ECLI:NL:RBROT:2023:8520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
9913273 CV EXPL 22-17057
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en coronakorting met toepassing van de vastelastenmethode

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Wienieuw B.V. en [gedaagde01], die een bedrijfsruimte huurt van Wienieuw. De huurder heeft een achterstand in de huurbetalingen laten ontstaan, wat heeft geleid tot deze procedure. Wienieuw heeft de huurder in rechte betrokken om de achterstallige huur te vorderen, terwijl de huurder tegenvorderingen heeft ingesteld, waaronder een verzoek om coronakorting. Tijdens een mondelinge behandeling op 29 november 2022 zijn afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een proces-verbaal. In een tussenvonnis van 17 maart 2023 is de huurder opgedragen om bepaalde gegevens te overleggen ter onderbouwing van zijn aanspraak op coronakorting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder geen gegevens over 2022 heeft overgelegd en daarom de coronakorting alleen kan worden vastgesteld op basis van de jaren 2020 en 2021.

De kantonrechter heeft de kosten die als vaste lasten gelden bij de toepassing van de vastelastenmethode beoordeeld. De huurder heeft verschillende kostenposten opgevoerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat niet alle opgevoerde kosten als vaste lasten kunnen worden aangemerkt. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de huurachterstand vastgesteld op € 37.343,46, waar de huurder een bedrag van € 5.129,04 in mindering mag brengen, waardoor de resterende huurachterstand € 32.214,42 bedraagt. Dit bedrag is toegewezen aan Wienieuw.

Daarnaast heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld om de bedrijfsruimte te ontruimen indien hij niet aan de betalingsregeling voldoet. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Wienieuw toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9913273 CV EXPL 22-17057
datum uitspraak: 25 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Wienieuw B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Quispel,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[naam horecagelegenheid01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. M.G.J. Smit.
De partijen worden hierna ‘Wienieuw’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 17 maart 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van de gemachtigde van [gedaagde01] van 21 april 2023, met bijlagen;
  • de akte van Wienieuw van 23 mei 2023.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat de zaak over gaat
2.1.
[gedaagde01] huurt een bedrijfsruimte van Wienieuw. [gedaagde01] heeft een achterstand laten ontstaan in de huurbetalingen en daarom heeft Wienieuw [gedaagde01] in deze procedure betrokken. [gedaagde01] heeft tegenvorderingen ingesteld, waarbij hij onder meer aanspraak maakt op zogenoemde coronakorting.
2.2.
Op 29 november 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben toen afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Over de coronakorting moet nog een beslissing worden genomen. In het tussenvonnis van 17 maart 2023 is aan [gedaagde01] opdracht gegeven om bepaalde gegevens te overleggen om zijn aanspraak op deze korting (verder) te onderbouwen. In het tussenvonnis is bepaald dat als partijen geen regeling treffen voor de coronakorting, een vonnis zal worden gewezen waarin deze korting zal worden bepaald en waarin de afspraken uit het proces-verbaal van 29 november 2022 opnieuw zullen worden vastgelegd. Daarvoor dient dit vonnis.
De aanspraak op coronakorting
2.3.
[gedaagde01] heeft, zoals aan hem opgedragen, de jaarrekeningen van 2019 en 2020 in het geding gebracht. [gedaagde01] heeft ook stukken in het geding gebracht waarop de (vaste) lasten over de jaren 2020 en 2021 staan vermeld, hoewel deze maar heel beperkt gespecificeerd zijn. Over 2022 heeft [gedaagde01] geen overzicht, specificatie en/of toelichting in het geding gebracht. Omdat de gegevens over 2022 ontbreken, zal de kantonrechter bij het vaststellen van de coronakorting uitgaan van de periode 15 maart 2020 (de ingangsdatum van de coronamaatregelen) tot en met 31 december 2021. Voor zover de vordering van [gedaagde01] zag op het jaar 2022, wordt deze dus afgewezen.
2.4.
Partijen verschillen – kennelijk – van mening over de kosten die als vaste lasten hebben te gelden bij het toepassen van de vastelastenmethode. [gedaagde01] heeft de volgende posten opgevoerd als vaste lasten:
  • huisvestingskosten;
  • vervoerskosten;
  • verkoopkosten;
  • kantoorkosten;
  • overige bedrijfskosten;
  • rentelasten en soortgelijke kosten.
2.5.
Wienieuw heeft – terecht – opgemerkt dat niet alle posten vaste lasten betreffen en dat de vervoerskosten, kantoorkosten en overige bedrijfskosten waarschijnlijk voor een deel ook variabele kosten zijn. De kantonrechter beoordeelt de posten als volgt:
  • huisvestingskosten: worden aangemerkt als vaste lasten;
  • vervoerskosten: worden aangemerkt als vaste lasten, behalve de brandstofkosten;
  • verkoopkosten: worden niet aangemerkt als vaste lasten, nu iedere toelichting op deze post ontbreekt;
  • kantoorkosten: worden niet aangemerkt als vaste lasten, nu iedere toelichting op deze post ontbreekt;
  • overige bedrijfskosten: worden aangemerkt als vaste lasten, behalve de juridische kosten en kasverschillen;
  • rentelasten en soortgelijke kosten: worden niet aangemerkt als vaste lasten. Het moeten financieren van bepaalde investeringen staat te ver af van het gebruik van het gehuurde om deze kosten als vaste lasten ten aanzien van dit gebruik aan te merken.
2.6.
Het voorgaande levert de volgende berekening aan vaste lasten op:
2020
2021
Huisvestingskosten
€ 48.786,00
€ 60.269,00
Vervoerskosten
€ 11.235,00
€ 8.330,00
Overige bedrijfskosten
€ 15.390,00
€ 11.903,00
Totaal
€ 75.411,00
€ 80.502,00
Per maand bedragen de vaste lasten waarmee in deze procedure wordt gerekend in 2020 daarom € 6.284,25 en in 2021 € 6.708,50.
2.7.
Uit de door [gedaagde01] overgelegde gegevens blijkt dat hij in de maanden oktober 2020 tot en met maart 2021 en de maanden juli 2021 tot en met december 2021 meer TVL heeft ontvangen dan de vaste lasten die de kantonrechter hiervoor heeft vastgesteld. Over deze maanden heeft [gedaagde01] daarom geen aanspraak op coronakorting.
2.8.
Over de periode van 15 maart 2020 tot en met september 2020 en die van april 2021 tot en met juni 2021 levert toepassing van de vastelastenmethode de volgende coronakorting op:
Het bedrag aan huurprijs over de maand maart 2020 van € 1.775,48 is berekend over een periode van 16 dagen, nu gedurende 16 dagen in die maand coronamaatregelen hebben gegolden.
2.9.
Het voorgaande betekent voor de afspraken uit het proces-verbaal van 29 november 2022 het volgende. De huurachterstand tot en met november 2022 is door partijen vastgesteld op € 37.343,46. Hierop mag [gedaagde01] een bedrag van € 5.129,04 in mindering brengen, zodat hij aan huurachterstand nog moet betalen een bedrag van € 32.214,42. Dat bedrag zal in dit vonnis worden toegewezen.
2.10.
Zoals door partijen overeengekomen zal een bedrag van € 7.500,00 aan boeterente, € 1.389,61 aan buitengerechtelijke kosten en € 1.509,03 aan proceskosten worden toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Wienieuw te betalen € 41.104,03;
3.2.
staat [gedaagde01] toe om het onder 3.1 genoemde bedrag te betalen in maandelijkse termijnen met ingang van 15 december 2022. Over de maanden december 2022 tot en met november 2023 moet [gedaagde01] € 500,- per maand aflossen, vanaf december 2023 € 1.000,- per maand;
3.3.
ontbindt de huurovereenkomst betreffende de bedrijfsruimte aan de [vestigingsadres01] in Rotterdam en bepaalt dat indien [gedaagde01] de onder 3.2 overeengekomen betalingsregeling is nagekomen en de lopende huur is betaald, zodra de huurachterstand volledig is afgelost de huurovereenkomst weer van kracht wordt;
en, als [gedaagde01] een achterstand laat ontstaan gelijk aan ten minste twee maanden van de geldende huurprijs of twee maandelijkse aflostermijnen niet heeft betaald:
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan de [vestigingsadres01] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Wienieuw te stellen;
en verder
3.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten in conventie en in reconventie, die aan de kant van Wienieuw tot vandaag worden vastgesteld op in totaal € 1.509,03;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en in het openbaar uitgesproken.
51909