ECLI:NL:RBROT:2023:8365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
10-334712-22 vordering TUL VV: 09-151455-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling met een machete in de woning van de verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De feiten vonden plaats op 28 november 2022 in de woning van de verdachte te [plaats01]. De verdachte heeft de aangeefster, een vriendin, met zijn vuist in het gezicht geslagen en met de botte kant van een machete op haar hoofd geslagen, waardoor zij verwondingen opliep. De aangeefster verklaarde dat zij niet uit de woning kon ontsnappen omdat de verdachte de deur op slot had gedraaid. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er geen bewijs was voor de vrijheidsberoving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en haar heeft mishandeld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 57 dagen met aftrek van voorarrest, en daarnaast 120 uur taakstraf. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-334712-22
Parketnummer vordering TUL VV: 09-151455-22
Datum uitspraak: 1 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. de Croix heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van de onder feit 1 ten laste gelegde zinsnede “de/een (voor)deur van die woning waarin die [slachtoffer01] verbleef op slot te doen en/of te houden, althans niet te openen”;
  • bewezenverklaring van het overige onder feit 1 en het onder feit 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09-151455-22.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 2 primair zonder nadere motivering
Het onder 2 primair ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De verdachte erkent dat er een ruzie was, waarbij hij de aangeefster heeft geslagen, maar ontkent dat hij haar heeft gedwongen om in zijn woning te blijven. Er is geen steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster, zodat het wettig bewijs voor een veroordeling ontbreekt. Er waren meerdere momenten waarop de aangeefster weg had kunnen gaan, zodat haar verklaring ook onvoldoende betrouwbaar is. De verdediging deelt het standpunt van de officier van justitie dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de deur op slot heeft gedaan. Daarmee vervalt voor de vermeende vrijheidsberoving ook het kernbestanddeel van de delictsomschrijving, zoals geformuleerd in de tenlastelegging.
Beoordeling
Niet ter discussie staat dat de aangeefster en de verdachte op 28 november 2022 aanwezig waren in zijn woning in [plaats01] . Op enig moment en zonder duidelijk aanleiding heeft de verdachte de aangeefster met zijn vuist in het gezicht geslagen en met de botte kant van een machete op het hoofd geslagen. Zij liep hierdoor onder meerdere verwondingen op aan haar hoofd. Terwijl de aangeefster in de woning was, is door een onbekend gebleven persoon een steen door de ruit gegooid, waarna zij de woning kon verlaten.
Om vast te stellen of de aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd, dient de rechtbank te beoordelen of haar verklaring voldoende betrouwbaar is en, indien dat het geval is, (op onderdelen) wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de aangeefster over de toedracht van het tenlastegelegde gedetailleerd en consistent heeft verklaard en dat haar verklaring voldoende betrouwbaar is om te betrekken bij de beoordeling van het bewijs. Anders dan de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank op basis van haar verklaring ook bewezen dat de verdachte de deur op enig moment op slot heeft gedraaid. Dat de aangeefster ook heeft verklaard dat zij op een later moment zag dat naast de voordeur een sleutel hing, waarmee zij de deur open kon doen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van haar eerdere waarneming. Dat de aangeefster een sleutel nodig had om naar buiten te komen, vormt ondersteunt juist haar verklaring dat de deur eerder door de verdachte op slot was gedraaid.
De rechtbank ziet in de verklaring van de getuige [getuige01] en in de 112-melding van een anonieme getuige voldoende ondersteuning voor de verklaring van de aangeefster dat zij door de verdachte in zijn woning wederrechtelijk van haar vrijheid werd beroofd en op dat moment daarvan anderen op de hoogte heeft gesteld. Dat vervolgens een steen door de ruit van de woning werd gegooid, kennelijk met het doel om de aangeefster te laten wegkomen, onderstreept de betrouwbaarheid van deze bewijsmiddelen. Gelet op het bovenstaande, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, op de wijze zoals ten laste is gelegd.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 28 november 2022 te [plaats01]
opzettelijk
[slachtoffer01]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd ,
door die [slachtoffer01] niet uit een woning op de
[adres02] te laten gaan en
door
- de voordeur van die woning waarin die [slachtoffer01] verbleef op slot te doen
en te houden en
- aan die [slachtoffer01] een machete te
tonen en met die machete tegen het hoofd te slaan van die
[slachtoffer01] en
- die [slachtoffer01] meermalen te slaan op het gezicht en
- die [slachtoffer01] de woorden toe te voegen van de strekking: ‘ je mag iedereen bellen
maar als de
politie voor de deur staat dan maak ik je dood’ en
aldus die [slachtoffer01] te weerhouden weg te gaan, waar die [slachtoffer01] naar toe wilde
gaan;
2
hij op 28 november 2022 te [plaats01]
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] op het gezicht te
slaan
en met de achterkant van een machete
op het hoofd te slaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
feit 1
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
en
feit 2
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van een vriendin. Hij heeft de aangeefster in haar gezicht geslagen met zijn vuisten en heeft met de botte kant van een machete op haar hoofd geslagen. Hierdoor heeft zij letsel opgelopen. Deze handelingen vonden plaats in de woning van de verdachte, waaruit de aangeefster niet weg kon komen omdat de deur door hem op slot was gedraaid. De verdachte heeft de aangeefster op de bank geduwd en heeft gedreigd dat hij haar zou doden als de politie voor de deur zou staan. Zowel de aangeefster als de verdachte verklaren dat hij die avond onder invloed was van lachgas. Slechts met hulp van buitenaf – nadat de aangeefster bij vrienden alarm had geslagen – heeft zij uit de woning van de verdachte kunnen ontkomen.
De verdachte heeft zo op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Uit het contact dat het slachtoffer tijdens het incidenten zocht met anderen en uit haar verklaring bij de politie volgt dat zij erg angstig is geweest. Dit betreft ernstige strafbare feiten en de rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in 2018 en 2022 eerder is veroordeeld voor mishandeling.
Rapportages
GZ-psycholoog [naam01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 maart 2023. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte heeft beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Er is geprobeerd om een intelligentietest af te nemen, maar de resultaten hiervan zijn bij gebrek aan medewerking van de verdachte niet eenduidig te interpreteren. De verdachte heeft een moeizaam verlopen jeugd gehad. Er lijkt sprake te zijn van ernstige scheefgroei in de persoonlijkheid, mentale beperkingen, misbruik van middelen en aanhoudend (agressief) grensoverschrijdend gedrag. Hoewel de verdachte de hem ten laste gelegde feiten deels ontkent en verdere analyse hiervan bij het onderzoek niet mogelijk was, adviseert de psycholoog adviseert hem deze feiten – indien bewezen – in een verminderde mate toe te rekenen. Ter beperking van het recidiverisico acht de psycholoog een langdurig en intensief behandel- en begeleidingstraject noodzakelijk, zodat de verdachte kan leren omgaan met zijn beperkingen, abstinent kan worden van middelengebruik en kan leren zich te voegen naar geldende regels. Hoewel kanttekeningen wordt geplaatst met betrekking tot de haalbaarheid hiervan, wordt geadviseerd een dergelijke behandeling te realiseren in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 14 april 2023 en 10 augustus 2023. Het eerste rapport houdt het volgende in.
Bij een bewezenverklaring lijkt sprake van een beginnend delictpatroon van delicten met een geweldscomponent. Het middelengebruik, het psychosociale functioneren en de houding van de verdachte worden door de reclassering gezien als delictgerelateerde en risicoverhogende factoren. De verdachte heeft een beperkte dagbesteding en daardoor weinig inkomen; ook is sprake van (oplopende) schuldenproblematiek. Hij lijkt baat te hebben bij de duidelijke structuur die aan hem geboden wordt middels elektronische monitoring. Om die reden is het advies is om de eerder bij schorsing van de voorlopige hechtenis gestelde voorwaarden in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf te continueren, met daarnaast de verplichting om mee te werken aan middelencontroles en het zoeken van een zinvolle dagbesteding.
Het rapport van Reclassering Nederland van 10 augustus 2023 betreft een voortgangsverslag met een voortijdige negatieve beëindiging van het lopende toezicht. De verdachte heeft zich gedurende het reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis onvoldoende gehouden aan de gestelde voorwaarden. Er zijn meerdere kansen gegeven en er is voldoende ondersteuning geboden, maar de verdachte was sterk zelfbepalend en liet zich niet of nauwelijks aanspreken en aansturen. De reclassering geeft aan onvoldoende te kunnen werken aan gedragsverandering en risicovermindering, en ziet ook in de houding van de verdachte geen aanknopingspunten om het toezicht voort te zetten. Het advies is om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. In het geval van een veroordeling wordt geadviseerd om (in elk geval) het locatiegebod en locatieverbod met elektronische monitoring te laten vervallen.
De deskundige [naam02] , werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, heeft de rapporten van de reclassering op de terechtzitting toegelicht. Onduidelijk is of bij het niet naleven van de schorsingsvoorwaarden sprake is van onwil of van onkunde bij de verdachte. In de eerste maanden verliep het toezicht redelijk, maar de afgelopen weken vinden veel overtredingen plaats (niet of te laat nakomen van afspraken, meerdere overtredingen van het gebiedsverbod). De verdachte krijgt hulp van Middin, maar het laatste fysieke contact van deze instelling met de verdachte vond plaats in mei 2023. Ook heeft Middin geen zicht op de schulden van de verdachte. De deskundige ziet dat de verdachte hulp nodig heeft, maar signaleert ook dat hij snel wordt overvraagd en zich onvoldoende houdt aan de gestelde voorwaarden. Het is mede daarom voor haar nog niet duidelijk welke vorm van hulp passend is voor de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de besproken rapporten en de verklaring van de deskundige namens de reclassering ter zitting. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij geen behoefte heeft aan verdere ondersteuning door de reclassering en dat hij de begeleiding door Middin op vrijwillige basis wil voortzetten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Hoewel de rechtbank op basis van de bevindingen van de psycholoog en de reclassering wil aannemen dat de bij de verdachte vastgestelde (persoonlijkheids)problematiek hierbij mogelijk een rol heeft gespeeld, neemt dat niet weg dat zij de verdachte in hoge mate verantwoordelijk houdt voor de door hem gepleegde strafbare feiten. De rechtbank overweegt dat er sprake was van zelfintoxicatie door lachgasgebruik en dat de verdachte ook zelf ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij op de hoogte was van de mogelijke risico’s hiervan. Voor zover lachgas bij de bewezen feiten een rol heeft gespeeld, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om hiermee in strafverminderende zin rekening te houden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank onderkent op basis van de hiervoor besproken adviezen dat de verdachte baat kan hebben bij verdere begeleiding en eventueel behandeling bij het op orde brengen van zijn leven, maar zij zal in het kader van deze strafzaak afzien van het stellen van bijzondere voorwaarden. Naast het feit dat de verdachte zelf heeft aangegeven niet langer behoefte te hebben aan reclasseringsbegeleiding, en daarmee feitelijk niet heeft ingestemd met het (subsidiaire) advies van de reclassering, worden ook op basis van de gedragskundige rapporten onvoldoende aanknopingspunten gezien voor het formuleren van zinvolle en ook praktisch haalbare voorwaarden.
Naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een taakstraf van hierna te noemen duur opleggen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De verdachte heeft zich meermalen niet aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en heeft de voorwaarden bij herhaling ook actief overtreden. Daarmee bestaat op zichzelf alle aanleiding om de vordering toe te wijzen. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte reden om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan de tijd die hij reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. De rechtbank zal daarom het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en wijst de vordering van de officier af. Wel zal de rechtbank de in het reclasseringsrapport genoemde overtredingen van de gestelde voorwaarden in de strafmaat betrekken in de hoogte van de op te leggen taakstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 september 2022 van de politierechter van de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van twee keer een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan een gedeelte groot 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 september 2022.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen, omdat de verdachte de kans moet krijgen om te bewijzen dat hij zijn leven met de beschikbare hulpverlening op orde kan brengen en geen strafbare feiten meer pleegt.
8.3.
Beoordeling
De bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde taakstraf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 63, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte, groot
57 (zevenenvijftig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
40 (veertig) uren, van de bij vonnis van 1 september 2022 van de politierechter in Den Haag opgelegde taakstraf;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst, met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Nooij, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 november 2022 te [plaats01]
opzettelijk
[slachtoffer01]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door door die [slachtoffer01] niet uit een woning (gelegen op/aan de
[adres02] ) te laten gaan en/of
door
- de/een (voor)deur van die woning waarin die [slachtoffer01] verbleef op slot te doen
en/of te houden, althans niet te openen en/of
- aan die [slachtoffer01] een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp te
tonen/voor te houden en/of met die machete op/tegen het hoofd te slaan van die
[slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal te slaan op/tegen het gezicht en/of het
hoofd en/of een/de b(e)en(en), althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer01] de woorden toe te voegen van de strekking: ‘ je mag iedereen bellen
maar als de
politie voor de deur staat dan maak ik je dood’ en/of
aldus die [slachtoffer01] te weerhouden (weg) te gaan, waar die [slachtoffer01] naar toe wilde
gaan;
2
hij op of omstreeks 28 november 2022 te [plaats01]
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] op het gezicht en/of de neus,
althans tegen het hoofd en/of tegen de (een) be(e)n(en), althans het lichaam te
slaan/te stompen
en/of met de achterkant van een machette, althans een hard en/of scherp voorwerp
op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 november 2022 te [plaats01]
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling,
door
- met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meer
beweging(en) in de richting van die [slachtoffer01] te maken en/of tegen het hoofd te
slaan van die [slachtoffer01] , althans aan die [slachtoffer01] voor te houden en/of
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen: “je mag iedereen bellen maar als de politie voor de
deur staat dan maak ik je dood’, althans woorden van gelijke (dreigende)
aard/strekking;