ECLI:NL:RBROT:2023:8314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10/132015-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte voor het vervoeren van cocaïne met een focus op snelle en toekomstgerichte berechting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2023 vonnis gewezen in het kader van de nieuwe Rotterdamse Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK). Deze procedure is ontworpen om verdachten snel voor de rechter te brengen, in dit geval binnen 83 dagen na aanhouding. De STMK legt de nadruk op de doelen van straf, waaronder vergelding, speciale en generale preventie, en resocialisatie. De verdachte, die preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het vervoeren van bijna 20 kilogram cocaïne op 27 mei 2023 te Vlaardingen. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, en legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte het belang van reflectie en verantwoordelijkheid van de verdachte in het strafproces, en de rol van de reclassering in de begeleiding van de verdachte na zijn vrijlating. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder mogelijke LVB-problematiek, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden. Daarnaast werd een bedrag van € 1.440,- verbeurd verklaard, evenals in beslag genomen telefoons. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Parketnummer: 10/132015-23
Datum uitspraak: 18 augustus 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
bijgestaan door raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 18 augustus 2023.

1..Beschuldiging in de tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 mei 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 19.943 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2..Beslissingen over het bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. J. Bonnes vindt dat het feit bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan op de volgende manier:
hij op 27 mei 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 19.943 gramcocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.

3..Verboden gedraging en strafbaarheid

Kwalificatie
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

4..Strafmotivering

Vooraf
Voor het bewezen verklaarde strafbare feit wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen het feit en de (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
De rechtbank heeft in dit geval gekozen voor een vorm van berechting waarin wordt gestreefd naar een snelle berechting en waarin bovendien de nadruk explicieter ligt op de met strafoplegging na te streven strafdoelen. Naast vergelding, waar maatschappelijk vaak het zwaartepunt ligt, wil de rechtbank ook de andere doelen van straf goed voor ogen houden: speciale preventie, generale preventie en resocialisatie. Deze vorm van berechting wordt aangeduid als de ‘Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting’ (STMK). [1] Een belangrijk thema van zo’n zitting is ‘naar de toekomst te kijken’. Hierbij past een zekere reflectie op het heden en het verleden. Daarbij heeft de verdachte nadrukkelijk ook een eigen rol. Als de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, inzicht kan geven in de oorzaken van zijn gedrag en kan reflecteren op zijn handelen, zet hij daarmee een eerste stap op de weg terug naar de maatschappij.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 30 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Zij gaat daarbij uit van hetzelfde feit als is bewezenverklaard. De officier van justitie baseert de eis mede op de straffen die in eerdere STMK-zaken zijn opgelegd aan zogeheten uithalers op het haventerrein in Rotterdam.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft het feit bekend en heeft daarmee verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De verdediging heeft in reactie op de eis van de officier van justitie bepleit om het onvoorwaardelijk strafdeel bij de gevorderde straf te beperken tot 12 maanden.
Ernst van het feit
Het bewezenverklaarde feit betreft een ernstig feit. De verdachte heeft in een personenauto bijna 20 kilo cocaïne vervoerd en was daarmee op weg naar Vlaardingen. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en het in stand houden van internationale drugshandel en daarmee samenhangende sociaal maatschappelijke problemen. Met de handel in harddrugs wordt veel geld verdiend, waardoor deze handel niet zelden een bron vormt voor andersoortige - gewelddadige - vormen van criminaliteit. Vervoer van dit soort hoeveelheden cocaïne leidt tot de (verdere) verspreiding van harddrugs, waardoor ook de volksgezondheid wordt bedreigd. Daarnaast wordt hierdoor het plegen van vermogensdelicten bevorderd, doordat gebruikers van cocaïne hun drugsgebruik hiermee financieren.
Persoonlijke omstandigheden
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 11 augustus 2023. In dit rapport staat dat bij de verdachte mogelijk sprake is van een verstandelijke beperking (LVB-problematiek) en dat zijn beïnvloedbaarheid mogelijk een rol heeft gespeeld bij het onderhavige delict. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De leefgebieden huisvesting (woongemeente) en sociaal netwerk worden aangemerkt als mogelijke criminogene factoren, terwijl de huisvesting bij zijn zus, de relatie met zijn verloofde, familie en de houding van de verdachte als beschermend worden gezien. De verdachte lijkt open te staan voor hulp.
Er wordt geadviseerd om de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Om meer inzicht te krijgen in de mogelijke LVB-problematiek, is het belangrijk dat de verdachte meewerkt aan een IQ-onderzoek.
De verdachte heeft ter zitting gezegd aan een IQ-onderzoek te willen meewerken en ook bereid te zijn om zich te houden aan de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de inhoudelijke verklaring die de verdachte op de zitting over zijn rol heeft afgelegd. Hoewel de verdachte in deze verklaring tot op zekere hoogte verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, geeft het dossier met betrekking tot de aanloop tot het bewezen feit ook reden tot zorg. Dat de verdachte onder druk werd gezet wil de rechtbank best aannemen, maar een gegeven is ook dat hem door anderen het vervoer van een partij cocaïne met een forse straatwaarde is toevertrouwd. De rechtbank ziet hierin reden voor een flinke stok achter de deur bij de hierna te noemen deels voorwaardelijke straf.
Conclusie
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Dat wordt onderstreept door uitspraken in soortgelijke zaken die rechtbanken eerder hebben gedaan. De rechtbank ziet echter aanleiding om een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegend komt de rechtbank op een gevangenisstraf met een totale duur van 30 maanden. Daarvan wordt een gedeelte van 16 maanden voorwaardelijk opgelegd. Dat betekent dat de verdachte 14 maanden van deze gevangenisstraf daadwerkelijk in detentie moet doorbrengen.
De totaalduur van de straf doet recht aan het element van leedtoevoeging dat gelet op de ernst van het feit niet kan en mag ontbreken in de straf. Die totaalduur komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat daarnaast een voorwaardelijke straf van 16 maanden boven zijn hoofd hangt. Voor anderen - onder meer jonge mensen - moet ook duidelijk zijn dat het faciliteren van de handel in cocaïne niet de weg is naar het grote geld en dat hoge straffen volgen als zij ook in de fout gaan.
Dat een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en een strafbaar feit pleegt kan de voorwaardelijk opgelegde straf van 16 maanden gevangenisstraf alsnog worden tenuitvoergelegd. De bijzondere voorwaarden moeten de verdachte helpen om het niet zover te laten komen. Wanneer hij zich niet houdt aan deze bijzondere voorwaarden, dan kan eveneens de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf volgen.

5..Beslag

Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de in beslag genomen Apple telefoon terug te geven aan de verdachte. Afgezien van de Snapchat-berichten, die de politie eraf kan halen, is er niets strafbaars op de telefoon aanwezig. Ten aanzien van het in beslaggenomen geldbedrag en de cryptotelefoon heeft de raadsman zich niet verzet tegen verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 1.440,- zal verbeurd worden verklaard, aangezien de verdachte dit uit baten van het strafbare feit heeft verkregen.
De cryptotelefoon en de Apple-telefoon zullen worden onttrokken aan het verkeer. De voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de rechtbank bewezen feit en kunnen dienen tot de voorbereiding en het begaan van soortgelijke feiten. Het ongecontroleerde bezit daarvan is daarom in strijd met de wet of met het algemeen belang.

6..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

7..Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 16 (zestien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten en verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde zal meewerken aan totstandkoming van diagnostiek, en laat zich, indien geïndiceerd, ambulant behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
indien tijdens het toezicht blijkt dat de veroordeelde niet in zijn huidige woonplaats kan verblijven, kan de reclassering bepalen dat hij naar een instelling verhuist. De veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart
verbeurdde op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde geldbedragen, zijnde in totaal een
bedrag van € 1.440,00;
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 4 en 5 genoemde
telefoontoestellen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en M. de Nooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 18 augustus 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.