ECLI:NL:RBROT:2023:8301

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10.039780.23 / TUL: 10/230644-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in fietstunnel met potentieel dodelijk letsel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 7 februari 2023 in een fietstunnel in Rotterdam het slachtoffer met een groot mes in de oksel gestoken, wat potentieel dodelijk letsel heeft veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, zoals door de verdediging werd aangevoerd. De verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht vanwege een licht verstandelijke beperking, kreeg een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet voldeed aan de formele vereisten. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat het nieuwe feit van een andere orde was dan het eerdere vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.039780.23
Parketnummer vordering TUL: 10/230644-21
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1963,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] aan de [adres] ,
raadsvrouw mr. G.S.S. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair laste gelegde feit (poging tot doodslag);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan ambulante behandeling;
  • verlenging van de proeftijd met één jaar van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/230644-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat het niet tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag en de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling kan komen.
De verdachte heeft het slachtoffer gestoken maar in het dossier bevindt zich te weinig informatie over de plek van de verwonding, de diepte en de kracht waarmee deze is toegebracht. Uit de beschikbare informatie blijkt niet dat er een aanmerkelijke kans zou zijn geweest dat aangever [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) aan de verwonding in zijn okselstreek zou komen te overlijden. Verdachte heeft niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard op het veroorzaken van de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met een groot mes in zijn hand op [naam slachtoffer] is afgerend. Vervolgens is hij direct met kracht gaan steken richting het bovenlichaam van [naam slachtoffer] . Ook nadat [naam slachtoffer] en de verdachte op de grond lagen, maakte de verdachte steekbewegingen richting [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] heeft hierdoor meerdere steekverwondingen opgelopen rond zijn rechter oksel, waarvan er in ieder geval één diep was. In het gebied waar [naam slachtoffer] is gestoken, kunnen gemakkelijk vitale organen en belangrijke (slag)aderen worden geraakt. Daarmee bestaat een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de verdachte, door aldus te handelen, dit risico bewust heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [naam slachtoffer] .
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 februari 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
de heer [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [naam slachtoffer] meermaals met een mes heeft gestoken in zijn oksel,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) een beroep op noodweer(exces) gedaan. De raadsvrouw heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Het was [naam slachtoffer] die dreigend voor de verdachte stond en als eerste geweld heeft gebruikt door hem met vuist in het gezicht te slaan. Daarna was bij de verdachte sprake van angst en woede, waarbij hij ook veel pijn had en bloed zag. Hij heeft gehandeld uit noodweer. Het steken was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een tweede ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [naam slachtoffer] dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, waaraan hij zich niet kon onttrekken.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit, stelt de verdediging zich op het standpunt dat sprake was van een noodweerexcessituatie. Door de dreigende houding en het agressieve gedrag van [naam slachtoffer] was de verdachte zeer angstig en boos geworden. Uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat de verdachte niet in staat was om op adequate wijze met een dergelijke stressvolle situatie om te gaan. Er kon niet van hem gevergd worden dat hij de grenzen van proportionaliteit zou bewaken. Zijn handelen is het onmiddellijke gevolg geweest van een hevige gemoedstoestand waarin hij op dat moment verkeerde. Dit kan hem niet worden aangerekend.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank is, op basis van (de omschrijving van) de camerabeelden, van oordeel dat geen sprake was van een noodweersituatie. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, slaan de verdachte en [naam slachtoffer] elkaar nagenoeg tegelijkertijd. Na een kort gevecht loopt [naam slachtoffer] weg. Hij vormde op dat moment geen gevaar meer voor de verdachte. Vervolgens pakt de verdachte het mes uit zijn tas achterop de fiets, fietst in rap tempo naar [naam slachtoffer] , stapt af, rent dan met het mes in zijn hand op [naam slachtoffer] af en maakt een stekende beweging. Het voorgaande maakt dat geen sprake (meer) was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte en dat geen verdediging noodzakelijk of geboden was op het moment dat hij het mes trok en begon te steken.
Vanwege het ontbreken van een noodweersituatie, kan het beroep van de verdachte op noodweer(exces) niet slagen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [naam slachtoffer] . Hoewel uit het dossier blijkt dat [naam slachtoffer] zich verbaal agressief gedroeg en zich als wandelaar bevond in een fietstunnel, is de situatie door toedoen van de verdachte volledig uit de hand gelopen. Hij heeft, nadat de eerste vechtpartij was afgelopen, een mes gepakt en [naam slachtoffer] weer opgezocht. Met dat mes heeft hij [naam slachtoffer] meermalen gestoken en in ieder geval één diepe verwonding aan de rechteroksel van [naam slachtoffer] toegebracht. Door te handelen zoals hierboven omschreven, heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer] en hem letsel toegebracht. Bovendien veroorzaken feiten als deze, een steekpartij in een fietstunnel, veel onrust. Zoals op de camerabeelden te zien is, zijn veel mensen getuige geweest van het voorval tussen de verdachte en [naam slachtoffer] . Uiteindelijk is een mevrouw zo moedig geweest om het mes van de verdachte af te pakken, waarvoor zij veel moeite moest doen. Vervolgens zijn de verdachte en [naam slachtoffer] uit elkaar gehaald door andere omstanders.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsincidenten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde delict. De verdachte is onvoldoende in staat om op een adequate wijze met oplopende stress en stressvolle, complexe situaties om te gaan. Zijn copingvaardigheden schieten tekort, hij verliest al snel het overzicht en hij is op die momenten onvoldoende in staat om zijn emotie op adequate wijze te reguleren. Hij is op het moment van het ten laste gelegde als gevolg van zijn pathologie onvoldoende in staat geweest om meerdere of andere gedragsalternatieven af te wegen en zijn impulscontrole nam af. Derhalve heeft de beschreven pathologie doorgewerkt op het aan hem ten laste gelegde. Er wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op vergelijkbaar agressief delictgedrag wordt als laag tot hooguit matig ingeschat.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat wordt geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een levenslang bestaand patroon van gedragingen en symptomen, meest passend bij een licht verstandelijke beperking. Hier was ook sprake van ten tijde van het ten laste gelegde. Bij oplopende stress, zoals ten tijde van het delict, is de verdachte niet meer in staat om adequaat te handelen. Hij wordt dan overvraagd in zijn coping en is onvoldoende in staat om zijn denken en handelen te overzien. Het recidiverisico is, gelet op aanwezige beschermende factoren, laag te noemen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 juli 2023. Dit rapport houdt in dat wordt geadviseerd om, bij een veroordeling, een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en ambulante behandeling (gericht op emotieregulatie).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Uit de rapporten van de psychiater en psycholoog blijkt, kort samengevat, dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank volgt deze conclusie van de deskundigen.
De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank zal daar rekening mee houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken opgelegd worden. Nu de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit forse voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het in beslag genomen mes.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit is met voornoemd voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij [naam slachtoffer]

Op 17 augustus 2023 heeft de rechtbank een e-mail van mr. W.J. Backer ontvangen waaruit blijkt dat hij zich reeds op 19 juni 2023 heeft gesteld als advocaat van benadeelde partij [naam slachtoffer] , maar nog altijd geen dossier had ontvangen. Hij heeft daarom om aanhouding verzocht. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat het dossier al twee keer eerder aan de advocaat was verstrekt. Uiteindelijk heeft mr. Backer het dossier kort voor de zitting kunnen raadplegen.
Mr. Backer heeft, voor het geval de rechtbank het verzoek tot aanhouding niet zou honoreren, namens de benadeelde partij per e-mail een vergoeding van € 350,= aan materiële schade en een vergoeding van tenminste € 10.000,= aan immateriële schade gevorderd.
9.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat er bloedvlekken op de kleding van [naam slachtoffer] te zien zijn, maar dat het gevorderde bedrag van
€ 350,= zonder verdere onderbouwing te hoog is, met name nu de benadeelde partij een zwervend bestaan leidt. Zij acht een bedrag van € 150,= passend.
De gevorderde immateriële kosten zijn onderbouwd met jurisprudentie. Echter, in deze zaak moet rekening worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De officier van justitie komt door de schattingsbevoegdheid uit op een schadebedrag van € 5.000,=.
Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Voor zover de vordering wordt toegewezen, vordert de officier van justitie de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt verdediging
Allereerst merkt de raadsvrouw op dat de vordering niet voldoet aan de wettelijke vereisten die daarvoor gelden. De vordering is niet getekend door de benadeelde partij en verder blijkt nergens uit dat de advocaat gevolmachtigd is om een vordering namens hem in te dienen.
Voorts verzoekt zij primair om afwijzing van de vordering gelet op het ingenomen standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken dan wel ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging. Subsidiair vraagt zij de vordering af te wijzen nu de vordering op geen enkele wijze onderbouwd is. Het ligt op de weg van [naam slachtoffer] om duidelijkheid te verschaffen over zijn letsel. Hij heeft daar ruim een half jaar de tijd voor gehad, maar heeft dit nagelaten te doen. Zonder enige medische beoordeling of verklaring in het dossier, schrijft de raadsman mr. Backer dat er sprake was van een diepe vleeswond en meerdere steekwonden. [naam slachtoffer] heeft echter zelf geen medewerking verleend aan medische hulp en hij is later blijkbaar ook niet naar een dokter gegaan. In het dossier zit alleen bewijs voor steekwondjes onder de oksel, waar een pleister op is gedaan. Meer dan dat is er niet.
9.3.
Beoordeling
Allereerst merkt de rechtbank op dat mr. Backer pas op het allerlaatste moment aan de bel heeft getrokken door pas op de avond voorafgaand aan de zitting mede te delen dat hij nog (steeds) niet over het procesdossier beschikte. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de mededeling van de officier van justitie dat het dossier (tot twee keer toe) aan de raadsman is verstrekt. Om die reden is, ondanks zijn verzoek, besloten om de behandeling van de zaak niet aan te houden.
De rechtbank constateert dat de benadeelde partij voor het indienen van de vordering geen gebruik heeft gemaakt van het op grond van artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering verplicht voorgeschreven voegingformulier. Daarnaast is de e-mail van mr. Backer van 17 augustus 2023 niet door de benadeelde partij ondertekend en is ook geen door de benadeelde partij ondertekende machtiging bijgevoegd. Nu zowel de benadeelde partij [naam slachtoffer] als zijn raadsman mr. Backer niet ter terechtzitting zijn verschenen, zijn deze gebreken ter terechtzitting niet hersteld. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering niet voldoet aan de wettelijke vereisten en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan in zoverre slechts worden aangebracht bij de burgerlijk rechter.

10.Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 januari 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte, ter zake van mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, waarvan een gedeelte groot 10 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 februari 2022.
10.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om de proeftijd te verlengen met één jaar.
De verdediging heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Allereerst vanwege de verzochte vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging. Indien de rechtbank daar niet in mee gaat, verzoekt de raadsvrouw de vordering alsnog af te wijzen. Het feit waar de verdachte destijds voor is veroordeeld, was van een hele andere orde. Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat de verdachte goed meewerkt, plichtsgetrouw is en vrijwillig hulp aanneemt. Hij doet alles wat nodig is. Er is daarom geen enkele noodzaak om de proeftijd met een jaar te verlengen.
10.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het feit waarvoor die straf was opgelegd, is echter van een geheel andere orde dan het feit waar het in de onderhavige zaak om gaat. Mede om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten. Daarnaast ziet de rechtbank, met de verdediging, geen zwaarwegende redenen om de proeftijd met een jaar te verlengen.
De vordering tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal ambulante behandeling ondergaan bij Ipse de Bruggen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op emotieregulatie en/of andere onderwerpen die de behandelaar nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart het mes
onttrokken aan het verkeer:
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer]
niet-ontvankelijkin de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 20 januari 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en S.K. Lanning-Stein, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Hessing en S. Hoebe, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier L. Hessing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 februari 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
de heer [naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [naam slachtoffer] meermaals in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam heeft gestompt
en/of geslagen en/of
die [naam slachtoffer] meermaals met een mes heeft gestoken in zijn oksel, althans zijn
bovenlichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2023 te Rotterdam
aan de heer [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere diepe steekwonden in de oksel, althans
het bovenlichaam, van die [naam slachtoffer] heeft toegebracht door die [naam slachtoffer] meermaals met
een mes te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan de heer [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [naam slachtoffer] meermaals met een mes heeft gestoken in zijn oksel, althans zijn
bovenlichaam
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.