ECLI:NL:RBROT:2023:8300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10/125328-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aantreffen van een drugslab en vuurwapens in een appartement met bewijsvoering op basis van DNA-sporen

Op 31 augustus 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 mei 2023 in Rotterdam werd aangehouden na de ontdekking van een drugslab en vuurwapens in zijn appartement. De verdachte ontkende de feiten en stelde dat hij zijn woning had verhuurd aan een kennis. Echter, de rechtbank oordeelde dat het alternatieve scenario van de verdachte niet aannemelijk was, gezien de sterke bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen van de verdachte op verschillende goederen in de woning, zoals vuurwapens en verdovende middelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van aanzienlijke hoeveelheden heroïne en cocaïne, en dat hij ook vuurwapens en munitie in zijn bezit had. De rechtbank sprak de verdachte partieel vrij van het medeplegen van de feiten, maar verklaarde de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de risico's voor de samenleving in overweging nam. De rechtbank benadrukte het belang van het bestrijden van de productie en handel in harddrugs, evenals de gevaren van vuurwapens in dit verband.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.125328.23
Datum uitspraak: 31 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, met partiële vrijspraak van het medeplegen ten aanzien van al die feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd. De verdachte ontkent de feiten ten stelligste. Hij stelt dat hij zijn woning sinds een korte tijd verhuurde aan een kennis, zoals blijkt uit de overgelegde huurovereenkomst. Op 18 mei 2023 was hij kort in de woning om zijn kleding op te halen. Daar trof hij meerdere mensen in de woning aan.
Van de drugs, wapens en de versnijdingskamer in de woning, had de verdachte geen weet. De dagen voorafgaand aan 18 mei 2023 was de verdachte niet in Nederland, zoals blijkt uit de stempel in zijn paspoort. Dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op onder meer de wapens en drugs is te verklaren omdat de verdachte zelf twee jaar in de woning heeft gewoond. Er zijn mengprofielen aangetroffen. Dit ondersteunt de verklaring van de verdachte dat de woning werd verhuurd en dat zich andere mensen in de woning bevonden.
Indien de rechtbank wel voldoende bewijs aanwezig acht, doet de raadsman het verzoek om alsnog twee getuigen te doen horen, te weten verbalisant [naam verbalisant] en de ex-vriendin van verdachte: [naam ex-vriendin] . Door hen te horen kan de verklaring van de verdachte alsnog geverifieerd dan wel gefalsificeerd worden. Dit kan bijdragen aan de overtuiging van de rechtbank om het alternatieve scenario aan te nemen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 mei 2023 is brand uitgebroken in een appartement aan de [straatnaam] . Bewoners werden gesommeerd hun appartement te verlaten. De brandweer heeft omliggende appartementen gecontroleerd op veiligheid en trof daarbij een drugslab aan in appartement [huisnummer] . De verdachte staat ingeschreven op dat adres en was ten tijde van de brand aanwezig in de woning.
De woning is vervolgens door de politie doorzocht. In de woning werd een slaapkamer aangetroffen die was ingericht als versnijdingsruimte met de daarvoor nodige goederen en stoffen. In een andere slaapkamer werd een folieverpakking aangetroffen, die cocaïne bleek te bevatten. Daarnaast lag een vuurwapen op de grond. In de kledingkast werden nog twee vuurwapens gevonden en een emmer met, naar later bleek, heroïne. In het toilet werden, in een open ruimte in de muur, meerdere zakken met, naar later bleek, coffeïne en paracetamol gevonden. Voorts werden in de keukenlade verschillende kentekenkaarten aangetroffen, waarvan er twee aan de verdachte te koppelen waren. Ook werden een creditcard op naam van de verdachte en post gericht aan hem gevonden.
De vuurwapens, kogelpatronen, het blok cocaïne en de knoop in een zak afkomstig uit de versnijdingskamer zijn bemonsterd. Het NFI heeft de bemonsteringen onderworpen aan een DNA-onderzoek. Daaruit blijkt – kort samengevat – dat mengprofielen zijn aangetroffen op de vuurwapens, het blok cocaïne en de knoop van minimaal 2 of minimaal 3 personen, waarbij het DNA matcht met de verdachte. Ook op de kogelpatronen, afkomstig uit de patroonmagazijnen van het merkloze vuurwapen, en het automatisch vuurwapen is DNA aangetroffen dat matcht met de verdachte.
Alternatief scenario
De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario dat de verdachte heeft geschetst niet aannemelijk is geworden. De geopperde mogelijkheid van ‘secundaire overdracht’ is geen redengevende verklaring voor (1) de aanwezigheid van DNA van de verdachte op goederen die zich verspreid over verschillende ruimtes in de woning bevonden, (2) enkelvoudig DNA van de verdachte op kogels in patroonmagazijnen afkomstig uit twee vuurwapens en (3) DNA van de verdachte in de binnenzijde van de loop van een vuurwapen. Bovendien zijn in de woning belangrijke persoonlijke eigendommen van de verdachte aangetroffen, zoals een creditcard en kentekenbewijzen.
Het bovenstaande maakt de verklaring dat de verdachte zijn woning verhuurde ongeloofwaardig. Verder heeft de verdachte pas bij de rechter-commissaris in algemene bewoordingen aangegeven dat hij zijn woning “beschikbaar had gesteld”. Een dag voor de zitting heeft de verdachte een huurovereenkomst toegestuurd met daarin de naam van de beweerdelijke huurder. Dit is betrekkelijk laat en maakt het alternatieve scenario, naar het oordeel van de rechtbank, niet aannemelijker. De rechtbank is ook niet gebleken van huurbetalingen.
Het verweer wordt, gelet op het voorgaande, verworpen. De rechtbank ziet voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen voor alle drie de feiten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen bij alle drie de feiten niet bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het horen van getuigen te honoreren. Als duidelijk zou worden dat meer mensen in de woning aanwezig waren, dan maakt dat de bewezenverklaring ten aanzien van de verdachte niet anders. De noodzaak voor het horen van deze getuigen is niet gebleken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank spreekt de verdachte partieel vrij van het medeplegen bij alle drie de feiten. De onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn voor het overige wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 18 mei 2023 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1813,9 gram, van een materiaal
bevattende heroïne en
999,8 gram, van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
2
hij, op 18 mei 2023 te Rotterdam,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken
van heroïne en cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
stoffen, te weten
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 5.037,3 gram paracetemol, en
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 1.986 gram coffeine, en
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 4.968,8 gram Dimethylpentylone, en
- een hydraulische drukpers en
- hydrauliekolie en
- één of meerdere bakplaten en
- een sealapparaat en
- een ventilator en
- meerdere weegschalen en
- meerdere latex handschoenen en
- meerdere mondmaskers en
- een teil met een zeef en
- een spatel en
- deegroller en
- meerdere gardes en/of
- een schaar en
- aluminiumfolie
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had
te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3
hij op 18 mei 2023 te Rotterdam,
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool in het kaliber 9 mm en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten 3 kogelpatronen, van het kaliber 9mm, en
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet,
geschikt om automatisch te vuren, van het merk Cobray, model MAC 11 in het
kaliber 9 mm kort (.380 Auto) en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten één of meerdere kogelpatronen, van het kaliber 9 mm kort (.380 Auto) en
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17, in het kaliber 9 mm en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten 10 kogelpatronen, van het kaliber 9 mm en
- munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie als bedoeld in
artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 2 kogelpatronen, van het
kaliber 9mm kort (.380) en 1 kogelpatroon, van het kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;

3.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal feiten, die allemaal verband met elkaar houden.
Ten eerste gaat het om het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen waarmee drugs, te weten cocaïne en heroïne, kunnen worden versneden en verwerkt. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de productie van harddrugs die, eenmaal in handen van gebruikers, een serieus risico voor de gezondheid van die gebruikers opleveren.
De rechtbank acht het van groot belang dat wordt opgetreden tegen personen die feitelijk aan de basis staan van de productie van en de handel in harddrugs en de daarmee samenhangende criminaliteit. Dat de verdachte zich bezighield met drugsdelicten, blijkt eveneens uit het feit hij bijna drie kilo harddrugs (cocaïne en heroïne) voorhanden heeft gehad. Met het aanwezig hebben van harddrugs draagt de verdachte bij aan het in stand houden van de handel en het gebruik van deze drugs, met alle daaraan verbonden negatieve effecten voor de samenleving. De aanwezigheid van drugs leidt tot zware criminaliteit, waarbij geweld niet wordt geschuwd. In dit verband is het misschien niet verrassend, maar toch schokkend dat in de woning van de verdachte maar liefst drie vuurwapens met bijbehorende munitie lagen. De ervaring leert dat het bezit van vuurwapens, sneller kan leiden tot het gebruik daarvan. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich..
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 augustus 2023. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte twee eigen bedrijven heeft waar voldoende inkomen uit voortvloeit. Eventuele risico verhogende factoren zouden gelegen kunnen zijn op de leefgebieden sociaal netwerk, financiën en psychosociaal functioneren. Nu het een ontkennende verdachte betreft, is het echter niet mogelijk gebleken een verband te leggen tussen de tenlastegelegde feiten en de diverse leefgebieden.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies of toezicht zijn niet geïndiceerd nu er op diverse leefgebieden geen problemen worden gezien waardoor inzet vanuit de reclassering nodig is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Mede gelet op het rapport van Reclassering Nederland acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet aan de orde.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen Rolex horloge terug te geven aan de rechthebbende daarvan.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging is, met de officier van justitie, van oordeel dat het horloge terug kan naar de rechthebbende. De raadsman heeft toegezegd te kunnen uitzoeken wie dit is.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen horloge zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 2, 10 en 10a van de Opiumwet;
artikel 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
niet bewezenhetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
gelast de teruggaveaan de rechthebbende van het Rolex-horloge.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en S.K. Lanning-Stein, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Hessing en S. Hoebe, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 augustus 2023.
De griffier L. Hessing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 18 mei 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 1813,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
ongeveer 999,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2
hij, op of omstreeks 18 mei 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne en/of cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
(een) stof(fen), te weten
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 5.037,3 gram paracetemol, althans een
hoeveelheid van een stof bevattende paracetemol en/of
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 1.986 gram coffeine, althans een hoeveelheid
van een stof bevattende coffeine en/of
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 4.968,8 gram Dimethylpentylone, althans
een hoeveelheid van een stof bevattende Dimethylpentylone en/of
- een hydraulische drukpers en/of
- hydrauliekolie en/of
- één of meerdere bakplaten en/of
- een sealapparaat en/of
- een ventilator en/of
- één of meerdere weegschalen en/of
- één of meerdere weegschalen en/of
- één of meerdere latex handschoenen en/of
- één of meerdere mondmaskers en/of
- een teil met een zeef en/of
- een spatel en/of
- deegroller en/of
- één of meerdere gardes en/of
- een schaar en/of
- aluminiumfolie
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist(en) of ernstige redenen had(den)
te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- ( een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool in het kaliber 9 mm en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten 3 kogelpatronen, van het kaliber 9mm, en/of
- ( een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet,
geschikt om automatisch te vuren, van het merk Cobray, model MAC 11 in het
kaliber 9 mm kort (.380 Auto) en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten één of meerdere kogelpatronen, van het kaliber 9 mm kort (.380 Auto) en/of
- ( een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17, in het kaliber 9 mm en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten 10 kogelpatronen, van het kaliber 9 mm en/of
- munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie als bedoeld in
artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 2 kogelpatronen, van het
kaliber 9mm kort (.380) en/of 1 kogelpatroon, van het kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad.