ECLI:NL:RBROT:2023:8342

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
659088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in een jeugdzaak met geschillenregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [kind01] en [kind02]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (GI) had verzocht om deze verlengingen, waarbij de moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Zahri, en de oma van de kinderen als belanghebbenden zijn aangemerkt. De kinderen verblijven momenteel bij de oma, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen bij de oma stabiel is. De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen het perspectiefbesluit van de GI, dat inhoudt dat er niet meer wordt gewerkt aan een terugplaatsing van [kind02] bij de moeder. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI voor [kind01] afgewezen, omdat deze verzoeken ter zitting zijn ingetrokken. Voor [kind02] heeft de kinderrechter geoordeeld dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld, en heeft deze verlengingen tot 17 november 2023 goedgekeurd. Tevens is de opvoedvisie van de GI onderschreven, waarbij het perspectief van [kind02] bij de oma ligt. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep is mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/659088 / JE RK 23-1323
Datum zitting: 20 juli 2023
Beschikking over een verlenging van de ondertoezichtstelling, een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing en de geschillenregeling.
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming en reclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[kind01 ],

geboren op [geboortedatum01 ] 2005 te [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01 ],
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2007 te [geboorteplaats02], hierna te noemen: [kind02].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01],
advocaat: mr. S. Zahri, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam02]

hierna te noemen: de oma, wonende te [woonplaats02].

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 juni 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 7 juni 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 5 juli 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • een brief van de moeder van 13 juli 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 juli 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • de oma;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam03].

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01 ] en [kind02].
[kind01 ] en [kind02] verblijven bij de oma.
Bij beschikking van 4 augustus 2022 is de ondertoezichtstelling van [kind01 ] en [kind02] verlengd tot 17 augustus 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 augustus 2022 ook de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin verlengd tot 17 augustus 2023.

De verzoeken

De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind01 ] en [kind02] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI trekt het verzoek van een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [kind01 ] ter zitting in.
De GI verzoekt tevens om een beoordeling van een geschil met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling, inhoudende:
  • te verklaren dat de GI op goede gronden is gekomen tot het besluit om [kind02] niet meer bij de ouder(s) terug te laten plaatsen, en te bepalen dat de doelen van de ondertoezichtstelling vanaf heden niet meer gericht zijn op het toewerken naar een thuisplaatsing;
  • dan wel een beslissing te nemen die de kinderrechter in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek ten aanzien van een verlenging van de maatregelen, maar zij voert verweer tegen het verzoek met betrekking tot de geschillenregeling. De moeder geeft aan dat de betekenis en het gevolg van het bepalen van een toekomstperspectief eerder niet duidelijk was, waardoor zij ermee heeft ingestemd. De moeder is het enkel eens is met een voorlopige bepaling van het perspectief, maar niet met de bepaling van het niet meer onderzoeken van een terugplaatsing. De moeder heeft namelijk altijd gewild dat de kinderen weer bij haar zouden wonen en zij heeft altijd in het belang van de kinderen gehandeld. Daarom heeft de moeder ook een grotere woning gekregen. Voor nu bestaan er nog voldoende mogelijkheden om [kind02] terug te plaatsen bij de moeder en het is belangrijk dat deze onderzocht worden. Hier wordt nu te weinig aandacht aan besteed. Zo wordt nauwelijks geschreven over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder vindt het besluit van de GI te ingrijpend en zij voelt zich geforceerd om hiermee in te stemmen.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft de verzoeken ter zitting en geeft aan dat het allerbelangrijkste is dat er duidelijkheid komt voor [kind02]. [kind02] wil graag dat de moeder het ouderlijk gezag behoudt. Tegelijkertijd wil zij bij de oma blijven wonen, ook omdat zij daar school heeft en haar bijbaan. Het besluit ten aanzien van het toekomstperspectief bij de oma komt tegemoet aan beide wensen van [kind02], waardoor dit in haar belang is. Eerst leek de moeder het eens te zijn, maar inmiddels blijkt ter zitting dat de moeder twijfelt. Dit is een herkenbaar patroon bij de moeder. Het is belangrijk dat het opvoedbesluit bekrachtigd wordt, zodat er rust komt. Dat wil iedereen. Wanneer het besluit over het toekomstperspectief wordt vastgelegd en er goede afspraken zijn gemaakt, kan deze zaak worden overgedragen naar het vrijwillige kader. Hiervoor zijn drie maanden nodig.

Het standpunt van de oma

De oma stemt in met het verzoek en geeft aan dat het nu heel goed gaat met de kinderen. Zij ervaren rust en stabiliteit. Daarnaast hebben de kinderen zelfvertrouwen ontwikkeld, doen zij het goed op school en hebben zij nevenactiviteiten. Verder kunnen de kinderen goed aangeven wat zij willen; zij zeggen bij de oma te willen wonen. Daarom is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over hun toekomst. Op dit moment is de oma hier bezorgd over. Dit komt mede doordat de moeder de kinderen eerder heeft meegenomen naar het buitenland, waardoor de oma zich machteloos voelde en de kinderen in de war werden gebracht. De oma wil niet dat dit nog een keer gebeurt.

De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter stelt allereerst vast dat de GI het verzoek betreffende een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind01 ] en een verlenging van de uithuisplaatsing van [kind01 ] ter zitting heeft ingetrokken. Daarmee kunnen de gronden van dit verzoek niet meer onderzocht worden en daarom wijst de kinderrechter deze verzoeken af.
Ten aanzien van de verzoeken met betrekking tot [kind02] is de kinderrechter van oordeel dat op basis van de stukken en de mondelinge behandeling voldaan is aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. [kind02] heeft in het verleden veel meegemaakt en een onstabiele opvoedsituatie gekend. Dit kwam mede doordat de moeder, gelet op haar persoonlijke problematiek, niet in staat was om de opvoeding en zorg te dragen over [kind02] en haar oudere zus [kind01 ]. Sinds [kind02] bij de oma verblijft gaat het goed met haar. [kind02] heeft behoefte aan rust en stabiliteit en dit biedt de oma haar. Gebleken is dat [kind02] duidelijkheid wenst over haar toekomstperspectief. Zij wil graag bij de oma blijven wonen, omdat zij daar haar leven heeft opgebouwd. Ter zitting zijn alle betrokkenen het erover eens dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing -voor nu- in het belang van [kind02] is. Om de verblijfsplek van [kind02] te waarborgen is een verlenging van de maatregelen noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom op grond van vorenstaande de ondertoezichtstelling van [kind02], zoals verzocht en niet weersproken, verlengen tot 17 november 2023 (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Ten aanzien van de geschillenregeling
In het onderzoek van de Raad van 14 april 2023 is geconcludeerd dat het perspectief van [kind02] bij de oma ligt, waarbij een perspectiefbesluit een passende maatregel is en geen gezagsbeëindigende maatregel. De Raad komt tot dit advies omdat de moeder geen (gezags)beslissingen tegenhoudt en geen voor [kind02] belastende keuzes (meer) maakt. Ook is er sprake van een overwegend constructieve verstandhouding tussen de moeder, de oma en [kind02]. De GI heeft hierop de kinderrechter verzocht te toetsen of een perspectiefbesluit een passende maatregel is die wenselijk is voor [kind02]. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is gebleken, omdat de GI vasthoudt aan het genomen perspectiefbesluit en de moeder het hier niet (meer) mee eens is. Een expliciete regeling om een perspectiefbesluit door de kinderrechter te laten toetsen ontbreekt op dit moment. Dit neemt niet weg dat de Procureur-Generaal het standpunt heeft ingenomen dat de kinderrechter op grond van artikel 1:262b BW een beslissing kan nemen over het perspectiefbesluit. Dit sluit ook aan bij de lijn die al door verschillende rechtbanken wordt gevolgd. In artikel 1:262b BW is bepaald dat geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, voor zover niet vallend onder de reikwijdte van het klachtrecht als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
Het door de GI genomen perspectiefbesluit is een beslissing die de uitvoering van de ondertoezichtstelling raakt, omdat het besluit tot gevolg heeft dat in het kader van de ondertoezichtstelling niet langer wordt gewerkt aan een terugplaatsing van [kind02] bij de moeder, waardoor [kind02] definitief bij de oma zal verblijven.
Aangezien het perspectiefbesluit ingrijpende en onomkeerbare gevolgen voor de moeder en de oma met zich meebrengt mede doordat er niet meer wordt gewerkt naar een terugplaatsing bij de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat de mogelijkheid om (de uitvoering van) dat perspectiefbesluit in het kader van de geschillenregeling ter toetsing voor te leggen het meest passend is. De kinderrechter is daarom van oordeel dat artikel 1:262b BW een rechtsingang voor het onderhavige geschil biedt en dat de GI dus ontvankelijk is in haar verzoek.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid over de opvoeding en verzorging van [kind02] binnen een aanvaardbare termijn te dragen. [kind02] verblijft sinds 2019 niet meer bij de moeder. De reden hiervoor is dat de moeder niet in staat was om [kind02] een stabiele opvoedsituatie te bieden. Dit blijkt mede uit het feit dat [kind02] in haar jeugd een periode geen onderwijs heeft gevolgd, zij in enige mate getuige is geweest van geweld tussen de ouders en zij belast werd met volwassenzaken. Bovendien heeft de moeder [kind02] en haar oudere zus [kind01 ] zonder overleg naar Pakistan is meegenomen, alwaar er geen zicht was op de opvoedsituatie.
Het is de moeder in de afgelopen periode niet gelukt om de opvoedsituatie voor [kind02] te stabiliseren. Hoewel de moeder verschillende hulpverlening aangeboden heeft gekregen en er wel stappen zijn gemaakt, zijn deze stappen onvoldoende gebleken. Dit komt mede doordat de moeder wisselend is geweest in het contact met de hulpverleners. Als het de moeder teveel wordt of als zij het niet eens is met de hulpverleners sluit zij zich af.
Sinds [kind02] bij de oma verblijft ontwikkelt zij zich positief, mede doordat zij er structuur en stabiliteit geboden krijgt. [kind02] gaat naar school en haalt goede cijfers. Daarnaast heeft zij een bijbaan en doet zij aan nevenactiviteiten. Hierdoor heeft [kind02] geen specifieke hulpbehoefte meer. Het enige wat haar ontbreekt is duidelijkheid over haar toekomstperspectief. [kind02] heeft de wens om bij de oma te blijven wonen. Eerder stemde de moeder hier mee in, maar ter zitting geeft zij aan twijfels te hebben bij een definitief opvoedbesluit. Desalniettemin is de kinderrechter met de Raad en de GI van oordeel dat er geen aanleiding is om te werken aan een terugplaatsing van [kind02] bij de moeder. Hierbij houdt de kinderrechter rekening met de kansen die de moeder geboden zijn en dat [kind02] nu op haar plek zit bij de oma. Bovendien wordt ook niet door de moeder betwist dat [kind02] nu goed op haar plek zit.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind02] tot 7 november 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] in een netwerkpleeggezin tot 7 november 2023;
onderschrijft de opvoedvisie van de GI, inhoudende dat het perspectief van [kind02] bij de oma (moederszijde) ligt;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. J. van Dijk, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier.
Hoger beroep tegen de beschikking kan slechts worden ingesteld in het kader van de beslissing over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.
Hoger beroep staat niet open tegen een beslissing in het kader van de geschillenregeling.