ECLI:NL:RBROT:2023:8306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10/057638-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, vernieling en bedreiging met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van vier strafbare feiten: twee mishandelingen, een vernieling en een bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, en een 38v-maatregel die een contact- en locatieverbod inhoudt. De rechtbank heeft ook gedeeltelijk vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij één benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege vrijspraak voor dat feit.

De feiten die aan de verdachte zijn ten laste gelegd, omvatten onder andere het mishandelen van [naam slachtoffer 2] door hem te schoppen en te slaan, het vernielen van een schutting en een kas, en het bedreigen van [naam slachtoffer 1] met de woorden: "Ik steek een mes door je strot als je mijn nichtje wat aan doet". De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen zorgvuldig gewogen en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand ten tijde van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waarbij de bedragen zijn vastgesteld op basis van de bewezenverklaarde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door zijn strafbare feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en heeft een aantal vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, terwijl andere vorderingen zijn toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/057638-23
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de vier aangevers en een locatieverbod voor verpleeghuis [naam verpleeghuis] te [plaats] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 4(
bedreiging [naam slachtoffer 1])
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2 (vernieling en mishandeling [naam slachtoffer 2])
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd ten aanzien van feit 1. Het feit kan, op het “met beide handen tegen de auto duwen” (eerste gedachtestreepje) na, wettig en overtuigend bewezen worden. Er is aangifte gedaan en er is een onafhankelijke getuige ( [naam getuige] ) die heeft gezien dat de verdachte aangever [naam slachtoffer 2] een klap in het gezicht heeft gegeven en hem op de grond heeft gegooid. Daarnaast is door verbalisanten letsel geconstateerd in de nek van de aangever.
Ten aanzien van feit 2 is door de officier van justitie aangevoerd dat de vernieling van de schutting, de kas en een dakpaneel behorende bij die kas wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is aangifte gedaan en aangever [naam slachtoffer 2] heeft foto’s aangeleverd. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij over de schutting is geklommen en dat een deel van de kas is ingestort. Ter zitting verklaart de verdachte anders, maar die verklaring acht de officier van justitie niet geloofwaardig, gelet op de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de mishandeling aangevoerd dat op basis van het dossier enkel bewezen kan worden dat de verdachte aangever [naam slachtoffer 2] heeft geslagen en naar de grond heeft gewerkt. Voor het overige bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs. De verdachte dient dan ook partieel te worden vrijgesproken van hetgeen is tenlastegelegd onder het eerste en het derde gedachtestreepje.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de vernieling van het dakpaneel van de kas. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat het paneel (door toedoen van de verdachte) kapot is gegaan. Ten aanzien van de vernieling van de schutting refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3.
Beoordeling
Feit 1
De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem met kracht en met beide handen tegen zijn auto heeft geduwd, waardoor hij ten val is gekomen. Vervolgens zou hij door de verdachte tegen zijn linker heup zijn geschopt en zou de verdachte de aangever met beide handen bij zijn vest hebben vastgegrepen en hem door elkaar hebben geschud. Ook zou de verdachte de aangever op zijn linker kaak hebben geslagen.
De getuige [naam getuige] verklaart tegenover de verbalisanten alleen te hebben gezien dat de verdachte met zijn vuist op de linkerkant van het gezicht van de aangever heeft geslagen en dat de aangever vervolgens door de verdachte op de grond werd gegooid.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat de verdachte de aangever met beide handen tegen een auto aan heeft geduwd en dat hij hem heeft vast gegrepen en door elkaar heeft geschud. Enkel de aangever verklaart hier over. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van die handelingen te komen en zal de verdachte daar dan ook van vrijspreken.
De overige tenlastegelegde handelingen heeft de verdachte bekend en zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 2
De aangever heeft verklaard dat de verdachte zijn kas kapot zou hebben gemaakt, omdat door het handelen van de verdachte een dakpaneel kapot is gevallen. De verdachte verklaart zelf dat hij het dakpaneel enkel heeft verschoven.
De rechtbank kan op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken niet vaststellen dat de verdachte het dakpaneel van de kas daadwerkelijk heeft vernield. Er bevinden zich geen foto’s van een kapot dakpaneel in het dossier. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook van vrijspreken. De vernieling van de schutting heeft de verdachte bekend en zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 3 (mishandeling [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4])
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde mishandeling van aangevers [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] , zulks met uitzondering van het maken van stekende bewegingen met een pen (derde gedachtenstreepje), nu die handeling niet valt te kwalificeren als mishandeling.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat zij de verklaring van de verdachte - dat hij geen geweld zou hebben toegepast maar dat hij juist door [naam slachtoffer 4] is vastgepakt, dat zijn been vervolgens omhoog is gekomen en dat hij [naam slachtoffer 3] toen wellicht zou hebben geraakt - ongeloofwaardig acht. [naam slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij is vastgepakt door de verdachte en dat hij haar daarna heeft getrapt. Er zitten foto’s van haar letsel in het dossier. De verklaring van [naam slachtoffer 4] ondersteunt de verklaring van [naam slachtoffer 3] . [naam slachtoffer 4] verklaart verder dat zijzelf door de verdachte tegen de muur is geduwd. Van deze duw zijn geen getuigen, maar de officier van justitie acht de verklaring van [naam slachtoffer 4] voldoende geloofwaardig om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging vraagt vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit. Daartoe is met betrekking tot de mishandeling van aangeefster [naam slachtoffer 4] (vierde gedachtestreepje) aangevoerd dat enkel aangeefster [naam slachtoffer 4] zelf verklaart over het duwen tegen de muur en dat haar verklaring geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel.
Voor wat betreft de mishandeling van aangeefster Ouardani is naar voren gebracht dat niet bekend is of het op de grond gooien van aangeefster [naam slachtoffer 3] (eerste gedachtestreepje) heeft geleid tot pijn of letsel, hetgeen voor mishandeling is vereist. De aangeefster verklaart daarover niet.
Wat betreft het tenlastegelegde onder het derde gedachtestreepje (het maken van steekbewegingen met een pen) sluit de verdediging zich aan bij hetgeen de officier van justitie hierover heeft opgemerkt.
Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het trappen van [naam slachtoffer 3] , terwijl zij op de grond lag, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat aangeefster op de grond is terechtgekomen, waarna ze zou zijn geschopt door de verdachte.
4.3.3.
Beoordeling
Aangeefster [naam slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte haar heeft vastgepakt en haar vervolgens met kracht tegen een muur heeft gegooid. Nu deze verklaring geen steun vindt in andere bewijsmiddelen, spreekt de rechtbank de verdachte daarvan partieel vrij (vierde gedachtestreepje).
De rechtbank acht voorts niet bewezen dat de verdachte aangeefster [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar met beide handen bij haar kraag te pakken (eerste gedachtestreepje) en door stekende bewegingen met een pen te maken in de richting van [naam slachtoffer 3] (derde gedachtestreepje). Hoewel de rechtbank uit het dossier afleidt dat de verdachte [naam slachtoffer 3] bij haar jasje heeft vastgepakt en met een pen stekende bewegingen in haar richting heeft gemaakt, is niet gebleken dat [naam slachtoffer 3] hierdoor pijn heeft ondervonden of letsel heeft opgelopen. Nu niet is gebleken van pijn of letsel, leveren deze handelingen geen mishandeling op. De verdachte zal ook daarvan partieel worden vrijgesproken.
Aangeefster [naam slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij door de verdachte tegen de rechterzijde van haar hoofd is geschopt. Ook [naam slachtoffer 4] verklaart in haar aangifte dat zij heeft gezien dat de verdachte [naam slachtoffer 3] hard tegen het gezicht trapte. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij aangeefster [naam slachtoffer 3] kan hebben geraakt met zijn been toen hij werd vastgepakt door [naam slachtoffer 4] . Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar in het gezicht te schoppen (tweede gedachtestreepje).Ook bevinden zich foto’s van [naam slachtoffer 3] in het dossier, waarop roodheid aan de rechterzijde van haar gezicht is te zien.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 24 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente]
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2]
- tegen zijn (linker)heup, te schoppen, waardoor die [naam slachtoffer 2] ten val kwam en
- tegen het gezicht te slaan;
2
hij op 24 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een (gedeelte van een) schutting , die geheel
aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde heeft vernield;
3
hij op 19 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente]
[naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door
haar tegen het gezicht te schoppen
4
hij op 9 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente]
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek een mes door je strot als je mijn nichtje wat aan doet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feiten 1 en 3:
mishandeling;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn buurman [naam slachtoffer 2] , door hem tegen zijn linker heup te trappen, als gevolg waarvan het slachtoffer ten val is gekomen, en door hem tegen het gezicht te slaan. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien heeft de verdachte, voorafgaand aan de mishandeling, zonder toestemming de tuin van het slachtoffer betreden en daarbij de schutting vernield. Door het plegen van dit feit heeft hij het slachtoffer schade berokkend en inbreuk gemaakt op zijn privacy.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [naam slachtoffer 3] , door haar tegen het gezicht te schoppen. Hierdoor heeft zij pijn en letsel ondervonden en heeft de verdachte inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De rechtbank rekent het de verdachte in het bijzonder zwaar aan dat hij aldus heeft gehandeld jegens een medewerkster van een verpleeghuis die enkel haar werk deed. Uit het dossier blijkt dat het gebeuren veel indruk heeft gemaakt op het slachtoffer, haar collega’s en de bewoners van het verpleeghuis en dat zij zich langere tijd onveilig hebben gevoeld.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan bedreiging van [naam slachtoffer 1] . Hij heeft hem daarmee angst aangejaagd en een onveilig gevoel gegeven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Deze rapportage is op 26 juni 2023 opgesteld en ondertekend door dr. [naam psychiater] , psychiater.
De deskundige komt tot de conclusie dat er bij de verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten sprake was van een psychotische stoornis door een middel en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Deze stoornissen hebben de gedragskeuze c.q. gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed.
Uit het rapport blijkt dat de verdachte in de periode voor het ten laste gelegde, door zijn poging te stoppen met cocaïne, was begonnen met het gebruik van ketamine en fluoxetine. Hij was hierdoor ontremd en hij had last van paranoïde en grootheidswanen. Door dit toestandsbeeld was de verdachte niet meer goed in staat om zijn gedrag te besturen.
De deskundige adviseert om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
GGZ Fivoor Advies Rotterdam (hierna: de reclassering), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 augustus 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering beschouwt het middelengebruik en het psychosociaal functioneren als direct delictgerelateerde factoren. Zij zien een indirect verband met de huisvesting, de familie en de houding van de verdachte. De verdachte toont tegenover de reclassering een bagatelliserende houding ten aanzien van de tenlasteleggingen. Het gevoel van onrecht jegens zwakkeren heeft bijgedragen aan het gedrag van de verdachte. Hij betuigt geen spijt en ziet zichzelf als slachtoffer. Ook toont hij negatieve attitudes tegenover het justitieel systeem.
Hoewel de reclassering geen verband heeft kunnen vinden tussen de overige leefgebieden en de tenlasteleggingen zijn er wel zorgen omtrent de dagbesteding van de verdachte, zijn financiën en zijn relatie. De verdachte is momenteel werkloos en heeft geen inkomen. Daarnaast zou er sprake zijn van een schuldenlast. De verdachte is mantelzorger voor zijn ongeneeslijk zieke vrouw. Het valt hem zwaar zijn partner achteruit te zien gaan. Ook zou er sprake zijn van een scheiding.
De verdachte heeft gedurende de afgelopen periode een ambivalente houding laten zien ten opzichte van reclasseringsbemoeienis. In eerste instantie stond hij hiervoor open en was hij bereid mee te werken, maar de laatste periode laat de verdachte een totaal ander beeld zien en wil hij onder geen beding meewerken aan een reclasseringstoezicht. De verdachte toont tijdens de meldplichtgesprekken weerstand en stelt zich boos en agressief op, waardoor het uitvoeren van een reclasseringstoezicht volgens de reclassering niet werkbaar is. De verdachte zegt wel open te staan voor vrijwillige behandeling in zijn eigen woonomgeving.
De reclassering schat in dat het risico op recidive gemiddeld tot hoog is en het risico op onttrekken aan voorwaarden hoog. De reclassering ziet noodzaak in het adviseren van interventies in een justitieel kader. Gelet op de bevindingen van de toezichthouder twijfelt de reclassering echter aan de ontvankelijkheid van de verdachte voor reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert aan de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies in justitieel kader de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf en maatregel
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de rechtbank minder bewezen verklaart dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee
jaren opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor verpleeghuis [naam verpleeghuis] te [plaats] en een contactverbod met de aangevers.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering [naam slachtoffer 2]
heeft zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.237,26 aan materiële schade en een vergoeding van € 900,00 aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De door de benadeelde partij gevorderde schade aan de auto verzoekt de officier van justitie af te wijzen, nu zij niet bewezen acht dat de verdachte [naam slachtoffer 2] tegen de auto heeft geduwd.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de gevorderde kosten voor de vervanging van de schutting gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komen, omdat de overige vernielingen (kas, olijfboom, auto) door de verdachte worden ontkend. De verdediging verzoekt dit bedrag te matigen omdat slechts een gedeelte van de schutting moest worden vervangen. De materiële schade dient voor het overige (medicijnen, camera’s, reiskosten) te worden afgewezen, nu het causale verband tussen de gevorderde schade en de strafbare feiten ontbreekt. De verdediging heeft ten slotte verzocht ook de gevorderde immateriële schade fors te matigen.
8.1.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] en aan de vernieling van zijn schutting, zodat de verdachte jegens de benadeelde partij volgens het burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door het strafbare feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2] door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht van € 272,86 bestaande uit kosten voor de schutting
(€ 60,38), medicijnen (€ 14,10), de aanschaf van camera’s (€ 107,99) en reiskosten
(€ 90,39). De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding in zoverre toewijzen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij de bewezen verklaarde
strafbare feiten, immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden
vastgesteld op € 750,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het
meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 24 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.022,86, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.2.
Vordering [naam slachtoffer 3]
heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 26.555,42 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,00 aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [naam slachtoffer 3]
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering te matigen omdat niet alle posten voldoende zijn onderbouwd.
8.2.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] zodat de verdachte jegens de benadeelde partij volgens het burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door het strafbare feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het causale verband is hiertoe onvoldoende toegelicht. De benadeelde partij moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van haar vordering.
Wel is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde
strafbare feit, immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden
vastgesteld op € 750,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het
meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 19 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.
Vordering [naam slachtoffer 4]
heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 85,86 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de
verdachte is vrijgesproken van de mishandeling van [naam slachtoffer 4] . Dat betekent dat in deze procedure over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing kan worden genomen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij
worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering
gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Vordering [naam slachtoffer 1]
heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [naam slachtoffer 1] moet worden afgewezen omdat het voorval een misverstand betrof en de verdachte altijd open heeft gestaan voor bemiddeling. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering fors te matigen.
8.4.3.
Beoordeling
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade indien hij op andere wijze in de persoon is aangetast. Van een dergelijke aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan die naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending maken dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In deze zaak heeft de benadeelde partij aangegeven dat het incident met de verdachte bij hem tot zeer sterke gevoelens van angst en onveiligheid heeft geleid.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zich hier de situatie voordoet waarin uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat een aantasting ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen.
De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade als gevolg van deze aantasting naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, op een bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 60a, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met:
-
[naam slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 1981;
-
[naam slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 1992;
-
[naam slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 1966;
-
[naam slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 1998;
gedurende 2 (twee) jaar na heden,
2. zich niet op te houden in
verpleeghuis [naam verpleeghuis](adres: [adres] , [postcode] te [plaats] ), gedurende 2 (twee) jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 3 (drie) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 1.022,86 (zegge: duizend tweeëntwintig euro en zesentachtig eurocent), bestaande uit € 272,86 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
24 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 1.022,86(hoofdsom,
zegge: duizend tweeëntwintig euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden
verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van de
gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
19 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 750,00(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden
verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van de
gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 200,00(zegge:
tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
9 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 200,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden
verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen; de toepassing van de
gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wegman, voorzitter,
en mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en mr. S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2]
- met beide handen tegen een auto te duwen en/of
- tegen zijn (linker)heup, althans het lichaam, te schoppen en/of te trappen, waardoor die [naam slachtoffer 2] ten val kwam en/of
- (vervolgens) aan zijn vest vast te grijpen en/of hem (vervolgens) door elkaar te schudden en/of
- op/tegen het gezicht en/of kaak, althans het hoofd, te slaan;
2
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een (gedeelte van een)schutting en/of een (gedeelte van een) kas en/of een dakpaneel (behorende bij een kas) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- die [naam slachtoffer 3] met beide handen bij haar kraag te pakken en/of haar (vervolgens) naar voren te trekken en/of op de grond te gooien en/of
-(terwijl) die [naam slachtoffer 3] op de grond lag haar op/tegen het gezicht en/of oor, althans het hoofd, te schoppen en/of
- met een pen, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen te maken richting het gezicht van die [naam slachtoffer 3] en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 4] (bij haar kleding) vast te pakken en/of (met kracht) tegen een muur aan te gooien en/of duwen;
4
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek een mes door je strot als je mijn nichtje wat aan doet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.