ECLI:NL:RBROT:2023:8305

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10/069020-23 / TUL VV: 05/203125-21 en 09/145807-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met gevangenisstraf en afwijzing van vorderingen tenuitvoerlegging

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 1983 en ingeschreven op een bepaald adres, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.A. Breetveld. De officier van justitie, mr. J. Spaans, eiste een gevangenisstraf van 56 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, en de afwijzing van vorderingen tot tenuitvoerlegging in twee eerdere zaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. Het bewezen feit betreft het voorhanden hebben van een pistool van het merk Umaraex, type 1911 Colt Gold Cup, op 9 maart 2023 te Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat dit feit in strijd is met artikel 26 van de Wet wapens en munitie, en dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand passend is. Daarnaast werden de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, omdat de officier van justitie dit niet opportuun achtte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de oudste rechter was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/069020-23
Parketnummer vordering TUL VV: 05/203125-21 en 09/145807-20
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.A. Breetveld, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 05/203125-21;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09/145807-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 maart 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool, van het merk Umaraex, type 1911 Colt Gold Cup, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool. Dit is een ernstig feit, nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich brengt. Dit geldt temeer nu de verdachte het vuurwapen in het openbaar vervoer bij zich droeg.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder overtreding van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting zijn besproken.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het gehanteerde uitgangspunt voor het dragen van een gaspistool is een gevangenisstraf voor de duur van een maand. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte enerzijds en zijn strafblad anderzijds en nu de rechtbank andere strafmodaliteiten voor de verdachte thans minder passend acht, ziet de rechtbank geen reden om van dat uitgangspunt af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Parketnummer 05/203125-21:
Bij vonnis van 11 augustus 2021 van de politierechter in de rechtbank Gelderland is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 17 dagen, waarvan een gedeelte groot 11 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 25 augustus 2023.
Parketnummer 09/145807-20:
Bij vonnis van 27 augustus 2020 van de politierechter in de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd, veroordeeld voor zover van belang tot een geheel voorwaardelijke geldboete van 300 euro, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 11 september 2020.
8.2.
Standpunt officier van justitie
Parketnummer 05/203125-21:
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel, omdat de gevorderde tenuitvoerlegging reeds bij vonnis van 13 december 2022 van de politierechter in de rechtbank Den Haag (parketnummer 09-315402-22) is toegewezen.
Parketnummer 09/145807-20:
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, omdat het grondfeit is gepleegd in 2020 en hij het niet opportuun acht om nu nog de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te vorderen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van de vonnissen en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. De rechtbank is echter, op dezelfde gronden als de officier van justitie, van oordeel dat de gevorderde tenuitvoerleggingen dienen te worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 augustus 2021 van de politierechter in de rechtbank Gelderland aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 27 augustus 2020 van de politierechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke geldboete.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wegman, voorzitter,
en mr. J.J. Klomp en mr. S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 maart 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool, van het merk Umaraex, type 1911 Colt Gold Cup, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.