ECLI:NL:RBROT:2023:8463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
10/322850-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schietpartij en explosief bij bedrijfspanden in Rotterdam en Den Haag

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij het beschieten van een bedrijfspand in Rotterdam en het plaatsen van een explosief bij een bedrijfspand in Den Haag. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van de eigenaren van de panden en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard en een schadevergoeding aan benadeelde partijen toegewezen. De zaak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/322850-22
Datum uitspraak: 14 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] , HvB,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van een nuttige dagbesteding, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met de aangevers en de medeverdachten voor de duur van twee jaar en, indien niet aan de maatregel wordt voldaan, één week vervangende hechtenis per overtreding, met een totale duur van ten hoogste zes maanden, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoons en teruggave van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1 tot en met 4
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en daartoe is het volgende aangevoerd. Primair kan op basis van het dossier niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Voor medeplegen dient sprake te zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier is niet gebleken van een intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte. De verdachte heeft enkel gefungeerd als doorgeefluik en heeft zich zowel op 27 als op 28 november 2022 gedistantieerd van het handelen van de medeverdachte.
Ten aanzien van de feiten die op 28 november 2022 in Den Haag zouden zijn gepleegd, heeft de verdediging subsidiair nog aangevoerd dat sprake is geweest van een absoluut ondeugdelijke poging en dat er geen sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen dan wel voor personen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 27 november 2022 is rond 5:00 uur ’s nachts het bedrijfspand van [bedrijf01] aan de [adres02] in Rotterdam beschoten. Ten tijde van de schietpartij was aangever [slachtoffer01] aanwezig in het pand. Op 28 november 2022 is rond 3:20 uur via cameratoezicht van de politie waargenomen dat een persoon een voorwerp met draden neerlegt voor het pand van [bedrijf01] aan de [adres03] in Den Haag. Ter plaatse is de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) aangehouden. Uit onderzoek is gebleken dat het voorwerp dat hij heeft neergelegd een explosief betreft.
De medeverdachte heeft bekend dat hij op 27 november drie schoten heeft afgevuurd op het pand aan de [adres02] in Rotterdam en dat hij op 28 november een explosief heeft geplaatst voor het pand aan de [adres03] in Den Haag. De medeverdachte heeft voorts verklaard dat hij tijdens de schietpartij en bij het ophalen van het explosief in het bijzijn was van een andere persoon. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij degene is geweest die samen met de medeverdachte aanwezig was bij het ontvangen en inleveren van het vuurwapen, de schietpartij aan de [adres02] en het ontvangen van het explosief. Ten tijde van het plaatsen van het explosief voor het pand aan de [adres03] is de verdachte in het voertuig van de medeverdachte blijven zitten.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op 27 en 28 november 2022 vindt er een conversatie plaats via Snapchat tussen de gebruikersnamen “ [naam01] ” en “ [naam02] ”. Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van het account [naam01] de medeverdachte betreft. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de gebruiker is van het account [naam02] en dat hij deze gesprekken met [naam01] heeft gevoerd. Uit deze berichten valt op te maken dat de verdachte informatie ontvangt over de schietpartij en het plaatsen van een explosief van de opdrachtgever, dat de medeverdachte afhankelijk is van deze informatie, dat de verdachte en de medeverdachte bespreken hoe laat en op welke wijze zij samen zullen bewegen en dat zij bespreken of zij betaald zullen worden voor de opdrachten.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte op 27 en 28 november een cruciale rol heeft gespeeld in de communicatie die plaatsvond rondom de schietpartij in Rotterdam en het plaatsen van het explosief in Den Haag. De verdachte ontving de benodigde informatie van de opdrachtgever en stuurde de medeverdachte als het ware aan; zonder deze informatie die hij van de verdachte ontving kon de medeverdachte niets beginnen.
Uit de verklaringen en op grond van het dossier blijkt daarnaast dat de verdachte op 27 en 28 november 2022 samen met de medeverdachte is opgetrokken tijdens belangrijke momenten. Op 27 november was de verdachte aanwezig bij het ophalen en inleveren van het vuurwapen, tijdens de schietpartij en de vlucht nadien en tijdens het verwisselen van het voertuig dat is gebruikt bij de schietpartij. Op 28 november was de verdachte aanwezig bij het ophalen van het explosief in Amsterdam en bij het parkeren van het voertuig voor het plaatsen van het explosief. Toen de medeverdachte bezig was met het plaatsen van het explosief, is de verdachte in de auto op hem blijven wachten.
Uit het dossier is niet aannemelijk geworden dat de verdachte zich op 27 en 28 november op enig moment – ook niet na het zien van het explosief – heeft gedistantieerd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht geweest dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Absoluut ondeugdelijke poging
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat er sprake zou zijn van een absoluut ondeugdelijke poging, wordt verworpen.
Een straffeloze, absoluut ondeugdelijke poging als door de verdediging bepleit, is pas aan de orde als de uitvoeringshandelingen zo kinderlijk, zo ondoeltreffend en zo ongerijmd zijn, dat zij nooit tot het door de verdachten beoogde doel hadden kunnen leiden, zelfs onder voor hen zeer gunstige omstandigheden. In onderhavig geval was hiervan geen sprake. De feitelijke handelingen zoals die door de verdachte en zijn medeverdachte zijn verricht, zijn – naar haar uiterlijke verschijningsvorm – te duiden als een begin van uitvoering waardoor hun voornemen om een explosie teweeg te brengen zijn geopenbaard.
De verdachte en de medeverdachte hebben met elkaar gesproken over de opdracht tot het plaatsen van een bom, waarbij de medeverdachte heeft aangegeven dat hij hoopt dat het “geen cobra 6 onzin” is. De verdachte en de medeverdachte hebben het explosief, een zogenaamd facia-pakket met daarin een kilo flitspoeder en als ontsteker een gloeipil die aan een elektradraad vastzat, opgehaald en zijn in de richting van het bedrijfspand van [bedrijf01] in Den Haag gereden. Onderweg is de medeverdachte – volgens de verklaring van de verdachte – met het explosief bezig geweest. De medeverdachte heeft het explosief voor het bedrijfspand neergelegd en de bijbehorende draad uitgerold. In de jaszak van de medeverdachte is bij zijn aanhouding een 9 volt blokbatterij aangetroffen. Uit het rapport van NFI deskundige explosies en explosieonderzoek Dalmolen (hierna: deskundige) volgt dat al bij een geringe opsluiting het ontsteken van flitspoeder kan leiden tot een zeer krachtige explosie. Volgens zijn verklaring ter zitting volstaat voor het ontsteken van de gloeipil een huis- tuin en keukenbatterij als energiebron. Anderhalve volt is daarvoor al voldoende. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de voor het pand en bij de medeverdachte aangetroffen voorwerpen gelet op het voorgaande in het algemeen geschikt om een ontploffing teweeg te brengen. Indien de medeverdachte niet door de verbalisanten op heterdaad zou zijn aangehouden, zou er een ontploffing teweeg kunnen zijn gebracht. Dit betekent dat geen sprake is van een middel dat in geen geval tot een ontploffing had kunnen leiden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat geen sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging, maar van een strafbare poging tot het teweegbrengen van een explosie.
Gemeen gevaar voor goederen en personen
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er, in het geval van een voltooide ontploffing, gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Om dat aan te kunnen nemen, dient dat gevaar ten tijde van het plaatsen van het explosief naar algemene ervaringsregels voorzienbaar te zijn geweest. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een explosief veel schade kan aanrichten. De deskundige heeft hierover op de terechtzitting verklaard dat schade aan het goed waarop het explosief wordt geplaatst een gegeven is en dat ruiten in de buurt van het explosief zullen breken. Uit het dossier blijkt dat het explosief direct voor het bedrijfspand is neergelegd, aan de kant waar meerdere ruiten zitten. De rechtbank neemt op basis hiervan aan dat er door het plaatsen van het explosief sprake was van gemeen gevaar voor goederen.
Daarnaast dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, zoals door de officier van justitie is bepleit, te duchten was. Om levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De deskundige van het NFI heeft hierover op de terechtzitting verklaard dat het levensgevaar of het gevaar op zwaar lichamelijk letsel afhankelijk is van waar een persoon zich bevindt ten opzichte van het explosief. Op één meter afstand bestaat levensgevaar, op enkele meters afstand bestaat gevaar voor zeer ernstig letsel tot dodelijk letsel en op tientallen meters afstand is de kans op ernstig letsel aanwezig, afhankelijk van of het explosief op een ruit is geplaatst. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of er ten tijde van het plaatsen van het explosief, dat midden in de nacht plaatsvond, personen in de (directe) nabijheid van het explosief aanwezig waren. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat, in het geval van een voltooide ontploffing, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was en zal de verdachte ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
4.2.
Bewijswaardering feit 5 (vuurwapen)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit en daartoe is het volgende aangevoerd. De inbeslagname van en het onderzoek aan de telefoons op grond van artikel 94 Sv is onrechtmatig geweest. Het onderzoek is zo verstrekkend geweest dat is getracht een min of meer compleet beeld te verkrijgen van het persoonlijk leven van de verdachte, hetgeen, nu niet is gebleken dat hiervoor de benodigde toestemming was verkregen van de officier van justitie, een inbreuk is op het bepaalde in artikel 8 EVRM. Dit levert een ernstig vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv. Gelet op het vormverzuim mogen de resultaten die door het onderzoek zijn verkregen niet bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde. Subsidiair is aangevoerd dat alleen het voorhanden hebben van het vuurwapen op 6 december 2022 kan worden bewezen en niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode.
4.2.2.
Beoordeling
Rechtmatig verkregen bewijs
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn opsporingsambtenaren bevoegd inbeslaggenomen smartphones te onderzoeken als de met dat onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd. Wanneer dat onderzoek echter zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de smartphone, is toestemming van de officier van justitie vereist.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting meegedeeld dat zij zelf toestemming voor het verrichten van onderzoek aan de in beslag genomen telefoons heeft verleend, maar dat deze toestemming kennelijk niet op schrift is vastgelegd. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze verklaring van de officier van justitie en gaat er aldus van uit dat de toestemming tot onderzoek aan de telefoons is verleend. Deze toestemming vormt een grondslag voor onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons. Voor zover het niet op schrift stellen van de toestemming van de officier van justitie als een vormverzuim moet worden beschouwd, is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte door dat verzuim in enige mate daadwerkelijk nadeel heeft geleden.
Het onderzoek aan de telefoons is dus rechtmatig geweest en kan bijdragen aan het bewijs voor het ten laste gelegde. Van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv is niet gebleken. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Voorhanden hebben vuurwapen
Bij de aanhouding van de verdachte zijn twee telefoons aangetroffen en in beslag genomen. Deze telefoons zijn onderzocht. Op de iPhone SE is een video aangetroffen die is opgeslagen in een map waarin foto’s en video’s worden opgeslagen die met de digitale camera zijn gecreëerd. De creatiedatum van deze video betrof 6 december 2022. In deze video is een op een vuurwapengelijkend voorwerp te zien met het logo van het merk Glock, de cijfers 9x19 en het serienummer [nummer01] . Het vuurwapen wordt vastgehouden door een rechterhand van een persoon met een getinte huidskleur. De persoon draagt om zijn rechterpols een zilveren armband, een zogenaamde Surinaamse Boei. Op de iPhone 12 is een video aangetroffen met daarin de verdachte [verdachte01] . De verdachte heeft een op een vuurwapengelijkend voorwerp vast in zijn rechterhand en draagt om zijn rechterpols een zilveren Surinaamse Boei. Door de verbalisant is waargenomen dat de verdachte een getinte huidskleur heeft.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat de twee in beslag genomen telefoons zijn telefoons betreffen.
Op 29 december 2022 is in een Nissan Qashqai een vuurwapen – een Glock – aangetroffen met het serienummer [nummer01] . Uit onderzoek naar het vuurwapen is gebleken dat het gaat om een Glock met het kaliber 9x19. Vast staat dat de verdachte op 27 november 2022, van en naar de schietpartij aan de [adres02] , in deze Nissan Qashqai heeft gezeten.
Gelet op de verklaring van de verdachte dat het zijn telefoons betreffen en de overeenkomsten tussen beide video’s, is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die in de video van 6 december 2022 een vuurwapen vasthoudt. Tevens acht de rechtbank bewezen dat, gelet op de overeenkomsten van het kaliber en serienummer en het feit dat de verdachte eerder in de Nissan Qashqai heeft gezeten waarin het vuurwapen is aangetroffen, het vuurwapen in de video van 6 december 2022 hetzelfde vuurwapen betreft als het vuurwapen dat op 29 december 2022 in beslag is genomen en waarvan is vastgesteld dat het om een vuurwapen gaat in de zin van de Wet wapens en munitie.
Op basis van het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 6 december 2022 (hetgeen valt in de ten laste gelegde periode) een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan de [adres04] , toebehorende aan [slachtoffer02] heeft beschadigd door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
2.
hij op 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer02] en [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door meermalen met een (semi) (automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer02] ( [adres04] ), alwaar die [slachtoffer01] aanwezig was, te schieten;
3.
hij op 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen bij
een restaurant gelegen aan de [adres05] ,
met dat opzet met zijn mededader
- met een (zelfgemaakt) explosief met flitspoeder en draad en een batterij naar (de omgeving van) voornoemd restaurant is gegaan, en
- dat (zelfgemaakte) explosief met flitspoeder en draad heeft geplaatst en uitgerold bij de gevel
van voornoemd restaurant,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd restaurant en goederen in voornoemd restaurant en andere goederen en panden in de omgeving van voornoemd restaurant,
te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door een (zelfgemaakt) explosief met flitspoeder en draad te plaatsen en uit te rollen bij de gevel van het pand aan de [adres05] , toebehorende aan die [slachtoffer02] ;
5.
hij in de periode van 06 december 2022 tot en met 14 december 2022 in Nederland, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk Glock, type/model 19, kaliber 9 mm (voorzien van serienummer [nummer01] ),
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van 1 en 2:
1.
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

2.medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

de eendaadse samenloop van 3 en 4:
3.
medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

4.medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

en voorts:
5.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte op 27 november 2022 schuldig gemaakt aan het beschieten van een bedrijfspand in Rotterdam, waardoor het gebouw is beschadigd. De verdachte is met de medeverdachte naar het bedrijfspand toe gegaan, waarna de medeverdachte drie keer op het pand heeft geschoten. In het pand was een schoonmaker aanwezig die tijdens het schietincident doodsangsten heeft uitgestaan. Tevens heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachte op 28 november 2022 schuldig gemaakt aan het plaatsen van een explosief bij een bedrijfspand in Den Haag. De eigenaar van het bedrijfspand is dezelfde eigenaar als de eigenaar van het bedrijfspand dat een dag eerder in Rotterdam is beschoten. Door het beschieten van het pand in Rotterdam en het plaatsen van het explosief voor het pand in Den Haag heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachte tevens schuldig gemaakt aan de bedreiging van de eigenaar van de bedrijfspanden en de bedreiging van de schoonmaker.
Het teweegbrengen van ontploffingen en het beschieten van gebouwen is in Rotterdam aan de orde van de dag en heeft vaak tot doel personen te intimideren. De impact die de beschieting en het plaatsen van het explosief hebben gehad op de direct betrokkenen is groot. Bij benadeelde [slachtoffer02] ontstond het gevoel dat de dader ook hem iets aan zou kunnen doen of dat de woning waarin hij sliep ook kon worden opgeblazen of beschoten. Het vinden van een goede en juiste nachtrust was lange tijd bijzonder lastig, nu hij het idee had dat hij altijd op zijn hoede moest zijn, ook thuis. Benadeelde [slachtoffer01] is bang dat het hem weer zal overkomen of dat de verdachten achter hem aan zullen komen. Hij durft als gevolg hiervan niet meer naar buiten en sluit zich op in zijn eigen huis.
Dit soort strafbare feiten veroorzaakt behalve bij de direct betrokkenen ook sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Hoewel de verdachte niet zelf heeft geschoten of het explosief heeft geplaatst, heeft hij wel een belangrijke en onmisbare rol gespeeld bij beide incidenten. Hij onderhield het contact met de opdrachtgever in wiens opdracht de verdachte en zijn medeverdachte handelden en was bij beide incidenten in de directe nabijheid aanwezig. De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het ontstaan van voornoemde gevoelens van onveiligheid en heeft zich bovendien niet laten weerhouden door het voorzienbare gevaar voor schade aan de bedrijfspanden.
Tot slot heeft de verdachte een vuurwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten, hetgeen in de onderhavige zaak weer eens wordt bevestigd. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor wapenbezit.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2023. Dit rapport houdt kort gezegd het volgende in.
Op basis van de beschikbare informatie concludeert de reclassering dat er beperkt tot geen beschermende factoren aanwezig zijn. Er zijn problemen en/of risico's op het gebied van het psychosociaal functioneren, gewetensontwikkeling, het ontbreken van een structurele zinvolle dagbesteding, gebrek aan financiën, een negatief sociaal netwerk en mogelijk middelengebruik. De verdachte kent een verleden waarin hij zich niet heeft gehouden aan voorwaarden en afspraken. Thans geeft hij aan dat hij zich nu wel zal houden aan afspraken en voorwaarden, mits deze van praktische aard zijn en niet gericht zijn op diagnostiek en behandeling.
Het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden is ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen. Het opleggen van een toezicht geeft de reclassering de mogelijkheid om een breder beeld te krijgen van het handelen van de verdachte, zijn activiteiten en zijn sociaal netwerk, waardoor er mogelijk meer zicht ontstaan op de manier waarop hij keuzes maakt en hoe hij zich verhoudt tot zijn netwerk. Ook kan de verdachte mogelijk baat hebben bij ondersteuning in het moreel redeneren, pro-sociale keuzes maken en zich kritisch verhouden tot vrienden/kennissen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met medeverdachten, een locatiegebod met elektronische monitoring, het inspannen tot het vinden en houden van dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de verschillende feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de rol van de verdachte bij de incidenten op 27 en 28 november en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdediging heeft verzocht een eventuele gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden en rekening te houden met de nog jonge leeftijd van de verdachte. Gelet op de ernst van de strafbare feiten en de rol die de verdachte daarbij heeft gespeeld acht de rechtbank een dergelijke straf niet passend. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en mede gelet op de nog jonge leeftijd van de verdachte. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat alleen een meldplicht bij de reclassering en het inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding als bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Maatregel ex art. 38v Sr
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met de aangevers:
- [slachtoffer02] geboren op [geboortedatum02] 1992 in [geboorteplaats02] en
- [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum03] 1967 in [geboorteplaats03] (Suriname);
en met de medeverdachten:
- [medeverdachte01] geboren op [geboortedatum04] 2003 in [geboorteplaats04] ;
- [medeverdachte02] , geboren op [geboortedatum05] 2005 in [geboorteplaats04] en
- [medeverdachte03] , geboren op [geboortedatum06] 2006 in [geboorteplaats04] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone 12 Pro en de iPhone SE verbeurd te verklaren. Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 1.080,- heeft de officier van justitie gevorderd dit terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen geldbedrag moet worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen iPhone 12 Pro (goednummer [nummer02] ) en de iPhone SE (goednummer [nummer03] ) zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 1.080,- (goednummer [nummer04] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer02]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] , vertegenwoordigd door mr. J. Nagtegaal, ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 40.034,74 aan materiële schade, een vergoeding van
€ 4.000,- aan immateriële schade (€ 2.000,- voor de feiten 1 en 2 en € 2.000,- voor de feiten 3 en 4) en een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van het liquidatietarief.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 2.000,-. De gevorderde materiële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu een behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en door de verdachte niet, althans niet voldoende gemotiveerd, is weersproken, zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden toegewezen, met uitzondering van het verlies aan investeringskosten.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het deel van de vordering dat ziet op het verlies aan investeringskosten, omdat niet is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten.
Immateriële schade
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-, te weten € 1.000 voor de feiten 1 en 2 en
€ 1.000,- voor de feiten 3 en 4. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overig
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 november 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 498,- per punt en zal twee punten toekennen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 41.220,92, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 996,- (twee keer één punt à
€ 498,-).
Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[bedrijf01] B.V.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [bedrijf01] B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Nagtegaal, ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 12.213,76 aan materiële schade en een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van het liquidatietarief.
9.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.6.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu een behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.
9.7.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en door de verdachte niet, althans niet voldoende gemotiveerd, is weersproken, zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden toegewezen.
De rechtbank overweegt specifiek ten aanzien van de gevorderde kosten voor het kassasysteem van € 45,- dat deze kosten niet met bescheiden zijn onderbouwd, maar dat deze kosten de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen en ook overigens niet zijn weersproken door de verdediging. Ook op dit punt zal de vordering worden toegewezen.
Overig
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 november 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 311,- per punt en twee punten toekennen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 12.213,76, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 622,- (twee keer één punt à
€ 311,-).
[slachtoffer01]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] , vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Hamers, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade en
€ 1.000,- aan nader te onderbouwen schade.
9.9.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de nader te onderbouwen schade, moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.10.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is bepleit dat de vordering moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vordering moet worden gematigd, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
9.11.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat door het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de aard en de ernst van het feit, te weten het beschieten van het bedrijfspand waarin de benadeelde partij zich op dat moment bevond, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast. Uit de onderbouwing van de vordering is gebleken welke gevolgen dit voor de benadeelde partij heeft gehad. De rechtbank acht een immateriële schadevergoeding van € 3.000,- billijk en zal de vordering voor dit bedrag toewijzen.
De gevorderde ‘nader te onderbouwen schade’ betreft mogelijk toekomstige schade, gevorderd met het oog op een eventuele hoger beroep procedure. De benadeelde partij zal voor dit onderdeel van de vordering in deze procedure niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade niet is onderbouwd.
Overig
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 november 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 187,00 per punt en twee punten toekennen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 374,- (twee keer één punt à € 187,-).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 45, 47, 55, 57, 157, 285 en 352 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 in Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met de aangevers
- [slachtoffer02] geboren op [geboortedatum02] 1992 in [geboorteplaats02] en
- [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum03] 1967 in [geboorteplaats03] (Suriname),
gedurende twee jaren na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met de medeverdachten
- [medeverdachte01] geboren op [geboortedatum04] 2003 in [geboorteplaats04] ,
- [medeverdachte02] , geboren op [geboortedatum05] 2005 in [geboorteplaats04] en
- [medeverdachte03] , geboren op [geboortedatum06] 2006 in [geboorteplaats04] ,
gedurende twee jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5:
- iPhone 12 pro (goednummer [nummer02] )
- iPhone SE (goednummer [nummer03] )
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
- het geldbedrag van € 1.080,- (goednummer [nummer04] )
[slachtoffer02]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] , te betalen een bedrag van
€ 41.220,92 (zegge: eenenveertigduizend tweehonderdtwintig euro en tweeënnegentig cent), bestaande uit € 39.220,92 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 996,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 41.220,92(hoofdsom,
zegge: eenenveertigduizend tweehonderdtwintig euro en tweeënnegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 41.220,92 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
241 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer02] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
[bedrijf01] B.V.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [bedrijf01] B.V., te betalen een bedrag van
€ 12.213,76 (zegge: twaalfduizend tweehonderddertien euro en zesenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [bedrijf01] B.V.
gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 622,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [bedrijf01] B.V. te betalen
€ 12.213,76(hoofdsom
, zegge: twaalfduizend tweehonderddertien euro en zesenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 12.213,76 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
96 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [bedrijf01] B.V., waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
[slachtoffer01]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01]
gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 374,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom, z
egge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Wegman, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres04] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer02] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer03] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met elkaar of anderen althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres04] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer02] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 te Rotterdam en/of Dordrecht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand, tijdens en na het delict meerdere malen contact te hebben en te onderhouden met voornoemde [medeverdachte01] en/of ‘ [naam03] ’ en/of met een opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon in welke
contacten hij, verdachte, als schakel/tussenpersoon fungeert tussen voornoemde [medeverdachte01] en ‘ [naam03] ’ en/of die opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon en/of
- locatiegegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het delict, betaling(en) en/of vervoer te delen met die [medeverdachte01] en/of
- met voornoemde [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven person(o)n(en) een vuurwapen op te halen (in Rotterdam-Zuid) en/of af te geven in Dordrecht en/of
- benzine voor die [medeverdachte01] te betalen en/of
- in aanwezigheid van en samen met voornoemde [medeverdachte01] van personenauto te wisselen en/of
- met die [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) in een auto richting de plaats delict te rijden en/of
- met die [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) richting de plaats delict te lopen/rennen alwaar die [medeverdachte01] (vervolgens) met een vuurwapen op het gebouw aan/nabij de [adres02] 98B heeft geschoten;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer02] en/of [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermalen) met een (semi) (automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer02] ( [adres04] ), alwaar die [slachtoffer01] aanwezig was, te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer03] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 27 november 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met elkaar of anderen althans alleen, [slachtoffer02] en/of [slachtoffer01] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermalen) met een (semi)(automatisch) vuurwapen op een
pand van die [slachtoffer02] ( [adres04] ), alwaar die [slachtoffer01] aanwezig was, te schieten;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 te Rotterdam en/of Dordrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is
geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand, tijdens en na het delict meerdere malen contact te hebben en te onderhouden met voornoemde [medeverdachte01] en/of ‘ [naam03] ’ en/of met een opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon in welke contacten hij, verdachte, als schakel/tussenpersoon fungeert tussen voornoemde [medeverdachte01] en ‘ [naam03] ’ en/of die
opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon en/of
- locatiegegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het delict, betaling(en) en/of vervoer te delen met die [medeverdachte01] en/of
- met voornoemde [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven person(o)n(en) een vuurwapen op te halen (in Rotterdam-Zuid) en/of af te geven in Dordrecht en/of
- benzine voor die [medeverdachte01] te betalen en/of
- in aanwezigheid van en samen met voornoemde [medeverdachte01] van personenauto te wisselen en/of
- met die [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) in een auto richting de plaats delict te rijden, en/of
- met die [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) richting de plaats delict te lopen/rennen alwaar die [medeverdachte01] (vervolgens) met een vuurwapen op het gebouw aan/nabij de [adres02] 98B heeft geschoten;
3.
hij op of omstreeks 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in en/of bij
een restaurant gelegen aan de [adres05] ,
met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met een (zelfgemaakt) explosief in combinatie met flitspoeder, althans met stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of dra(a)d(en) en/of een batterij en/of een aansteker naar (de omgeving van) voornoemd restaurant is gegaan, en/of
- dat (zelfgemaakte) explosief met flitspoeder, althans met stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of en/of dra(a)d(en) en/of een batterij heeft geïnstalleerd en/of opgesteld en/of geplaatst en/of uitgerold tegen en/of bij (de gevel
en/of deur van) voornoemd restaurant,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd restaurant en/of goederen in voornoemd restaurant en/of andere goederen en/of panden in de omgeving van voornoemd restaurant, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor waar lichamelijk letsel voor één of meer in die woning/pand en/of in een of meer belendend(e) perce(e)l(en)/woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer03] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 28 november 2022 te Den Haag en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar of met anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in en/of bij een restaurant gelegen aan de [adres05] ,
met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met een (zelfgemaakt) explosief in combinatie met flitspoeder althans met stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of dra(a)d(en) en/of een batterij en/of een aansteker naar (de omgeving van) voornoemd restaurant is gegaan, en/of
- dat (zelfgemaakte) explosief met flitspoeder, althans met stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of en/of dra(a)d(en) en/of een batterij heeft geïnstalleerd en/of opgesteld en/of geplaatst en/of uitgerold tegen en/of bij (de geel en/of deur van) voornoemd restaurant
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde restaurant en/of goederen in voornoemd restaurant en/of andere goederen en/of panden in de omgeving van voornoemd restaurant, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer in die woning/pand en/of in een of meer belendend(e) perce(e)l(en)/woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 27 november 2022 tot en met 28 november 2022 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand, tijdens en/of na het delict meerdere malen contact te hebben en te onderhouden met voornoemde [medeverdachte01] en/of ‘ [naam03] ’ en/of met een opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon in welke contacten hij, verdachte, als schakel/tussenpersoon fungeert tussen voornoemde [medeverdachte01] en die ‘ [naam03] ’ en/of opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon en/of
- locatiegegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het delict, betaling(en) en/of vervoer te delen met die [medeverdachte01] en/of,
- met voornoemde [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven person(o)n(en) een explosief op te halen in Amsterdam en/of dit explosief achterin een personenauto te zetten en/of leggen en/of in de tas te kijken waarin dit explosief zich bevond en/of
- met die [medeverdachte01] mee te gaan naar een vriend van die [medeverdachte01] alwaar die [medeverdachte01] (in een schuur) het explosief is gaan testen en/of
- met die [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) met die auto naar een locatie te rijden voor het ophalen van een explosief en/of naar de plaats delict en/of in die auto te blijven wachten terwijl [medeverdachte01] een explosief plaatst, terwijl hij verdachte over de sleutel van dat voertuig beschikt;
4.
hij op of omstreeks 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (zelfgemaakt) explosief in combinatie met flitspoeder althans stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of dra(a)d(en) en/of een batterij te installeren en/of op te stellen en/of te plaatsen en/of uit te rollen tegen en/of bij (de gevel en/of deur van) het pand aan de [adres05] , geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer02] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer03] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 28november2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met elkaar of met anderen, althans alleen, [slachtoffer02] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (zelfgemaakt) explosief in combinatie met flitspoeder althans stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of
meer lonten en/of dra(a)d(en) en/of een batterij te installeren en/of op te stellen en/of te plaatsen en/of uit te rollen tegen en/of bij (de gevel en/of deur van) het pand aan de Hoeflade 52, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer02] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 27 november 2022 tot en met 28 november 2022 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand, tijdens en/of na het delict meerdere malen contact te hebben en te onderhouden met voornoemde [medeverdachte01] en/of ‘ [naam03] ’ en/of met een opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon in welke contacten hij, verdachte, als schakel/tussenpersoon fungeert tussen voornoemde [medeverdachte01] en die ‘ [naam03] ’ en/of opdrachtgever/informatiemakelaar/tussenpersoon en/of
- locatiegegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het delict, betaling(en), vervoer te delen met die [medeverdachte01] en/of,
- met voornoemde [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven person(o)n(en) een explosief op te halen in Amsterdam en/of dit explosief achterin een personenauto te zetten en/of leggen en/of in de tas te kijken waarin dit explosief zich bevond en/of
- met die [medeverdachte01] mee te gaan naar een vriend van die [medeverdachte01] alwaar die [medeverdachte01] (in een schuur) het explosief is gaan testen en/of
- met die [medeverdachte01] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) met die auto naar een locatie te rijden voor het ophalen van een explosief en/of naar de plaats delict en/of in die auto te blijven wachten terwijl [medeverdachte01] een explosief plaatst, terwijl hij verdachte over de sleutel van dat voertuig beschikt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 06 december 2022 tot en met 14 december 2022 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk Glock, type/model 19, kaliber 9 mm (voorzien van serienummer [nummer01] ),
voorhanden heeft gehad.