4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 18 mei 2023 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1813,9 gram, van een materiaal
bevattende heroïne en
999,8 gram, van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
2
hij, op 18 mei 2023 te Rotterdam,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken
van heroïne en cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I,
stoffen, te weten
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 5.037,3 gram paracetemol, en
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 1.986 gram coffeine, en
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 4.968,8 gram Dimethylpentylone, en
- een hydraulische drukpers en
- hydrauliekolie en
- één of meerdere bakplaten en
- een sealapparaat en
- een ventilator en
- meerdere weegschalen en
- meerdere latex handschoenen en
- meerdere mondmaskers en
- een teil met een zeef en
- een spatel en
- deegroller en
- meerdere gardes en/of
- een schaar en
- aluminiumfolie
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had
te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3
hij op 18 mei 2023 te Rotterdam,
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool in het kaliber 9 mm en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten 3 kogelpatronen, van het kaliber 9mm, en
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet,
geschikt om automatisch te vuren, van het merk Cobray, model MAC 11 in het
kaliber 9 mm kort (.380 Auto) en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten één of meerdere kogelpatronen, van het kaliber 9 mm kort (.380 Auto) en
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in
de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17, in het kaliber 9 mm en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten 10 kogelpatronen, van het kaliber 9 mm en
- munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie als bedoeld in
artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 2 kogelpatronen, van het
kaliber 9mm kort (.380) en 1 kogelpatroon, van het kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.