ECLI:NL:RBROT:2023:8370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
C/10/663796 / KG ZA 23-737
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over alimentatie en beslaglegging op voertuig

In deze zaak, die op 8 september 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw, waarbij de man de vrouw en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) verzoekt om de voorgenomen openbare verkoop van zijn voertuig, een Mercedes-Benz E 200 D, te verbieden. De man stelt dat hij afhankelijk is van de auto voor zijn levensonderhoud en dat de alimentatieplicht die hem is opgelegd, niet meer kan worden nagekomen. De vrouw en het LBIO hebben een executoriale titel en zijn bevoegd om tot tenuitvoerlegging over te gaan, maar de man betwist dat er geen misbruik van bevoegdheid is. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voorlopig sprake is van misbruik van bevoegdheid, omdat de man in een noodtoestand verkeert en de alimentatieplicht mogelijk op nihil gesteld zal worden. De rechter verbiedt de openbare verkoop van de auto, maar heft het beslag niet op. De man moet binnen twee weken een bodemprocedure starten over de alimentatieplicht. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/663796 / KG ZA 23-737
Vonnis in kort geding van 8 september 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. W. Matadien te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
verschenen in persoon,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
LANDELIJK BUREAU INNING ONDERHOUDSBIJDRAGEN,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
vertegenwoordigd door mevrouw [naam01] .
Partijen zullen hierna de man en de vrouw en het LBIO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 augustus 2023, met producties 1 tot en met 8;
  • de brief van mw. [naam01] met producties 1 tot en met 5 van het LBIO;
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 25 augustus 2023, en de daar overgelegde pleitnota van het LBIO.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 8 december 2021 heeft de rechtbank Amsterdam bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de man met ingang van 8 december 2021 € 429,00 euro per maand zal betalen aan de vrouw als uitkering tot haar levensonderhoud.
2.2.
Bij beschikking van 21 september 2022 (en herstelbeschikking van 19 oktober 2022) van de rechtbank Amsterdam is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. Hierbij heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om een bijdrage in haar levensonderhoud afgewezen. De echtscheidingsbeschikking is op 14 november 2022 ingeschreven.
2.3.
De vrouw heeft vanaf januari 2022 geen alimentatie van de man meer ontvangen en heeft het LBIO in mei 2022 verzocht de inning van de alimentatie over te nemen.
2.4.
Op verzoek van de vrouw en het LBIO is, op basis van de in 2.1. genoemde beschikking, op 21 juli 2023 executoriaal beslag gelegd op de auto van de man, een Mercedes-Benz E 200 D (hierna: de auto), die hij gebruikt voor zijn werkzaamheden als Uber-taxichauffeur. De openbare verkoop van de auto is gepland op 1 september 2023 om 10.00 uur.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de vrouw en het LBIO te veroordelen tot het staken van de op 1 september 2023 om 10.00 uur voorgenomen openbare verkoop van het in beslag genomen voertuig Mercedes-Benz type E200D kleur wit, kenteken [kenteken01] , tot opheffing van het beslag op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.274,24 en tot betaling van de schade die de man heeft moeten lijden ten gevolge van de beslaglegging, nader op te maken bij staat;
de reeds bepaalde partneralimentatie op nihil te stellen, dan wel de vrouw te veroordelen de uitkomst van de door de man voorgenomen procedure aangaande de juistheid van de voorlopige partneralimentatie af te wachten;
de vrouw en het LBIO te veroordelen in de kosten van het geding en de nakosten.
3.2.
De man legt aan zijn vorderingen, onder meer, ten grondslag dat de vrouw en het LBIO misbruik maken van hun bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de beschikking van 8 december 2021. Volgens de man is het waarschijnlijk dat de partneralimentatie alsnog op nihil wordt gesteld, zoals ook in de echtscheidingsbeschikking al is gebeurd. De man zal dan een vordering hebben op de vrouw. De vrouw dient het gevorderde bedrag aan de gemeente Rotterdam te betalen als compensatie voor door haar ontvangen bijstandsuitkering of zal het geld uitgeven, waardoor er sprake is van een restitutierisico. De man stelt ook dat hij voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van de auto.
3.3.
De vrouw en het LBIO voeren het volgende verweer. Zij beschikken over een executoriale titel en zijn dus in beginsel bevoegd om daarvan gebruik te maken om de man tot betaling te dwingen. Er is geen sprake van misbruik van bevoegdheden door de vrouw en het LBIO. Het doel is niet de man te schaden en er is geen onevenredig belang bij het uitoefenen van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. Er blijken geen andere mogelijkheden tot invordering te zijn. Het is niet aannemelijk dat de rechtbank bij de beslissing van 8 december 2021 een juridische of feitelijke misslag heeft begaan, zodat de beschikking voorlopige voorzieningen in stand moet blijven en ten uitvoer gelegd moet kunnen worden. Verder is ook niet gebleken dat er sprake is van nieuwe na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten en omstandigheden die een noodtoestand doen ontstaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat voor het gevorderde slechts plaats is in uitzonderlijke gevallen, te weten in gevallen waarin sprake is van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. Als uitgangspunt geldt namelijk dat de vrouw op grond van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2021 beschikt over een executoriale titel voor het innen van de door de man aan de vrouw verschuldigde geldsom. De vrouw en het LBIO zijn daardoor in beginsel bevoegd tot het treffen van executiemaatregelen en executoriaal beslag ten laste van de man te leggen. Deze bevoegdheid als zodanig wordt door de man ook niet betwist.
4.2.
Van misbruik van bevoegdheid is sprake als de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Volgens vaste rechtspraak kan daarvan onder meer sprake zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of als de tenuitvoerlegging op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het er in dit geval voorlopig voor worden gehouden dat sprake is van misbruik van bevoegdheid, gelet op het volgende. Bij beschikking van 21 september 2022 in de echtscheidingsprocedure is geoordeeld dat de man, enkel met de kosten voor wonen en de reguliere uitgaves voor zijn eigen levensonderhoud, geen draagkracht heeft om enige bijdrage te leveren aan het levensonderhoud van de vrouw. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de aflossingen op de schulden die aan de man bij diezelfde beschikking zijn toebedeeld. De vrouw heeft tegen deze beschikking geen hoger beroep ingesteld. De hoogte van de schulden van de man, de hoogte van zijn inkomen en de hogere huisvestingskosten dan waar de rechtbank bij het vaststellen van de voorlopige alimentatie eind 2021 vanuit is gegaan, doen vermoeden dat de rechtbank bij het vaststellen van de alimentatie van € 429,00 per maand niet van volledige gegevens is uitgegaan. De vrouw stelt weliswaar dat de man veel meer inkomen heeft dan uit de officiële stukken van de Belastingdienst blijkt, maar op dit moment heeft zij niet concreet en onderbouwd gesteld dat dit zo is en hoeveel dan. Daar staat tegenover dat de man als producties verklaringen heeft overgelegd die afkomstig zijn van de belastingdienst en zijn geregistreerde inkomens over de jaren 2020 tot en met 2022 betreffen. De gegevens daarin wijken niet af van de gegevens waarmee rekening is gehouden in de beschikking van 21 september 2022.
4.4.
Dit leidt tot de beslissing dat de voorgenomen openbare verkoop van de auto op dit moment wordt verboden. De voorzieningenrechter ziet echter nog geen aanleiding om ook het beslag op te heffen. Zoals ter zitting is besproken, begrijpt de voorzieningenrechter de vordering onder 3.1 onder 2 van de man zo dat de executie wordt geschorst, totdat is beslist over de juistheid van de in de beschikking van 8 december 2021 vastgestelde alimentatieplicht. Aan de beslissing wordt daarom de voorwaarde verbonden dat de man binnen twee weken na heden een procedure aanhangig maakt waarin zijn betalingsverplichtingen worden vastgesteld. De vordering van de man om de alimentatie in de onderhavige procedure alsnog op nihil te stellen, wordt afgewezen. Deze procedure leent zich daar niet voor. Bovendien wordt met het verbod op de executiehandelingen al tegemoet gekomen aan de belangen van de man. De man zal daarvoor de procedure als bedoeld in artikel 824 lid 2 Rv of een andersoortige (bodem)procedure moeten volgen.
4.5.
De vordering tot vergoeding van schade nader op te maken bij staat, wordt eveneens afgewezen. Nog daargelaten dat nog valt te bezien of sprake is van enige aansprakelijkheid en daaruit voortvloeiende schade, heeft de man deze vordering niet geconcretiseerd of toegelicht en leent ook deze vordering zich niet voor een kort geding.
Proceskosten
4.6.
Omdat partijen ex-partners zijn, worden de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de vrouw en het LBIO tot openbare verkoop van het in beslag genomen voertuig Mercedes-Benz type E200D kleur wit, kenteken [kenteken01] , en tot verdere executiehandelingen op grond van de onder 2.1 weergegeven beschikking van 8 december 2021, onder de voorwaarde dat de man binnen twee weken na dit vonnis een bodemprocedure aanhangig maakt over de beslissing van 8 december 2021 met betrekking tot de verplichte voorlopige partneralimentatie en totdat in die procedure bij eindbeslissing in eerste aanleg is beslist,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.
3242/2009