ECLI:NL:RBROT:2023:8461

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
10/031111-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging en openlijke geweldplegingen door een minderjarige.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De verdachte was ten tijde van de feiten 15 jaar oud en was preventief gedetineerd in een justitiële jeugdinrichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat is onderbouwd door rapportages van deskundigen. De feiten omvatten een gewelddadige diefstal van een mobiele telefoon op 20 december 2022, openlijke geweldpleging tegen een slachtoffer op 14 november 2022, en geweldpleging tegen meerdere slachtoffers op 17 februari 2023. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 194 dagen, met aftrek van het voorarrest, en heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel, waaronder deelname aan een intensief begeleidingstraject en elektronische monitoring. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische stoornissen en de noodzaak voor behandeling in een gestructureerde omgeving. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet voldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/031111-23
Datum uitspraak: 27 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[detentieadres01] , [postcode01] [detentieplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Rijks justitiële jeugdinrichting [naam JJI] (hierna: de JJI), te [detentieplaats01] ,
raadsman mr. F. Laros, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 13 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 164 dagen met aftrek van het voorarrest,
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering – feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt de primair ten laste gelegde poging tot doodslag in vereniging bewezen. De verdachte heeft samen met anderen tegen het hoofd van de aangever geschopt, terwijl de aangever op de grond lag. Iemand op deze manier schoppen levert een poging tot doodslag op. Als de aangever op zijn slaap was geraakt, had hij niet meer wakker kunnen worden.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen de aangever. De aangever is, terwijl hij op de grond lag, door de verdachten meerdere keren in zijn gezicht geslagen en ook tegen zijn hoofd getrapt. De verdachte bekent geweldshandelingen te hebben verricht.
Kunnen de geweldshandelingen worden gekwalificeerd als het medeplegen van een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling?
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachten en de aangever met elkaar in gevecht raken. Op enig moment geeft de verdachte op korte afstand één trap tegen het hoofd van de aangever terwijl deze bovenop een medeverdachte ligt. Als de medeverdachte onder de aangever uitgekomen is, geeft de medeverdachte de aangever nog een trap tegen het hoofd terwijl de aangever op de grond ligt. Nadat de verdachte daarna de aangever dreigend heeft toegesproken, eindigt het. Op de camerabeelden is niet te zien dat de verdachte of de medeverdachte een aanloop neemt en voluit tegen het hoofd schopt of meerdere schoppen uitdeelt. Ook volgt uit de camerabeelden dat de verdachten die dag sportschoenen droegen en geen zware schoenen.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van de verdachte en van de medeverdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm niet gericht zijn op de dood van het slachtoffer dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachte, door op voornoemde wijze ieder eenmaal met een sportschoen tegen het hoofd van het slachtoffer te trappen, bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de aangever door hun gezamenlijk of individueel handelen zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ook kan niet worden vastgesteld op welke plek het slachtoffer op zijn hoofd is geraakt.
De subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging is door de verdachte bekend. Dit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 20 december 2022 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, te weten de Gaastmeer in Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon (merk/type Iphone 13 pro
M),
dieaan [slachtoffer01] , toebehoorde, heeft weggenomen met het
oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden
engemakkelijk te maken,
bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het
- zich schuil houden en plotseling tevoorschijn komen op het moment dat die
[slachtoffer01] passeerde en
- met een (gedeeltelijk) bedekt gezicht dreigend in de richting van die
[slachtoffer01] lopen en
- dreigend om die [slachtoffer01] heen gaan staan, althans in de onmiddellijke
nabijheid van die [slachtoffer01] gaan staan en
- duwen tegen de schouder van die [slachtoffer01] en
- zeggen: "pak haar telefoon", en
- graaien naar en vastpakken van en trekken aan de mobiele telefoon en(de kabel van) de oordopjes van die [slachtoffer01] en
- (met kracht) vastpakken van en trekken aan de capuchon en de kraag van
die [slachtoffer01] en
- (met kracht) in de buik en
tegende benen van die [slachtoffer01] schoppen
en
- (vervolgens) de mobiele telefoon van die [slachtoffer01] met kracht uit de handen
van die [slachtoffer01] trekken;
2.
hij op 14 november 2022 te Rotterdam,
openlijk, op de openbare weg te weten het Poolsterplein, i
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer02] ,
welk geweld bestond uit het
- met kracht vastpakken van die [slachtoffer02] en
- met kracht trappen tegen de benen van
die [slachtoffer02] en
- ten val brengen van die [slachtoffer02] en
- meermalen, slaan
in het gezichten
trappen
tegen het hoofdvan die [slachtoffer02] , zulks terwijl
die [slachtoffer02] op de grond lag;
3.
hij op 17 februari 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten op het perron van metrostation Oosterflank,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer03] en [slachtoffer04] en [slachtoffer05] door
meermalen, althans eenmaal (telkens) met kracht
- op/tegen het lichaam en het hoofd van die [slachtoffer03] te duwen en te
slaan en te stompen en te schoppen en
- op/tegen het lichaam en het hoofd van [slachtoffer04] te slaan en
stompen , zulks terwijl die [slachtoffer04] al dan niet op de grond lag,
en
- op/tegen het lichaam en het hoofd van [slachtoffer05] te slaan en/te stompen
en te schoppen en
- (daarbij) een mes, te pakken en te tonen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;

2.Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

3.Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en de maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en de maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven. De verdachte heeft samen met medeverdachten op de openbare weg een slachtoffer van een telefoon beroofd. Straatroven zijn ernstige feiten die een grote impact hebben op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. De verdachte heeft met zijn gedrag laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. Bovendien leveren straatroven gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving op.
Daarnaast heeft de verdachte samen met medeverdachten in een winkelcentrum openlijk geweld gepleegd, waarbij het slachtoffer is getrapt en geslagen. Vervolgens heeft de verdachte, terwijl zijn voorlopige hechtenis net een week daarvoor was geschorst, op 17 februari 2023 opnieuw openlijk geweld gepleegd door samen met medeverdachten drie slachtoffers op een metroperron te duwen, slaan en schoppen. De verdachte heeft daarbij ook een mes getoond.
De slachtoffers hebben hierdoor pijn ondervonden en letsel opgelopen. Dit soort zinloos geweld heeft grote impact op de slachtoffers, maar ook op anderen die hiervan getuige zijn. Ook brengen zulke geweldshandelingen in het openbaar gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich mee. De verdachte heeft onvoldoende stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiater [psychiater01]stelt in het rapport over de verdachte van 2 juni 2023 een normoverschrijdend-gedragsstoornis met begin in de kinderleeftijd, ernstig en persisterend, ADHD, een en ander op basis van een persisterende reactieve hechtingsstoornis bij hem vast. Hij functioneert cognitief op zwakbegaafd niveau. De verdachte vertoont een zorgelijke, cognitieve, emotionele, morele en sociale ontwikkeling. De stoornissen en beperkingen zijn chronisch. Hij is gemakkelijk beïnvloedbaar en handelt door de ADHD impulsief agressief. Hij zet in groepsverband dreigend en agressief gedrag in ten behoeve van opportunistische motieven en hij wordt daarin door een gebrekkig functionerend geweten onvoldoende gestuurd. Daarnaast overziet hij door zijn zwakbegaafdheid complexe (sociale) situaties onvoldoende. Hoewel de verdachte enig zicht heeft op de (on)toelaatbaarheid van zijn handelen wordt hij in zijn gedrag onvoldoende afgeremd en gestuurd door een adequaat functionerend geweten. Bij alle ten laste gelegde feiten spelen een spanningsvol element en peerpressure een rol. De psychiater adviseert om de verdachte de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De verdachte zal zich het meest optimaal ontwikkelen in een gestructureerd en begrenzend leefklimaat. De hulpverlening en begeleiding die in het verleden is ingezet, heeft onvoldoende resultaat behaald. Zijn gedrag is problematisch gebleven en zijn ontwikkeling is gestagneerd. De psychiater voorspelt dat bij onveranderde omstandigheden en zonder een behandel- en begeleidingstraject de verdachte zich niet gunstig verder zal ontwikkelen. Het heeft de voorkeur om de beperkte cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden en de agressie-impulsregulatieproblemen van de verdachte intramuraal te behandelen. Een ambulant kader voldoet niet meer en is te risicovol voor recidive op geweldsdelicten. Het is belangrijk om na een bewezenverklaring een delict gedrag analyse te maken, zodat de verdachte meer inzicht krijgt in zijn handelen en vervolgens alternatieven kan gaan ontwikkelen in vergelijkbare risicovolle situaties. Met medicatie voor ADHD kan adequate impulsieregulatie worden bevorderd en met behandeling kan de verdachte meer inzicht krijgen in factoren vanuit zijn voorgeschiedenis die van invloed waren op zijn persoonlijkheidsontwikkeling tot nu toe.
De psychiater adviseert een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, omdat een lichtere vorm van een strafrechtelijk kader niet haalbaar wordt geacht.
Psycholoog [psycholoog01]constateert in het rapport over de verdachte van 7 juni 2023 bij de verdachte psychische stoornissen, bestaande uit een normoverschrijdend-gedragsstoornis, met beperkte pro sociale emoties (in ernstige mate), een aandachtstekortstoornis (adhd, in ernstige mate) en een reactieve hechtingsstoornis. Daarnaast functioneert hij op zwakbegaafd niveau. De verdachte is door zijn gedragsstoornis sneller geneigd tot het overschrijden van grenzen van anderen, waarbij hij zich niet tijdig bewust is van de mogelijke consequenties. Hij wordt ook niet geremd door zijn geweten. De verdachte wordt sterk aangetrokken tot spanning en sensatie. Hij beschikt over beperkt probleembesef en over onvoldoende zelfreflectie. Als gevolg van de belaste voorgeschiedenis (met de reactieve hechtingsstoornis tot gevolg) staat het sociaal-emotioneel functioneren ernstig onder druk en is de verdachte ongevoelig geworden voor de emoties van anderen. Hij is sterk gericht op zijn eigen behoeften. De psycholoog adviseert om de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive is hoog. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig. De verdachte heeft een bepaalde gun-factor, wat positief kan zijn, maar tegelijkertijd wordt dit als een risico gezien. Hij lijkt snel overvraagd te worden en wordt mogelijk onvoldoende aangesproken op zijn gedrag. De zeer belaste voorgeschiedenis heeft een nadelige invloed gehad op de sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte. Begeleiding en behandeling is nodig om de ontwikkeling van de verdachte optimaal te bevorderen en het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag te verminderen. Tot op heden heeft de verdachte onvoldoende kunnen profiteren van eerder geboden hulpverleningstrajecten. De psycholoog adviseert de behandeling in klinisch kader vorm te geven, waardoor kan worden voorkomen dat de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling zich ontwikkelt in een antisociale persoonlijkheidsstoornis. In de behandeling moet aandacht zijn voor het verbeteren van het probleeminzicht en -besef en het vergroten van de motivatie voor gedragsverandering. Door gebruik van ADHD-medicatie kan de verdachte zijn impulscontrole verbeteren. Ook moet gewerkt worden aan het emotioneel functioneren. De verdachte moet leren hoe hij zelf meer structuur kan aanbrengen in zijn dagelijks functioneren. Dit zal naar verwachting langere tijd in beslag nemen. Het is belangrijk dat de vader bij de behandeling wordt betrokken.
De psycholoog adviseert een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Er is sprake van een repetitief en persisterend gedragspatroon, waarbij de grondrechten van anderen of belangrijke bij de leeftijd passende maatschappelijke normen of regels worden geschonden. Daarnaast is er sprake van een gebrek aan berouw of schuldgevoel en ongevoeligheid en gebrek aan empathie. Eerdere hulpverlening heeft niet tot een gedragsverandering geleid. Er worden onvoldoende mogelijkheden gezien voor behandeling in een ambulant kader, aangezien de verdachte zich herhaaldelijk niet aan de voorwaarden heeft gehouden.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) ziet in het rapport over de verdachte van 10 juli 2023 dat de verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Hij is op zesjarige leeftijd uit huis geplaatst in een pleeggezin en heeft daarna in verschillende settingen verbleven. De verdachte staat onder voogdij van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Er zijn veel risicofactoren, waardoor de kans op herhaling hoog is. Daarnaast zijn er ook beschermende factoren. De verdachte heeft een goede band met zijn vader en diens partner en heeft een positief toekomstbeeld. Ook functioneert hij binnen de JJI goed.
De Raad sluit zich aan bij het advies van de psychiater en de psycholoog en adviseert ook om de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Een behandeling zal de ontwikkeling van de verdachte positief beïnvloeden. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is niet mogelijk, omdat zijn veiligheid onvoldoende kan worden gewaarborgd, een forensische behandelsetting niet toereikend is en eerdere ingezette hulpverleningstrajecten onvoldoende hebben geholpen.
De gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclasseringschrijft in het rapport van 10 juli 2023 dat de jeugdreclasseerder op dit moment onvoldoende zicht heeft op de vrijetijdsbesteding van de verdachte en zijn sociale contacten. De verdachte heeft in korte tijd meerdere strafbare feiten gepleegd. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat. Omdat de eerder ingezette interventies niet zijn geslaagd, worden er onvoldoende kansen gezien op een succesvolle ambulante behandeling. De jeugdreclassering adviseert om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen om de ontwikkeling van de verdachte positief bij te sturen.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter terechtzitting naar voren gebracht dat Multidimensionele familietherapie (hierna: MDFT) in de thuissituatie bij de vader is gestart op het moment dat de verdachte vanaf de gesloten groep op Schakenbosch bij de vader kwam wonen. De hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen, omdat er afspraken zijn afgezegd. Ook is er veel tijd besteed aan de financiële problemen. Daarnaast is het met de verdachte vooral buiten mis gegaan. De vader heeft zijn best gedaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages en wat door de jeugdreclasseerder ter terechtzitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat hierboven is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Is een PIJ-maatregel noodzakelijk?
Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor oplegging van een PIJ-maatregel is gelet op de bewezenverklaring en de conclusies van de deskundigen, voldaan.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van dat wat de psycholoog en de psychiater in hun rapporten hebben geadviseerd, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist en de deskundigen hebben geadviseerd, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op dit moment niet passend is. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Artikel 77s, vierde lid, Sr schrijft voor dat de rechter bij het opleggen van de maatregel de ernst van het begane feit of de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf in aanmerking neemt. Deze bepaling onderstreept de bedoeling van de wetgever om de PIJ-maatregel te bestemmen voor de zwaarste gevallen. Wanneer van voorafgegane veroordelingen zoals bij de verdachte geen sprake is, kan de rechtbank zich alleen verlaten op de ernst van begane misdrijven.
De rechtbank stelt in dat kader vast dat de verdachte een first offender is. Hij heeft in korte tijd drie misdrijven gepleegd. Dit zijn weliswaar ernstige misdrijven, maar naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig ernstig dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel moet worden opgelegd. Daarbij betrekt de rechtbank dat zij de verdachte vrijspreekt van poging tot doodslag, en de daarbij impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Bovendien heeft de verdachte de onderhavige feiten gepleegd in de periode dat hij net van een gesloten groep op Schakenbosch kwam en bij zijn vader ging wonen. Uit de rapportages van de Raad en de jeugdreclassering en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, stelt de rechtbank vast dat de hulpverlening in de thuissituatie van de vader onvoldoende op gang is gekomen. De verdachte heeft toen onvoldoende strakke kaders gekregen, terwijl hij die juist hard nodig heeft.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de kans moet krijgen om te laten zien dat hij zich in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan de voorwaarden zal houden en zich zal inzetten voor behandeling. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de verdachte gebaat is bij intensieve behandeling en begeleiding in een kader met strakke voorwaarden. De rechtbank acht het daarom aangewezen dat de verdachte gaat deelnemen aan de intensieve traject begeleiding (ITB) Harde Kern Aanpak (HKA) voor een periode van zes maanden. De verdachte dient in dat kader bij zijn vader te wonen en mee te werken aan het HKA-traject.
Hierbij worden onder meer de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd, te weten een avondklok, elektronisch toezicht (een enkelband), een zinvolle daginvulling heeft in de vorm van onderwijs, dagbesteding, sport en/of bijbaan, meewerkt met de jongerencoach, toewerkt naar beschermd wonen en MDFT-therapie.
De voorwaardelijke PIJ-maatregel fungeert als een duidelijke en stevige stok achter de deur voor deze bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen. De voorwaardelijke PIJ-maatregel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw
strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal een proeftijd van twee jaar opleggen.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien de maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
De voogdij over de verdachte ligt bij de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: LdH). Ook de uitvoering van de jeugdreclassering is bij LdH belegd. Het is in het belang van de verdachte dat de voogdij en de uitvoering van de jeugdreclassering worden gesplitst, zodat het LdH zich kan focussen op het op adequate wijze uitvoeren van de voogdij over de verdachte. De rechtbank zal de uitvoering van het HKA-traject en de jeugdreclassering in handen leggen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS), omdat WSS is gespecialiseerd in het begeleiden van jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de ernst van de feiten en de inhoud van de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico zonder interventies hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Feit 1 – [slachtoffer01]
Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, bijgestaan door mr. E.C.H. van Loosbroek.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.250, - aan materiële schade en een bedrag van € 3.000, - aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie gevorderd te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag van de materiële schade moet worden gematigd tot € 700,- en de immateriële schade beduidend te matigen tot € 150 - 500,-.
8.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De materiële schade zal – nu stukken ter onderbouwing van die schade ontbreken – worden geschat op € 800,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring van dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De immateriële schade zal, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de benadeelde partij, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 december 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.550, -, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.2.
Feit 2 – [slachtoffer02]
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer02] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag voor de schade aan zijn laptop, maar heeft hieraan geen bedrag gekoppeld.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij geen bedrag heeft genoemd.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij geen bedrag heeft genoemd.
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering niet is onderbouwd.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.
Feit 3 – [slachtoffer04]
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer04] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 200,- aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de gevorderde affectieschade moet worden gelezen als immateriële schade. Het bedrag is passend en redelijk. De officier van justitie verzoekt de vordering in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie gevorderd te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de affectieschade moet worden gelezen als immateriële schade. De verdediging verzoekt de schade te matigen tot € 150,-.
8.3.3.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer04] zal worden afgewezen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.
8.4.
Feit 3 – [slachtoffer05]
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer05] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 44,99 aan materiële schade en een bedrag van € 600,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie gevorderd te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
8.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade toewijsbaar is en de immateriële schade moet worden gematigd tot € 150,-.
8.4.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 644,99, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 194 (honderdvierennegentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op;
2 (twee) jaren
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan het volgen van het intensieve traject begeleiding (ITB) Harde Kern Aanpak (HKA), zo lang de jeugdreclassering dat nodig acht en voor de maximale duur van zes maanden;
- meewerkt aan elektronische monitoring in de vorm van een enkelband, zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht, met een maximale duur van zes maanden;
- zich houdt aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
- een zinvolle daginvulling heeft in de vorm van onderwijs en/of dagbesteding en/of sport en/of bijbaan;
- zijn medewerking verleent aan begeleiding van de jongerencoach;
- meewerkt aan de hulpverlening, zoals MDFT-therapie of een soortgelijke behandeling, te bepalen door de jeugdreclassering en zolang de jeugdreclassering dit in overleg met de zorgverlener nodig acht;
- toewerkt naar een verblijf in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, indien dit door de jeugdreclassering nodig wordt geacht;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum02] 2010;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringtot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde gecertificeerde instelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de duur van de opgelegde jeugddetentie;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer01], te betalen een bedrag
van € 1.550,- (zegge: duizendvijfhonderdvijftig euro), bestaande uit € 800,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer01]te betalen
€ 1.550(hoofdsom,
zegge: duizendvijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer02]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer04];
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer05], te betalen een bedrag van
€ 644,99 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit € 44,99,- aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer05]te betalen
€ 644,99 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Adriaansen en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 december 2022 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, te weten de Gaastmeer in Rotterdam, althans op of aan
een weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (merk/type Iphone 13 pro max), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het
- zich schuil houden en/of plotseling tevoorschijn komen op het moment dat die
[slachtoffer01] passeerde en/of
- met een (gedeeltelijk) bedekt gezicht dreigend in de richting van die
[slachtoffer01] lopen en/of
- dreigend om die [slachtoffer01] heen gaan staan, althans in de onmiddellijke
nabijheid van die [slachtoffer01] gaan staan en/of
- duwen tegen de schouder van die [slachtoffer01] en/of
- zeggen: "pak haar telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- graaien naar en/of vastpakken van en/of trekken aan de mobiele telefoon en/of
(de kabel van) de oordopjes van die [slachtoffer01] en/of
- (met kracht) vastpakken van en/of trekken aan de capuchon en/of de kraag van
die [slachtoffer01] en/of
- (met kracht) in/op/tegen de buik en/of de benen van die [slachtoffer01] schoppen
en/of
- (vervolgens) de mobiele telefoon van die [slachtoffer01] met kracht uit de handen
van die [slachtoffer01] trekken;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer02] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans tenminste éénmaal, met kracht in/op/tegen het gezicht en/of
het hoofd van die [slachtoffer02] , heeft gestompt en/of met geschoeide voet heeft
getrapt, zulks terwijl die [slachtoffer02] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten het Poolsterplein, in elk
geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer02] ,
welk geweld bestond uit het
- met kracht vastpakken van die [slachtoffer02] en/of
- meermalen, althans tenminste éénmaal, met kracht trappen tegen de benen van
die [slachtoffer02] en/of
- ten val brengen van die [slachtoffer02] en/of
- meermalen, althans tenminste éénmaal, met kracht slaan en/of stompen en/of
trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer02] , zulks terwijl
die [slachtoffer02] al dan niet op de grond lag;
3.
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te Rotterdam
openlijk, te weten op het perron van metrostation Oosterflank, althans op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere personen te weten tegen
[slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] door
meermalen, althans eenmaal (telkens) met kracht
- op/tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer03] te duwen en/of te
slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of
- op/tegen het lichaam en/of het hoofd van [slachtoffer04] te duwen en/of slaan en/of
stompen en/of te schoppen, zulks terwijl die [slachtoffer04] al dan niet op de grond lag,
en/of
- op/tegen het lichaam en/of het hoofd van [slachtoffer05] te slaan en/of te stompen
en/of te schoppen en/of
- (daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te pakken en/of te
tonen.