelling, aangezien de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] op dit moment twee jaar of langer heeft geduurd. Het is onduidelijk wat de reden is dat dat advies nog niet gegeven is of niet bij de rechtbank is binnengekomen.

4.Het standpunt van de vader

4.1.
De vader heeft zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt gesteld dat de verzoeken van de GI dienen te worden afgewezen. Hij heeft aangevoerd dat het met [voornaam minderjarige01] op de groep niet goed gaat en dat daar niet de hulpverlening wordt ingezet die nodig is voor haar. [voornaam minderjarige01] gaat al geruime tijd structureel niet naar school, slaapt veel en gaat naar bed met haar telefoon. De vader vindt dat daar strenger tegen moet worden opgetreden. Daarnaast moet er voor [voornaam minderjarige01] logopedie komen, maar dat wordt niet opgepakt door de groep of de GI. De kinderen op de groep worden te vrij opgevoed volgens de vader. Sinds twee of drie maanden gaat het wel beter in de communicatie tussen de vader en de groep, maar de vader zou [voornaam minderjarige01] het liefst zelf weer thuis opvoeden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige01] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Eind 2022 is er een psychodiagnostisch onderzoek afgenomen bij [voornaam minderjarige01] , waaruit is gebleken dat er bij [voornaam minderjarige01] sprake is van een stagnering in haar ontwikkeling, door een combinatie van kind-eigen en omgevingsfactoren. Bij [voornaam minderjarige01] is er sprake van een lage intelligentie (TIQ 68-80), een ontwikkelingsachterstand, beperkte coping- en sociale vaardigheden en een negatief zelfbeeld als gevolg van overvraging en faalervaringen. [voornaam minderjarige01] vertoont kenmerken van zowel een vermijdende als een gepreoccupeerde/ambivalente hechting. De moeder van [voornaam minderjarige01] is overleden toen zij 9 jaar was. De ingrijpende veranderingen die hiermee samenhangen, hebben geleid tot een verergering van de al aanwezige klachten, met een stagnatie in de ontwikkeling tot gevolg. [voornaam minderjarige01] gaat al geruime tijd niet naar school. In de relatie met haar vader botst [voornaam minderjarige01] over de manier van leven, gelet op de geloofsovertuiging van de vader waar [voornaam minderjarige01] anders over denkt.
5.3.
[voornaam minderjarige01] verblijft sinds 10 mei 2021 op de groep van Auriga 's Heerenloo. Zij heeft daar een positieve ontwikkeling laten zien. Ook is er een verbetering zichtbaar in de relatie met haar vader. Zo is zij in augustus 2022 met de vader en broers op familiebezoek geweest naar Frankrijk. Sinds januari 2023 ging het minder goed met [voornaam minderjarige01] op de groep, met name vanwege het feit dat zij niet goed kon omgaan met de vele invalkrachten en wisselingen in personeel op de groep. Zij liet zich niet begeleiden, was zelfbepalend, liet veel boosheid zien en liet niemand toe op haar kamer. Als zij het niet eens was met dingen die gebeurden op de groep ging zij naar haar vader. Hierdoor kon zij niet leren omgaan met situaties waar zij het niet mee eens is. Inmiddels is er weer een positievere ontwikkeling ingezet. [voornaam minderjarige01] gaat weer naar de dagbesteding en is gaan wennen op school. Na de zomervakantie zal zij ook weer starten op school. [voornaam minderjarige01] geeft aan dat zij het fijn vindt om vaker bij haar vader te kunnen zijn. Die ruimte wordt haar ook geboden en inmiddels zijn er met [voornaam minderjarige01] , de vader en de groep afspraken gemaakt over wanneer [voornaam minderjarige01] bij haar vader verblijft.
5.4.
De komende periode is het nodig dat er gekeken wordt naar het perspectief van en de juiste vervolgplek voor [voornaam minderjarige01] . Daarbij moet rekening gehouden worden met haar ontwikkelingsproblematiek. Het is voor [voornaam minderjarige01] belangrijk dat zij passend onderwijs volgt en dat [voornaam minderjarige01] en haar vader op een positieve manier met elkaar om blijven gaan. Daarnaast moet blijvend worden ingezet op een goede communicatie tussen de vader, de groep waar [voornaam minderjarige01] verblijft en de GI.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar, tot 3 augustus 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.6.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Gelet op het feit dat bij de rechtbank geen advies van de Raad is binnengekomen over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, welk advies gelet op artikel 1:265j, derde lid, BW verplicht is bij een uithuisplaatsing van meer dan twee jaren, ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de verlenging van de machtiging te beperken tot zes maanden en voor het overige aan te houden tot een nader te bepalen zittingsdatum in januari 2024. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van zes maanden, tot 3 februari 2024.
5.7.
De GI wordt verzocht om uiterlijk op 1 januari 2024 te rapporteren over de stand van zaken op dat moment en het advies van de Raad over te leggen. De kinderrechter merkt daarbij op dat de Raad in haar onderzoek naar de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing de vader persoonlijk dient te spreken, gezien het gewicht van het advies. Mocht de Raad al een advies hebben uitgebracht, dan acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de Raad alsnog met de vader spreekt en op basis daarvan een nieuw advies uitbrengt.
5.8.
Afhankelijk van het advies van de Raad en de ontwikkelingen in de komende periode verzoekt de kinderrechter de GI zich uiterlijk 1 januari 2024 ook uit te laten over het perspectief van [voornaam minderjarige01] , gezien het feit dat zij tegen die tijd (mogelijk) al ruim twee en een half jaar niet thuis woont. Een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing behoren gericht te zijn op een thuisplaatsing. De kinderrechter verzoekt de GI te rapporteren over de concrete stappen die gezet worden om [voornaam minderjarige01] weer thuis te plaatsen, indien de GI een thuisplaatsing in haar belang acht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 3 augustus 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 februari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de beslissing tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot een nader in januari 2024 te bepalen mondelinge behandeling;
6.5.
bepaalt dat de GI uiterlijk op
1 januari 2024 nader zal rapporteren, zoals hiervoor aangegeven, met afschrift aan de vader.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023 door
mr. R. van den Wildenberg, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 1 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.