ECLI:NL:RBROT:2023:8343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
660923
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 juli 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor negen maanden. De moeder van [kind01] heeft ingestemd met het verzoek, maar pleitte voor een kortere uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de emotionele en fysieke veiligheid van [kind01], die momenteel verblijft bij Prokino. De moeder heeft in het verleden onvoldoende geprofiteerd van hulpverlening, maar toont nu bereidheid om samen te werken aan verbetering van de thuissituatie. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [kind01]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is vastgesteld van 20 juli 2023 tot 20 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/660923 / JE RK 23-1479
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[kind01],

geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01],
advocaat: mr. R. Haze, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam02],

hierna te noemen: de vader, wonende te Portugal.

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 23 juni 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 14 juli 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 juli 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • [kind01], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03];
  • een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam (hierna: de GI), [naam04].
De vader is niet verschenen.

De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
[kind01] verblijft bij Prokino.
Bij beschikking van 25 april 2023 is [kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 25 juli 2023.
Bij beschikking van 26 mei 2023 is de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 25 juli 2023.

Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en geeft aan dat het verleden heftig is geweest. Maar het gezin is nu goed op weg. De komende tijd is het belangrijk dat de hulpverlening goed van de grond komt, zodat de thuissituatie stabiliseert. Naast de hulpverlening zal de moeder ook ondersteuning krijgen van de reclassering, dat is een goede stok achter de deur. Het doel is dat [kind01] teruggeplaatst wordt bij de moeder, maar dit heeft tijd nodig. Daarom is voor nu een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden noodzakelijk. Dit is een realistische termijn, waarbij [kind01] niet overbelast wordt. Zij heeft wel behoefte aan duidelijkheid. Dit maakt dat binnen zes maanden duidelijkheid moet komen over het perspectief van [kind01]. Mocht een eerdere thuisplaatsing mogelijk zijn dan kan de GI dit natuurlijk altijd besluiten.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad ter zitting. Gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling hebben de moeder en [kind01] zich positief opgesteld. Zij werken goed mee aan de hulpverlening en geven aan wat zij nodig hebben. Op dit moment ontvangt de moeder hulpverlening via Antes en is er ambulante begeleiding voor haar. De komende periode zal de hulpverlening zich richten op de oorzaak van het drankgebruik en op rouwverwerking. Verder is [kind01] aangemeld voor systeemtherapie en dit kan op korte termijn starten. Wanneer het goed gaat met de moeder en [kind01] kan de beslissing worden genomen om [kind01] terug te plaatsen.

Het standpunt van de moeder

De moeder stemt in met het verzoek, maar wil liever een uithuisplaatsing voor een kortere periode. Zo kan een vinger aan de pols worden gehouden en is het perspectief snel(ler) duidelijk. Bovendien wil de moeder de kans krijgen om zichzelf te bewijzen. De afgelopen periode was heftig, maar het gaat nu goed. De moeder is bezig met een ambulante behandeling via Antes. Dit duurt zes weken en daarna zal de moeder starten bij de GGZ. Hier zal zij psychische ondersteuning krijgen. Ook wil de moeder leren om beter te communiceren. De moeder heeft er alle vertrouwen in dat [kind01] snel weer teruggeplaatst kan worden. Ook doordat er sprake is van een goede samenwerking met de GI.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
[kind01] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd, omdat er zorgen bestaan over haar emotionele en fysieke veiligheid. Diepgewortelde systeemproblemen bij het gezin liggen hieraan ten grondslag. Voor een langere periode zijn de spanningen in de thuissituatie van [kind01] hoog opgelopen. Dit kwam mede doordat de moeder vanwege haar eigen problematiek niet in staat is gebleken de zorg, aandacht en bescherming te bieden die [kind01] nodig heeft. Als gevolg hiervan ervaarde [kind01] veel onrust in haar hoofd, wat ook een negatieve invloed heeft gehad op haar schoolgang. Op een gegeven moment is de thuissituatie zodanig geëscaleerd dat [kind01] niet meer bij de moeder kon wonen. [kind01] verblijft nu bij Prokino. Zij heeft het daar naar haar zin, houdt zich aan de afspraken en stelt zich positief op. [kind01] wenst dat er stabiliteit en verbetering in de thuissituatie komt, voordat zij teruggeplaatst wordt.
In het verleden heeft de moeder onvoldoende geprofiteerd van de hulpverlening. Hierdoor heeft zij de bedreiging van [kind01] niet onder eigen verantwoordelijkheid kunnen wegnemen. Sinds de voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01] gaat het beter met de moeder. Er is een (ambulante) behandeling ingezet via Antes en binnenkort krijgt zij psychische ondersteuning. Op dit moment toont de moeder zich bereid ten aanzien van de hulpverlening en kent zij een intrinsieke motivatie, omdat zij graag wil dat [kind01] weer thuis komt wonen.
De kinderrechter ziet dat [kind01] en de moeder erg hun best doen en het is belangrijk dat deze positieve ontwikkeling doorzet. Een uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden is een realistische termijn gezien de complexe problematiek. Dit biedt de tijd om een bestendige stabilisatie van de thuissituatie te realiseren. In de tussentijd kunnen de contacten tussen de moeder en [kind01] verder worden uitgebreid. Dit zal geleidelijk plaatsvinden, zodat [kind01] en/of de moeder niet overbelast raken.
De kinderrechter zal daarom, zoals verzocht en niet weersproken, [kind01] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [kind01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 20 juli 2023 tot 20 juli 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 20 juli 2023 tot 20 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.