ECLI:NL:RBROT:2023:8462

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
10/311086-22 en 10/011848-23 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schietpartij en explosief bij bedrijfspanden in Rotterdam en Den Haag met poging tot zware mishandeling

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij het beschieten van een bedrijfspand in Rotterdam en het plaatsen van een explosief bij een bedrijfspand in Den Haag. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschieten van het pand, wat leidde tot schade, en aan het plaatsen van een explosief, wat de eigenaar en een schoonmaker bedreigde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een schietpartij bij drie woningen, omdat de betrokkenheid niet voldoende kon worden vastgesteld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de maatregel ex art. 38v Sr opgelegd en de in beslag genomen telefoon werd verbeurd verklaard. De rechtbank kende ook schadevergoedingen toe aan benadeelde partijen, waaronder materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/311086-22 en 10/011848-23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De dagvaarding in de zaak met parketnummer 10/311086-22 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde en van het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • indien de rechtbank toekomt aan een veroordeling voor de feiten onder parketnummer 10/011848-23: veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest,
  • indien de rechtbank niet toekomt aan een veroordeling voor de feiten onder parketnummer 10/011848-23: veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met de aangevers en de medeverdachten voor de duur van twee jaar en, indien niet aan de maatregel wordt voldaan, één week vervangende hechtenis per overtreding, met een totale duur van ten hoogste zes maanden, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 onder parketnummer 10/011848-23
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feiten 2 en 3 onder parketnummer 10/011848-23
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de bevindingen uit de telefoon van de verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 en 3 ten laste gelegde. De verdachte was voorafgaand aan het incident op de plaats delict aanwezig, beschikte in de nacht van
18 juli over een Glock, had direct na het schietincident de beschikking over een video waarop de schietpartij is waar te nemen en heeft een selfie gestuurd met de tekst dat de klus is gelukt. Primair kan de verdachte worden beschouwd als de schutter, subsidiair als medepleger.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat in de nacht van 18 juli 2022 een schietpartij heeft plaatsgevonden aan de [locatie01] in Rotterdam. In totaal zijn zeventien afgevuurde patroonhulzen aangetroffen en één metalen deel. Door de schietpartij zijn drie woningen beschadigd.
Uit de historische gegevens en de telefoon van de verdachte blijkt dat de verdachte tweeëneenhalf uur voorafgaand aan het schietincident in de [locatie01] is geweest. Eén uur voorafgaand aan het schietincident heeft de verdachte een foto en een video geüpload van een Glock. Uit onderzoek is gebleken dat op 18 juli 2022 met een Glock is geschoten. Tot slot is op de telefoon van de verdachte een video aangetroffen van de schietpartij en heeft de verdachte ongeveer 40 minuten na de schietpartij een selfie gepost met de tekst “djoen gwlukt”.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de betrokkenheid van de verdachte bij de schietpartij op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan. De verdachte heeft ontkend dat hij iets met de schietpartij te maken heeft gehad. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokken was bij de schietpartij, zijn die naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de verdachte de schutter is geweest of op andere wijze een rol als medepleger heeft gespeeld. De rechtbank zal de verdachte derhalve van deze feiten vrijspreken.
4.2.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewijswaardering feit 3 onder parketnummer 10/311086-22
4.4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Primair is hiertoe aangevoerd dat sprake was van een absoluut ondeugdelijke poging. Op basis van het dossier kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat er daadwerkelijk een ontploffing teweeg had kunnen worden gebracht met de batterij die de verdachte bij zich had. Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Op basis van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat er levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
4.4.2.
Beoordeling
Op 28 november 2022 is rond 3:20 uur via cameratoezicht van de politie waargenomen dat een persoon een voorwerp met draden neerlegt voor het pand van [bedrijf01] aan de [straatnaam01] in Den Haag. Ter plaatse is de verdachte aangehouden. Uit onderzoek is gebleken dat het voorwerp dat hij heeft neergelegd een explosief betreft. Later is ook de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) aangehouden die met de verdachte was meegereisd naar Den Haag.
Absoluut ondeugdelijke poging
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat er sprake zou zijn van een absoluut ondeugdelijke poging, wordt verworpen.
Een straffeloze, absoluut ondeugdelijke poging als door de verdediging bepleit, is pas aan de orde als de uitvoeringshandelingen zo kinderlijk, zo ondoeltreffend en zo ongerijmd zijn, dat zij nooit tot het door de verdachten beoogde doel hadden kunnen leiden, zelfs onder voor hen zeer gunstige omstandigheden. In onderhavig geval was hiervan geen sprake. De feitelijke handelingen zoals die door de verdachte en zijn medeverdachte zijn verricht, zijn – naar haar uiterlijke verschijningsvorm – te duiden als een begin van uitvoering waardoor hun voornemen om een explosie teweeg te brengen zijn geopenbaard.
De verdachte en de medeverdachte hebben met elkaar gesproken over de opdracht tot het plaatsen van een bom, waarbij de verdachte heeft aangegeven dat hij hoopt dat het “geen cobra 6 onzin” is. De verdachte en de medeverdachte hebben het explosief, een zogenaamd facia-pakket met daarin een kilo flitspoeder en als ontsteker een gloeipil die aan een elektradraad vastzat, opgehaald en zijn in de richting van het bedrijfspand van [bedrijf01] in Den Haag gereden. Onderweg is de verdachte – volgens de verklaring van de medeverdachte – met het explosief bezig geweest. De verdachte heeft het explosief voor het bedrijfspand neergelegd en de bijbehorende draad uitgerold. In de jaszak van de medeverdachte is bij zijn aanhouding een 9 volt blokbatterij aangetroffen. Uit het rapport van NFI- deskundige explosies en explosieonderzoek Dalmolen (hierna: deskundige) volgt dat al bij een geringe opsluiting het ontsteken van flitspoeder kan leiden tot een zeer krachtige explosie. Volgens zijn verklaring ter zitting volstaat voor het ontsteken van de gloeipil een huis- tuin en keukenbatterij als energiebron. Anderhalve volt is daarvoor al voldoende. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de voor het pand en bij de verdachte aangetroffen voorwerpen gelet op het voorgaande in het algemeen geschikt om een ontploffing teweeg te brengen. Indien de verdachte niet door de verbalisanten op heterdaad zou zijn aangehouden, zou er een ontploffing teweeg kunnen zijn gebracht. Dit betekent dat geen sprake is van een middel dat in geen geval tot een ontploffing had kunnen leiden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat geen sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging, maar van een strafbare poging tot het teweegbrengen van een explosie.
Levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er, in het geval van een voltooide ontploffing, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, zoals door de officier van justitie is bepleit, te duchten was. Om levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De deskundige heeft hierover op de terechtzitting verklaard dat het levensgevaar of het gevaar op zwaar lichamelijk letsel afhankelijk is van waar een persoon zich bevindt ten opzichte van het explosief. Op één meter afstand bestaat levensgevaar, op enkele meters afstand bestaat gevaar voor zeer ernstig letsel tot dodelijk letsel en op tientallen meters afstand is de kans op ernstig letsel aanwezig, afhankelijk van of het explosief op een ruit is geplaatst. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of er ten tijde van het plaatsen van het explosief, dat midden in de nacht plaatsvond, personen in de (directe) nabijheid van het explosief aanwezig waren. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat, in het geval van een voltooide ontploffing, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was en zal de verdachte ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich – tezamen en in vereniging met de medeverdachte – schuldig heeft gemaakt aan het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 3 primair ten laste gelegde. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
4.5.
Bewijswaardering feit 5 onder parketnummer 10/311086-22
4.5.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Primair is daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van en (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair is aangevoerd dat geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. Meer subsidiair is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van medeplegen.
4.5.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte samen met anderen een poging zware mishandeling heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van de chatberichten tussen de medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] kan worden vastgesteld dat een opdracht is gegeven voor het twee tot driemaal schieten in het been van een persoon woonachtig aan de [adres02] in Ede. [medeverdachte03] zou de schutter regelen en [medeverdachte02] de chauffeur (“de driver”). [medeverdachte02] heeft dit verzoek uitgezet bij de medeverdachte [medeverdachte04] , waarbij [medeverdachte02] details heeft gegeven over de opdracht, waaronder het uitgewerkte plan, het adres van de locatie waar de schutter moest worden opgehaald, het adres in Ede en foto’s van het doelwit. [medeverdachte04] heeft de chauffeur geregeld.
De verdachte heeft op de terechtzitting naar aanleiding van vragen over de verdenking van de poging zware mishandeling gepleegd in Ede verklaard dat hij “de driver” was (de rechtbank begrijpt: de persoon die in de nacht van 9 op 10 november 2022 naar Ede is gereden) en dat hij iemand moest afzetten.
Uit onderzoek van de telefoon van de verdachte is gebleken dat met het toestel van de verdachte op 10 november 2022 om 01:32 uur een video is geüpload van het doorladen van een vuurwapen. Om 03:11 uur registreert het toestel de locatie [adres03] in Ede, tweehonderd meter verwijderd van de [adres02] . Om 04:03 uur wordt een video gecreëerd voor het flatgebouw aan de [adres02] in Ede. Hierbij wordt de toegangsdeur en het portiek gefilmd.
In de telefoon van [medeverdachte04] is een screenshot van een gesprek aangetroffen tussen [medeverdachte04] en “ [naam01] ” tijdens de uitvoering van de opdracht. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte de gebruiker van het account “ [naam01] ” betreft. De verdachte houdt [medeverdachte04] nauwgezet op de hoogte van wat hij en de schutter aan het doen zijn in Ede. Hierbij wordt onder andere gesproken over dat “die p net nog is gesmeerd”, dat het gaat om “2-3 keer gassen”, dat “de shooter achter de deur staat”, dat “die man die deur open moet doen” en dat “de deur niet open gaat”.
Uit een mutatie in het politiesysteem blijkt dat er op 10 november omstreeks 4:45 uur is aangeklopt bij de woning aan de [adres02] . Door het kijkgat heeft één van de aanwezige kinderen een negroïde man voor de deur zien staan. De deur is niet geopend.
De verdachte heeft om 06:15 uur een foto gedeeld met de tekst “mislukte djoen”, inhoudende dat de klus is mislukt. Op 11 november 2022 heeft de verdachte weer contact met [medeverdachte04] , waarbij [medeverdachte04] aangeeft dat schieten op het huis niet mogelijk is en dat echt in de benen moet worden geschoten.
Op basis van de hiervoor aangehaalde berichten is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in de nacht van 9 op 10 november 2022 wetenschap had van de opdracht, inhoudende dat er geschoten moest worden op een persoon, en dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In de berichtgeving wordt duidelijk gesproken over het schieten en dat dit alleen lukt als de persoon de deur opent. Aangezien die persoon kennelijk teveel op zijn hoede was en de deur niet is geopend, is de klus – te weten het schieten in een been – mislukt.
Tevens kan op basis van de berichten worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, gericht op het uitvoeren van een beschieting op een persoon woonachtig aan de [adres02] in Ede. De verdachte heeft het vuurwapen en de schutter opgehaald, is vervolgens samen met de schutter en het vuurwapen naar de [adres02] in Ede gegaan (waar ’s nachts bij nummer [nummer01] daadwerkelijk is aangeklopt) en heeft die nacht nauw contact onderhouden met de opdrachtgever. De verdachte heeft hiermee een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan de poging zware mishandeling.
Begin van uitvoering
Van een begin van uitvoering kan worden gesproken, indien de gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten, in het bijzonder het met de schutter en een vuurwapen naar de woning in Ede rijden, aldaar met een vuurwapen naar de voordeur van een woning te lopen en vervolgens op de voordeur van de woning te kloppen met als kennelijk doel dat het doelwit de deur opent en hij in zijn been kan worden geschoten, te kwalificeren zijn als een begin van uitvoering van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Deze gedragingen moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.5.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 5 primair ten laste gelegde.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 3 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/311086-22
1.
hij op 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan de [adres04] , toebehorende aan [slachtoffer01] , heeft beschadigd door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
2.
hij op 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer01] en [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door meermalen met een (semi) (automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer01] ( [adres04] ), alwaar die [slachtoffer02] aanwezig was, te schieten;
3.
hij op 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen bij
een restaurant gelegen aan de [adres05] ,
met dat opzet met zijn mededader
- met een (zelfgemaakt) explosief met flitspoeder en draad en/ een batterij naar (de omgeving van) voornoemd restaurant is gegaan, en
- dat (zelfgemaakte) explosief met flitspoeder en draad heeft geplaatst en uitgerold bij de gevel
van voornoemd restaurant,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd restaurant en goederen in voornoemd restaurant en andere goederen en panden in de omgeving van voornoemd restaurant, te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een (zelfgemaakt) explosief met flitspoeder en draad te plaatsen en uit te rollen bij de gevel van het pand aan de [adres05] , toebehorende aan die [slachtoffer01] ;
5.
hij in de periode van 09 november 2022 tot en met 10 november 2022 te Ede en elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een onbekend gebleven persoon, verblijvende aan de [adres02] te Ede, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (door met een vuurwapen meerdere kogels in een/de be(e)n(en) en/of billen voor voornoemde onbekend gebleven persoon
te schieten),
- locatiegegevens en persoonsgegevens en informatie omtrent de wijze van uitvoering van het uit te voeren schietincident hebben verschaft en/of verstrekt en
- een pistool heeft verschaft en/of aangeboden en
- met een (personen)auto naar een woning gelegen aan de [adres02] zijn gereden
- in het bezit van een doorgeladen vuurwapen in de richting van de voordeur van voornoemde woning zijn gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/311086-22
de eendaadse samenloop van 1 en 2:
1.
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

2.medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

de eendaadse samenloop van 3 en 4:
3.
medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

4.medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

en voorts:
5.
medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte op 27 november 2022 schuldig gemaakt aan het beschieten van een bedrijfspand in Rotterdam, waardoor het gebouw is beschadigd. De verdachte is met de medeverdachte naar het bedrijfspand toe gegaan, waarna de verdachte drie keer op het pand heeft geschoten. In het pand was een schoonmaker aanwezig die tijdens het schietincident doodsangsten heeft uitgestaan. Tevens heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachte op 28 november 2022 schuldig gemaakt aan het plaatsen van een explosief bij een bedrijfspand in Den Haag. De eigenaar van het bedrijfspand is dezelfde eigenaar als de eigenaar van het bedrijfspand dat een dag eerder in Rotterdam is beschoten. Door het beschieten van het pand in Rotterdam en het plaatsen van het explosief voor het pand in Den Haag heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachte tevens schuldig gemaakt aan de bedreiging van de eigenaar van de bedrijfspanden en de bedreiging van de schoonmaker.
Tot slot heeft de verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is met een vuurwapen naar Ede gereden met het doel om een persoon in zijn benen te schieten.
Het teweegbrengen van ontploffingen en het beschieten van gebouwen en personen is in Rotterdam aan de orde van de dag en heeft vaak tot doel personen te intimideren. De impact die de beschieting en het plaatsen van het explosief impact hebben gehad op de direct betrokkenen is groot. Bij benadeelde [slachtoffer01] ontstond het gevoel dat de dader ook hem iets aan zou kunnen doen of dat de woning waarin hij sliep ook kon worden opgeblazen of beschoten. Het vinden van een goede en juiste nachtrust was lange tijd bijzonder lastig, nu hij het idee had dat hij altijd op zijn hoede moest zijn, ook thuis. Benadeelde [slachtoffer02] is bang dat het hem weer zal overkomen of dat de verdachten achter hem aan zullen komen. Hij durft als gevolg hiervan niet meer naar buiten en sluit zich op in zijn eigen huis.
Dit soort strafbare feiten veroorzaakt behalve bij de direct betrokkenen ook sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het ontstaan van die gevoelens van onveiligheid en heeft zich bovendien niet laten weerhouden door het voorzienbare gevaar voor schade aan de bedrijfspanden en het veroorzaken van letsel bij personen.
De verdachte heeft in ieder geval ten aanzien van de feiten gepleegd op 27 en 28 november 2022 toegegeven dat hij dit heeft gedaan voor het geld en dat hij van tevoren niet wist welk bedrag er tegenover stond. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zulke ernstige strafbare feiten te plegen en neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij bij het plegen van de feiten enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder daarbij na te denken wat hij daarmee andere personen aandoet.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2023. Dit rapport houdt kort gezegd het volgende in.
De verdachte lijkt ten aanzien van de tenlastelegging verkeerde keuzes gemaakt te hebben en was ten tijde van de gepleegde feiten onvoldoende weerbaar. Omdat hij onvoldoende openheid geeft over de mensen die betrokken zijn bij de tenlastelegging is het niet duidelijk of de opdrachtgever en/of medeverdachte deel uitmaken van zijn sociale netwerk en er dus sprake is van een, mogelijk deels, negatief sociaal netwerk. Ten aanzien van de buurt waar de verdachte woont, gaf hij aan daar mogelijk wel contact te hebben met mensen die zich bezighouden met criminaliteit, al lijkt het hierbij meer te gaan om bekenden uit de buurt dan om vrienden. Door gezondheidsproblemen van zijn vader was er niet altijd sprake van een veilige thuissituatie. De vader van de verdachte is kortgeleden overleden. De verdachte is eerder onverwacht gestopt met zijn opleiding omdat hij zich niet meer kon focussen, mogelijk door zijn thuissituatie. Hij is toen gaan werken en hij verwacht ook na zijn detentie weer snel aan het werk te kunnen. Ook denkt de verdachte er over om weer een opleiding te gaan volgen.
Het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, de inspanningsverplichting tot hebben/houden van een zinvolle dagbesteding en, indien nodig, zijn medewerking verlenen aan andere interventies om zijn sociaal-maatschappelijke situatie te verbeteren.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de verschillende feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf van maximaal 24 tot 30 maanden op te leggen, waarvan een gedeelte voorwaardelijk. Gelet op de ernst van de strafbare feiten acht de rechtbank een dergelijke straf niet passend. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en mede gelet op de nog jonge leeftijd van de verdachte. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Maatregel ex art. 38v Sr
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met de aangevers:
- [slachtoffer01] geboren op [geboortedatum02] 1992 in [geboorteplaats02] en
- [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum03] 1967 in [geoorteplaats01] (Suriname);
en met de medeverdachten:
- [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum04] 2003 in [geboorteplaats03] ;
- [medeverdachte02] , geboren op [geboortedatum05] 2005 in [geboorteplaats01] en
- [medeverdachte04] , geboren op [geboortedatum06] 2006 in [geboorteplaats01] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen iPhone (goednummer [nummer02] ) zal worden verbeurd verklaard. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer01]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] , vertegenwoordigd door mr. J. Nagtegaal, ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 40.034,74 aan materiële schade, een vergoeding van
€ 4.000,- aan immateriële schade (€ 2.000,- voor de feiten 1 en 2 en € 2.000,- voor de feiten 3 en 4) en een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van het liquidatietarief.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 2.000,-. De gevorderde materiële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu een behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en door de verdachte niet, althans niet voldoende gemotiveerd, is weersproken, zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden toegewezen, met uitzondering van het verlies aan investeringskosten.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het deel van de vordering dat ziet op het verlies aan investeringskosten, omdat niet is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten.
Immateriële schade
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-, te weten € 1.000 voor de feiten 1 en 2 en
€ 1.000,- voor de feiten 3 en 4. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overig
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 november 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 498,- per punt en zal twee punten toekennen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 41.220,92, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 996,- (twee keer één punt à
€ 498,-).
Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[bedrijf01] B.V.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [bedrijf01] BV, vertegenwoordigd door mr. J. Nagtegaal, ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 12.213,76 aan materiële schade en een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van het liquidatietarief.
9.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.6.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu een behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.
9.7.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en door de verdachte niet, althans niet voldoende gemotiveerd, is weersproken, zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden toegewezen.
De rechtbank overweegt specifiek ten aanzien van de gevorderde kosten voor het kassasysteem van € 45,- dat deze kosten niet met bescheiden zijn onderbouwd, maar dat deze kosten de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen en ook overigens niet zijn weersproken door de verdediging. Ook op dit punt zal de vordering worden toegewezen.
Overig
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 november 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 311,- per punt en twee punten toekennen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 12.213,76, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 622,- (twee keer één punt à
€ 311,-).
[slachtoffer02]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] , vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Hamers, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade en € 1.000,- aan nader te onderbouwen schade.
9.9.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de nader te onderbouwen schade, moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.10.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is bepleit dat de vordering moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vordering moet worden gematigd, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
9.11.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat door het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de aard en de ernst van het feit, te weten het beschieten van het bedrijfspand waarin de benadeelde partij zich op dat moment bevond, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast. Uit de onderbouwing van de vordering is gebleken welke gevolgen dit voor de benadeelde partij heeft gehad. De rechtbank acht een immateriële schadevergoeding van € 3.000,- billijk en zal de vordering voor dit bedrag toewijzen.
De gevorderde ‘nader te onderbouwen schade’ betreft mogelijk toekomstige schade, gevorderd met het oog op een eventuele hoger beroep procedure. De benadeelde partij zal voor dit onderdeel van de vordering in deze procedure niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade niet is onderbouwd.
Overig
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 november 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 187,00 per punt en twee punten toekennen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partij betalen tot een bedrag van € 374,- (twee keer één punt à € 187,-).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 45, 47, 55, 57, 157, 285, 302 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/011848-23 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/311086-22 onder 1, 2, 3 primair 4 en 5 primair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact opnemen met de verdachte voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en volgt, indien geïndiceerd, een ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal zich inspannen tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of scholing. Zo nodig gebeurt dit met de hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met de aangevers
- [slachtoffer01] geboren op [geboortedatum02] 1992 in [geboorteplaats02] en
- [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum03] 1967 in [geoorteplaats01] (Suriname),
gedurende twee jaren na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met de medeverdachten
- [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum04] 2003 in [geboorteplaats03] ,
- [medeverdachte02] , geboren op [geboortedatum05] 2005 in [geboorteplaats01] en
- [medeverdachte04] , geboren op [geboortedatum06] 2006 in [geboorteplaats01] ,
gedurende twee jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten onder parketnummer 10/311086-22:
- iPhone (goednummer [nummer02] );
[slachtoffer01]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 41.220,92 (zegge: eenenveertigduizend tweehonderdtwintig euro en tweeënnegentig cent),bestaande uit € 39.220,92 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 996,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 41.220,92(hoofdsom,
zegge: eenenveertigduizend tweehonderdtwintig euro en tweeënnegentig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 41.220,92 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
241 dagen
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
[bedrijf01] B.V.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [bedrijf01] B.V., te betalen een bedrag van
€ 12.213,76 (zegge: twaalfduizend tweehonderddertien euro en zesenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 622,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [bedrijf01] B.V. te betalen
€ 12.213,76(hoofdsom,
zegge: twaalfduizend tweehonderddertien euro en zesenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 12.213,76 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
96 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [bedrijf01] B.V., waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
[slachtoffer02]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 374,- aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 3.000,- (hoofdsom
, zegge: drieduizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer02] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Wegman, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging parketnummer 10/311086-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres04] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met ware mishandeling, door (meermalen) met een (semi) (automati]sch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer01] ( [adres04] ), alwaar die [slachtoffer02] aanwezig was, te schieten;
3.
hij op of omstreeks 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in en/of bij
een restaurant gelegen aan de [adres05] ,
met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- met een (zelfgemaakt) explosief in combinatie met flitspoeder, althans met stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of dra(a)d(en) en/of een batterij en/of een aansteker naar (de omgeving van) voornoemd restaurant is gegaan, en/of
- dat (zelfgemaakte) explosief met flitspoeder, althans met stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of en/of dra(a)d(en) en/of een batterij heeft geïnstalleerd en/of opgesteld en/of geplaatst en/of uitgerold tegen en/of bij (de gevel
en/of deur van) voornoemd restaurant,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd restaurant en/of goederen in voornoemd restaurant en/of andere goederen en/of panden in de omgeving van voornoemd restaurant, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer in die woning/pand en/of in een of meer belendend(e) perce(e)1(en)/woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een gebouw aan/nabij de [adres05] , geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , althans een aan ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar te maken,
met dat opzet een (zelfgemaakte) explosief) in combinatie met flitspoeder, althans met stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of dra(a)d(en) en/of een batterij heeft geïnstalleerd en/of opgesteld en/of geplaatst en/of uitgerold tegen en/of bij (de gevel en/of de deur van) voornoemd restaurant,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 28 november 2022 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (zelfgemaakt) explosief in combinatie met flitspoeder, althans stoffen/voorwerpen die tot ontploffing kunnen komen en/of één of meer lonten en/of dra(a)d(en) en/of een batterij te installeren en/of op te stellen en/of te plaatsen en/of uit te rollen tegen en/of bij (de gevel en/of deur van) het pand aan de [adres05] , geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer01] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
5.
hij in of omstreeks de periode van 09 november 2022 tot en met 10 november 2022 te Ede en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een onbekend gebleven persoon, verblijvende aan de [adres02] te Ede, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (door met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) in een/de be(e)n(en) en/of billen voor voornoemde onbekend gebleven persoon
te schieten),
- locatiegegevens en/of persoonsgegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het uit te voeren schietincident heeft/hebben verschaft en/of verstrekt en/of
- een pistool heeft verschaft en/of aangeboden en/of
- met een (personen)auto naar een woning gelegen op/aan de [adres02] is/zijn gereden
- in het bezit van een (doorgeladen) vuurwapen in de richting van (de voordeur van) voornoemde woning is/zijn gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte02] en/of [medeverdachte04] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 09 november 2022 tot en met 10 november 2022 te Ede en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar of met anderen, althans alleen, opzettelijk een onbekend gebleven persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (door met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) in een/de be(e)n(en) en/of billen voor voornoemde onbekend gebleven persoon te schieten),
- locatiegegevens en/of persoonsgegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het uit te voeren schietincident heeft/hebben verschaft en/of verstrekt en/of
- een pistool heeft verschaft en/of aangeboden en/of
- met een (personen)auto naar een woning gelegen op/aan de [adres02] is/zijn gereden
- in het bezit van een (doorgeladen) vuurwapen in de richting van (de voordeur van) voornoemde woning is/zijn gelopen,
terwijl de uitvoering van flat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 09 november 2022 tot en met 10 november 2022 te Rotterdam en/of Zaandijk en/of Dordrecht en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Ede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- als bestuurder van een (personen)auto een tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op te halen en/of met die onbekend gebleven persoon een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op te halen en/of die persoon met dat wapen naar de plaats
delict te brengen en/of
- voorafgaand, tijdens en/of na het delict meerdere malen contact te hebben en te onderhouden met voornoemde [medeverdachte02] en/of [medeverdachte04] en/of de door hen gegeven instructies door te geven aan die persoon en/of
- in de buurt van de plaats delict (met draaiende motor) te wachten en/of samen met die persoon, althans alleen, naar de plaats delict te lopen en/of een video van de plaats delict te maken en/of te versturen naar voornoemde [medeverdachte02] en/of die [medeverdachte04] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van de plaats delict vandaan te halen.
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/011848-23
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer03] en/of de dochter van die [slachtoffer03] en/of de zoon van die [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of de vriendin van die [slachtoffer04] , in elk geval de bewoners en/of de aanwezigen in de woningen gelegen aan de [locatie01] 307 en/of de [locatie01] 309 ,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- naar voornoemde woningen van voornoemde slachtoffers gelegen aan de [locatie01] is gegaan en/of
- ( vervolgens) met een (semiautomatisch) vuurwapen meermalen op de (voor)deuren van voornoemde woningen heeft geschoten en/of (daarbij) met voornoemde (semiautomatisch) vuurwapen door een raam van de [locatie01] 309 heeft geschoten, in elk geval op voornoemde woningen heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer03] en/of de dochter van die [slachtoffer03] en/of de zoon van die [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of de vriendin van die [slachtoffer04] , in elk geval de bewoners en/of de aanwezigen in de woningen gelegen aan de [locatie01] 307 en/of de [locatie01] 309 en/of de [locatie01] 311 en/of [slachtoffer05] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een (semiautomatisch) vuurwapen meermalen op de (voor)deuren van voornoemde woningen te schieten en/of (daarbij) met voornoemde (semiautomatisch) vuurwapen door een raam van de [locatie01] 309 te schieten, in elk geval op voornoemde woningen te schieten;
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (de voordeuren en/of het raam van) (een) gebouwen, gelegen aan de [locatie01] 307 en/of de [locatie01] 309 en/of de [locatie01] 311 , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of Havensteder en/of de bewoner van de [locatie01] 311 , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
- met een (semiautomatisch) vuurwapen meermalen op de (voor)deuren van voornoemde woningen te schieten en/of (daarbij) met voornoemde (semiautomatisch) vuurwapen door een raam van de [locatie01] 309 te schieten, in elk geval op voornoemde woningen te schieten.