ECLI:NL:RBROT:2023:8304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
ROT 22/2257
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens niet duurzaam arbeidsvermogen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Wajong-uitkering. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 1 oktober 2021, maar deze werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op 12 november 2021. De rechtbank behandelt de zaak op 5 december 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en begeleider. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben vastgesteld dat eiser, ondanks zijn beperkingen, arbeidsvermogen heeft. Eiser heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij geen arbeidsvermogen heeft en dit in de toekomst ook niet kan ontwikkelen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangetoond dat het arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam ontbreekt. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag terecht is, omdat eiser in de toekomst mogelijk weer arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2257

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. M.A. Spek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam 1],

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong).
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 november 2021 (primair besluit) afgewezen.
Met het bestreden besluit van 13 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, omdat eiser geen arbeidsvermogen heeft maar dit wel kan ontwikkelen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 1 september 2022 en daarbij de grondslag van het bestreden besluit gewijzigd.
Partijen hebben over en weer nog een reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam 2] (zijn begeleider), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld om een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over te leggen op de door eiser ter zitting overgelegde informatie van de huisarts van 2 december 2022.
Verweerder heeft op 9 januari 2023 een rapport overgelegd van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 januari 2023. Eiser heeft daarop op 23 februari 2023 gereageerd en daarbij nadere stukken overgelegd.
Partijen hebben desgevraagd niet aangegeven nader mondeling op zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek op 3 augustus 2023 gesloten.

Totstandkoming van het besluit

Het primaire besluit
1.1.
Eiser, geboren op [geboortedatum], heeft verweerder op 1 oktober 2021 verzocht om hem een Wajong-uitkering toe te kennen. Bij zijn aanvraag heeft eiser (medische) stukken overgelegd.
1.2.
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. In het rapport van 9 november 2021 heeft de verzekeringsarts toegelicht dat bij een eerdere beoordeling in 2018 is vastgesteld dat eiser geen beperkingen als gevolg van ziekte/gebrek op zijn achttiende verjaardag of tijdens zijn studie had. De eerste ziektedag met betrekking tot de toen geclaimde aandoening (psychoses in verband met drugsgebruik) werd op 1 juli 2015 gesteld, dus na de achttiende verjaardag en nadat eiser met zijn studie was gestopt. Inmiddels is een tweede diagnose gesteld van een aangeboren ziekte (zwakbegaafdheid) die dus wel aanwezig was op eisers achttiende verjaardag. De verzekeringsarts acht aannemelijk dat deze aandoening leidt tot stoornissen, waardoor eiser op zijn achttiende verjaardag en tijdens zijn studie beperkingen had. Eiser verricht op het moment van deze beoordeling arbeidsmatige dagbesteding en claimt beperkingen te hebben bij het omgaan met nieuwe dingen, kritiek, stress en andere mentale eisen, bij het structureren en prioriteiten stellen en bij het nemen van initiatief. Deze ervaren beperkingen acht de verzekeringsarts het gevolg van stoornissen passend bij de medische aandoeningen, plausibel en blijvend aanwezig. De verzekeringsarts acht het echter niet uitgesloten dat deze beperkingen met de stabiliteit die begeleid wonen kan bieden (door ritme, regelmaat, toezicht op lichamelijke verzorging, etc.) nog zouden kunnen verbeteren. De verzekeringsarts wijst er bovendien op dat de aandoening doorgaans een vertraagde uitrijping in functioneren kent, dat eiser pas 26 jaar is en dat zijn afstand tot arbeidsvermogen gering is. Volgens de verzekeringsarts is het aannemelijk dat de afstand tot arbeidsvermogen door natuurlijke groei en begeleid wonen overbrugd zal worden. Daarom zijn de beperkingen volgens de verzekeringsarts niet duurzaam in het kader van de beoordeling van het arbeidsvermogen. De verzekeringsarts acht eiser op de datum van de aanvraag ten minste vier uren per dag belastbaar en acht hem in staat om ten minste een uur aaneengesloten te werken.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 11 november 2021 overwogen dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren, bijvoorbeeld de taak van broodjes beleggen. Omdat eiser ook één uur aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is, heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen heeft.
1.4.
Met het primaire besluit heeft verweerder, met inachtneming van de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen omdat eiser over arbeidsvermogen beschikt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Het bestreden besluit
2.1
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 28 maart 2022 het volgende toegelicht. Eiser heeft naast een ernstige psychiatrische aandoening een lichte verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. Eiser volgt een dagbestedingstraject. Het arbeidstraject is omgezet in een zorgtraject. Eiser heeft hulp nodig bij de zelfzorg, administratie en financiën. Het zorgtraject is ingezet om eisers zelfredzaamheid te vergroten. Tijdens de dagbesteding blijkt dat eiser problemen heeft met zijn concentratie en geheugen en blijkt dat hij niet in staat is om een uur achtereen een taak te verrichten (bijvoorbeeld tekenen). Ondanks medicatie treden nog psychotische periodes op waarin eiser ook niet in staat is naar de dagbesteding te gaan. Het ontbreekt eiser daarom aan arbeidsvermogen. Hij is volledig arbeidsongeschikt wegens een situatie van 'geen benutbare mogelijkheden'. Gezien de informatie van de Gemeente Rotterdam in het ondersteuningsverslag heeft eiser het arbeidsvermogen ongeveer in juni 2021 verloren.
Gezien de jonge leeftijd van eiser en de intensieve behandeling verwacht de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog verbetering van de belastbaarheid. Daarvoor heeft zij verwezen naar het verzekeringsgeneeskundige protocol 'Schizofrenie en verwante psychoses' dat vermeldt dat deze ziekte na vijf tot tien jaar stabiliseert. Mensen met schizofrenie kunnen na jaren van stabilisatie en acceptatie weer benutbare mogelijkheden voor arbeid ontwikkelen. Het arbeidsvermogen ontbreekt daarom volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet duurzaam.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 april 2022 geconcludeerd dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, omdat hij niet voldoet aan alle vier de daarvoor gestelde criteria. De door de primaire arbeidsdeskundige aangegeven voorbeeldtaak kan eiser niet verrichten, omdat hij niet in staat is één uur aaneengesloten te werken en hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overwogen, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat eiser op medische gronden wel in staat kan worden geacht instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Eiser heeft geen beperkingen op de volgende activiteiten: ontwikkelen van vaardigheden, herinneren, richten van de aandacht. Hij heeft in voldoende mate inzicht in oorzaak en gevolg van het eigen handelen en het vermogen zichzelf te sturen naar een doel, eventueel met ondersteuning en begeleiding van een derde. Eiser heeft (verder) geen beperking voor het ‘uitvoeren van routinematige handelingen’ en voor ‘communicatie’. Verder heeft eiser in het verleden tijdens studie en werk aangetoond instructies van de werkgever/school te begrijpen, te kunnen onthouden en te kunnen uitvoeren.
Eiser kan vanaf juni 2021 echter geen afspraken met een werkgever nakomen als gevolg van steeds optredende medische situaties die dit onmogelijk maken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft erop gewezen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat verbetering van de medische situatie mag worden verwacht, waardoor er weer een situatie kan ontstaan zoals ten tijde van de beoordeling voor de (toegekende) indicatie banenafspraak in maart 2020.
Het ontbreken van arbeidsvermogen is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dus niet duurzaam, omdat niet kan worden uitgesloten dat eiser in de toekomst weer in staat wordt één uur aaneengesloten te werken en tenminste weer vier uur per dag belastbaar wordt.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder vervolgens geweigerd eiser een Wajong-uitkering toe te kennen op de grond dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat mogelijk in de toekomst wel kan ontwikkelen.

Standpunten van partijen

3.1.
Eiser heeft in zijn beroepschrift van 7 juli 20222 aangevoerd dat hij geen arbeidsvermogen heeft en dat hij dit in de toekomst ook niet kan ontwikkelen.
3.2.
Naar aanleiding van eisers beroepschrift heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar aanvullende rapport van 9 augustus 2022 toegelicht dat eiser op zijn achttiende verjaardag al een lichte verstandelijke beperking had, maar nog geen psychotische aandoening. Zijn psychotische klachten zijn in 2015 begonnen. De toename van eisers beperkingen binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag is niet toe te schrijven aan dezelfde aandoening die eiser op zijn achttiende verjaardag al had.
3.3.
In zijn verweerschrift van 1 september 2022 heeft verweerder verklaard dat de motivering van het bestreden besluit wordt gewijzigd. Verweerder heeft zich nader op het standpunt gesteld dat het eindigen van eisers arbeidsvermogen (door het toenemen van zijn beperkingen in juni 2021) niet binnen vijf jaar na eisers achttiende verjaardag of het moment dat hij studerende was, is ingetreden. Eisers eerste arbeidsongeschiktheidsdag was vastgesteld op 1 juli 2015. In het jaar daaraan voorafgaand was eiser ten minste zes maanden studerend. Inmiddels is gebleken dat eiser ook op zijn achttiende verjaardag al beperkingen had, maar de beperkingen die eiser toen had, hebben een andere oorzaak dan de beperkingen waardoor de arbeidsongeschiktheid in juni 2021 is toegenomen.
3.4.
In reactie op het verweerschrift heeft eiser aangevoerd dat hij op 1 juli 2015 al geen arbeidsvermogen had. Eiser heeft gesteld dat hij al veel eerder dan in juli 2015 klachten op psychiatrisch vlak had. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een e-mailbericht van 11 november 2022 van de GGZ agoog, ambulant behandelaar, overgelegd, waaruit volgens eiser blijkt dat er al vanaf 2011 sprake is van een psychiatrische diagnose. Eiser heeft gesteld dat zijn klachten binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag zijn toegenomen en voortkomen uit dezelfde oorzaak als de klachten die hij op zijn achttiende verjaardag had. Hij heeft erop gewezen dat hij ondanks zijn klachten nog aan diverse studies is begonnen, maar deze niet heeft afgemaakt. Hij is per 31 januari 2015 gestopt met studeren. Eiser heeft gesteld dat zijn klachten in ieder geval binnen vijf jaar na het beëindigen van zijn laatste studie zijn toegenomen. Hij heeft op zijn achttiende verjaardag geen Wajong-uitkering aangevraagd, omdat hij toen nog studeerde. De eerste aanvraag om een beoordeling arbeidsvermogen dateert van 26 april 2018. Eiser is van mening dat hij jonggehandicapte is en recht heeft op een Wajong-uitkering.
3.5.
In het verweerschrift van 28 november 2022 heeft verweerder erop gewezen dat de verzekeringsarts in haar rapport van 9 november 2021 heeft vastgelegd dat eiser op zijn achttiende verjaardag of tijdens studie beperkingen heeft als gevolg van ziekte of gebrek, maar dat die beperkingen niet duurzaam zijn. De GGZ agoog, ambulant behandelaar, heeft in de brief van 11 november 2022 alleen vermeld dat eiser in de periode van 2011 tot 2018 af en aan bekend is bij de verslavingszorg. Informatie over de aandoeningen en behandelingen ontbreekt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich in haar rapport van 9 augustus 2022 al op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een toename van de beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak per 1 juli 2015. Volgens verweerder volgt uit de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep impliciet dat op 1 juli 2015 nog wel sprake is van arbeidsvermogen, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld dat er pas vanaf 1 juni 2021 geen arbeidsvermogen is.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht eisers aanvraag om een Wajong-uitkering heeft afgewezen, omdat het arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam ontbreekt. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij voorbij gaat aan de verklaring in het verweerschrift van 1 september 2022 dat de motivering van het bestreden besluit wordt gewijzigd, omdat, zoals uit onderstaande blijkt, verweerder zich in het vervolg van de procedure weer op het standpunt heeft gesteld dat het arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam ontbreekt.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving en rechtspraak is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat het verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en overleg met de arbeidsdeskundige gevoerd. De arbeidsdeskundige heeft het dossier bestudeerd en heeft eiser gesproken, die vergezeld werd door zijn begeleidster van Stichting Aelbrecht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier ook bestudeerd, heeft het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting van 18 maart 2022 meegewogen en heeft rekening gehouden met de in bezwaar verkregen medische informatie afkomstig van de behandelend sector. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens eveneens het dossier bestudeerd en ook nog overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7.1.
De rechtbank is daarnaast niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser ten tijde van zijn achttiende verjaardag en de van belang zijnde periode daarna. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, heeft mede op basis van de bevindingen van de primaire verzekeringsarts en de primaire arbeidsdeskundige, rekening gehouden met eisers klachten op psychisch vlak en wat hierover is opgemerkt in (onder meer) de informatie van de psychiater van eiser bij Antes en het Jongerenloket van Indigo.
7.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 28 maart 2022 inzichtelijk gemotiveerd dat het arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam ontbreekt.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullende rapport van 5 januari 2023 erkend dat uit de informatie van de huisarts van 2 december 2022 en het e-mailbericht van 11 november 2022 van de GGZ agoog, ambulant behandelaar, blijkt dat eiser al vanaf 2011 psychische klachten heeft als gevolg van cannabisgebruik. De psychische klachten als gevolg van cannabisgebruik en zwakbegaafdheid waren al aanwezig op eisers achttiende verjaardag. Vanaf 2015 is eiser, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, toegenomen arbeidsongeschikt als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak, omdat het gaat om psychoses bij cannabisgebruik. Eiser is tussen 2015 en 2018 korte periodes volledig arbeidsongeschikt geweest, met name tijdens opnames. Tussen de periodes van volledige arbeidsongeschiktheid is eiser, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, vermoedelijk wel belastbaar geweest, maar de exacte beperkingen zijn door haar niet vast te stellen. De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dat eiser al op zijn achttiende jaar beperkingen had als gevolg van een psychiatrische aandoening, dat hij vanaf 2015 periodes van volledige arbeidsongeschiktheid heeft gehad die niet duurzaam waren, dat hij belastbaar is geweest tot juni 2021 en dat eiser toen zijn arbeidsvermogen heeft verloren. Het verlies van arbeidsvermogen acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet duurzaam. Voor dit standpunt ziet zij een bevestiging in het door de huisarts beschreven beloop van de psychiatrische aandoening in 2022, waarin een verbetering wordt vermeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De door eiser bij zijn reactie van 23 februari 2023 nog overgelegde stukken geven daartoe geen aanleiding, omdat zij geen nieuw licht op de zaak werpen. De toekenning van een ondersteuningsarrangement in het kader van de WMO door de gemeente staat los van deze Wajong-beoordeling, omdat het toetsingskader van de gemeente een andere is dan dat van arbeidsongeschiktheidswetten zoals de Wet Wajong. Daarnaast heeft de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) een eigen verantwoordelijkheid bij zijn medische beoordeling. Naar aanleiding van de opmerking van eiser dat verweerder steeds verschillende (juridische) standpunten heeft ingenomen, wijst de rechtbank erop dat de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep in feite nooit het standpunt hebben verlaten dat de beperkingen van eiser dan wel het verlies/ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam zijn.
7.3.
Eiser heeft verder geen arbeidskundige gronden tegen de beoordeling aangevoerd, zodat de rechtbank daar verder niet op hoeft in te gaan.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering heeft afgewezen.
9. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in het gelijk wordt gesteld.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2023.
De griffier is niet in staat te
ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: toetsingskader

Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, voor zover van belang, is jonggehandicapte in de zin van hoofdstuk 1a en de daarop berustende bepalingen de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Op grond van het vierde lid van dit artikel wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Op grond van artikel 1a:2, eerste lid, van de Wajong heeft de jonggehandicapte recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk, tenzij op hem een uitsluitingsgrond, als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing is.
In artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
(Schattingsbesluit) is bepaald dat de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in (onder meer) artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Verweerder heeft voor de beoordeling van het arbeidsvermogen de methode sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld, waarmee het arbeidsvermogen van de betrokkene kan worden geanalyseerd. Voor het toepassen van de methode SMBA heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld. Volgens het voorwoord betreft het Compendium een werkinstructie of naslagwerk en is het primair geschreven voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige die de sociaal-medische beoordelingen doen voor de Participatiewet. In het Compendium is de toelichting op de vier voorwaarden en de wijze waarop verweerder deze voorwaarden toetst in aparte hoofdstukken uitgewerkt; in bijlage 1 wordt het begrip duurzaamheid van het ontbreken van het arbeidsvermogen behandeld en is een beoordelingskader opgenomen.