ECLI:NL:RBROT:2023:829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/10/633070 / JE RK 22-292 en C/10/633135 / FA RK 22-813
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogd in een internationale context met betrekking tot een Braziliaans kind

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [naam kind1] en om de benoeming van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) als voogd. De moeder, die in Brazilië verblijft, heeft haar ouderlijk gezag niet uitgeoefend en de pleegouders hebben een zelfstandig verzoek ingediend om hen te belasten met de voogdij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van [naam kind1] in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen. De rechtbank heeft de erkenning van een Braziliaanse rechterlijke beslissing over het gezag van de pleegouders afgewezen, omdat deze in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft de Raad ontvankelijk verklaard in zijn primaire verzoek en de beslissing op de verzoeken aangehouden tot 1 maart 2023, waarbij de moeder en de pleegouders in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk te reageren op de voorlopige conclusie van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummers: C/10/633070 / JE RK 22-292 en C/10/633135 / FA RK 22-813
datum uitspraak: 01 februari 2023

Beschikking

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam - Dordrecht ,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam ,
betreffende

[naam kind1] , geboren op [geboortedatum1] 2016 te [geboorteplaats1] (Brazilië),

hierna te noemen: [naam kind1] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam1] ,

de biologische moeder, hierna te noemen: de moeder,
wonende te Brazilië,

[naam2] ,

de tante van moederszijde, hierna te noemen: de pleegmoeder,
advocaat: mr. E.J.M. van Daalhuizen,

[naam3] ,

de oom van moederszijde, hierna te noemen: de pleegvader,
advocaat: mr. E.J.M. van Daalhuizen,
de pleegmoeder en de pleegvader worden hierna samen ook genoemd: de pleegouders,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond ,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het primaire verzoek met bijlagen van de Raad van 3 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 3 februari 2022 (
  • het subsidiaire verzoek met bijlagen van de Raad van 3 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 3 februari 2022 (
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlage van
mr. E.J.M. van Daalhuizen van 13 mei 2022;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlage van
mr. E.J.M. van Daalhuizen van 13 mei 2022;
  • het proces-verbaal van de zitting op 16 mei 2022;
  • het e-mailbericht met bijlage van mr. E.J.M. van Daalhuizen van 16 augustus 2022;
  • het e-mailbericht met bijlage van mr. E.J.M. van Daalhuizen van 17 augustus 2022;
  • de brief met bijlagen van mr. E.J.M. van Daalhuizen van 17 augustus 2022,
  • het e-mailbericht met bijlagen van de Raad van 23 augustus 2022;
  • de brief met bijlagen van de Raad van 30 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 30 augustus 2022.
Op 18 augustus 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
  • de moeder (via Teams);
  • de pleegouders;
  • [naam4], namens de Raad;
  • [naam5] , namens de GI;
  • [naam6], tolk in de Portugese taal.
Aangezien de moeder en de pleegmoeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Portugese taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam6], tolk in de Portugese taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

De moeder van [naam kind1] verblijft in Brazilië.
De gewone verblijfplaats van [naam kind1] is bij de pleegouders in Nederland .
Bij beschikking van 18 november 2021 is [naam kind1] onder voorlopige voogdij gesteld van de GI. Deze maatregel duurt nog steeds voort.
De GI heeft zich bij brief van 11 november 2021 bereid verklaard om de voogdij over [naam kind1] te aanvaarden.

De verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/633070 / JE RK 22-292
De Raad heeft primair verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind1] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De pleegouders hebben een zelfstandig verzoek ingediend waarin zij verzoeken om het ouderlijk gezag van de moeder over [naam kind1] te beëindigen en hen te belasten met de voogdij over [naam kind1] .
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/633135 / FA RK 22-813
De Raad heeft subsidiair verzocht een (tijdelijk) voogd te benoemen over [naam kind1] , omdat de moeder al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, waarbij de GI tot tijdelijk voogd wordt benoemd.
De pleegouders hebben een zelfstandig verzoek ingediend waarin zij verzoeken om hen te belasten met de tijdelijke voogdij over [naam kind1] , in het geval dat wordt vastgesteld dat de moeder al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het ouderlijk gezag over [naam kind1] uit te oefenen.

De standpunten

De Raad heeft zijn verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind1] groeit vanaf zijn geboorte op bij de pleegouders. De moeder oefent haar ouderlijk gezag over [naam kind1] niet uit en zij wil dat de pleegouders met de voogdij over hem worden belast. De Raad heeft eerder verzocht om [naam kind1] onder voorlopige voogdij van de GI te stellen, omdat er zorgen waren over het huiselijk geweld in de thuissituatie bij de pleegouders. Ook bestonden er zorgen over het gedrag van [naam kind1] op school. Inmiddels zijn er enkele maanden verstreken. [naam kind1] is gestart op een medisch kinderdagverblijf (MKD) en dit verloopt positief. De pleegouders werken goed mee met de hulpverlening en zij zijn in mei 2022 gestart met relatietherapie bij De Waag. Dit maakt dat de zorgen grotendeels zijn weggenomen. De Raad vraagt zich af wat de meerwaarde is om de voogdij bij de GI te beleggen, in plaats van bij de pleegouders. Voor de Raad is het wel van belang dat het gezag van de moeder wordt beëindigd, omdat zij - nu en in de toekomst - niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind1] op zich te nemen. De beslissing van de rechtbank in Brazilië is niet erkend en niet ingeschreven. Om die reden heeft de Raad om deze maatregel verzocht. Ten aanzien van de statusvoorlichting is de Raad van mening dat dit zo spoedig mogelijk dient plaats te vinden, op een manier die passend is bij de leeftijd van [naam kind1] . Het MKD kan de pleegouders hierin wellicht begeleiden.
De GI heeft naar voren gebracht dat er op dit moment geen vaste jeugdbeschermer betrokken is. De pleegouders hebben in de afgelopen maanden meegewerkt aan de door de GI ingezette hulpverlening. Vanuit het MKD komen positieve signalen. De hulp vanuit het wijkteam is afgesloten. Er zijn geen nieuwe zorgen gemeld. In de afgelopen maanden hebben de pleegouders laten zien dat zij alles doen wat nodig is in het belang van [naam kind1] .
De moeder heeft naar voren gebracht dat zij wil dat de pleegouders voor [naam kind1] blijven zorgen, zoals zij dat tot op heden hebben gedaan. Zij wil dat de pleegouders de zeggenschap hebben over [naam kind1] en het gezag over hem uitoefenen. De moeder wordt door de pleegouders op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van [naam kind1] .
Door en namens de pleegouders is aangevoerd dat de pleegouders er vanuit gingen dat zij - na een jarenlange gerechtelijke procedure in Brazilië - belast waren met het gezag over [naam kind1] . In Brazilië is bepaald dat de pleegouders de zeggenschap hebben over [naam kind1] , bijvoorbeeld ten aanzien van het aanvragen van een paspoort en de inschrijving op een school. De biologische moeder heeft een informatierecht. De advocaat van de pleegouders beschikt niet over de beslissing van de rechtbank in Brazilië over het gezag, maar wel over een afschrift van de griffieverklaring van de rechtbank in Brazilië. Daaruit blijkt dat de pleegouders zijn benoemd tot voogd over [naam kind1] . Ook beschikt hij over een bevel tot inschrijving in het geboorteregister terzake de vermelding van de pleegouders op de geboorteakte van [naam kind1] . Er is in Nederland niet verzocht om erkenning van de beslissing van de rechtbank in Brazilië.
De pleegouders zijn positief over het traject bij De Waag. Er hebben al meerdere gesprekken plaatsgevonden. De pleegouders merken een verbetering sinds [naam kind1] naar het MKD gaat. [naam kind1] kan in beginsel acht maanden op het MKD blijven en er zal gekeken worden welk vervolg passend is voor hem. Vanuit de GI hebben de pleegouders vernomen dat er geen vaste jeugdbeschermer of contactpersoon beschikbaar is. Er heeft sinds maart 2022 geen contact met de GI plaatsgevonden. De zorgen die in het rapport van de Raad worden benoemd zijn in het afgelopen half jaar verdwenen. De pleegouders hebben nagedacht over statusvoorlichting aan [naam kind1] , maar zij zijn er nog niet over uit wat het beste is. Zij willen daarom een professional inschakelen om zich hierin te laten adviseren.

De beoordeling

De rechtbank moet eerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is een beslissing in deze te nemen. Ingevolge artikel 8, eerste lid, Brussel II bis zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [naam kind1] zijn gewone verblijfplaats al geruime tijd in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de moeder al dan niet met het ouderlijk gezag over [naam kind1] is belast. De Raad stelt dat de moeder met het gezag is belast. De moeder en de pleegouders stellen dat de pleegouders door de Braziliaanse rechter met het gezag over [naam kind1] zijn belast. Indien dat laatste het geval is, zou de Raad niet ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn primaire verzoek. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de overgelegde stukken en dat wat ter zitting is besproken volgt dat [naam kind1] op
[geboortedatum1] 2016 in [geboorteplaats1] (Brazilië) is geboren. Verder staat onbetwist vast dat de moeder vanaf de geboorte van [naam kind1] met het gezag over hem is belast. Uit de stukken volgt dat de pleegouders bij beschikking van de rechtbank van Sâo Paulo van 23 oktober 2020 zijn erkend als socio-affectieve ouders van [naam kind1] (art. 1593 van het Burgerlijk Wetboek van Brazilië). Deze vorm van meerouderschap is in Brazilië ontwikkeld in de rechtspraktijk. Gevolg ervan is dat tussen de socio-affectieve ouders en de minderjarige een familierechtelijke betrekking ontstaat. De pleegouders, zijnde de socio-affectieve ouders van [naam kind1] , zijn mede op zijn geboorteakte vermeld. Relevant in deze is dat dit niet af doet aan de juridische positie van de moeder.
Art. 10:100 BW ziet op de erkenning van een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd. Deze worden van rechtswege erkend, tenzij (a) er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van diens land; (b) aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan; (c) de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde of de beslissing onverenigbaar is met een onherroepelijk geworden beslissing van de Nederlandse rechter inzake de vaststelling of wijziging van dezelfde familierechtelijke betrekkingen.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven in Brazilië ontstane afstammingsrelatie tussen de pleegouders en [naam kind1] in Nederland niet kan worden erkend wegens strijd met de Nederlandse openbare orde. De Nederlandse wet kent immers geen ouderschap van drie personen van een kind.
Uit de overgelegde akte van 3 november 2020 lijkt een voogdijbenoeming van de pleegouders over [naam kind1] te volgen op basis van een rechterlijke beslissing in Brazilië van 4 augustus 2020. Laatstgenoemde beslissing is door geen van partijen in het geding gebracht, ondanks meerdere verzoeken van de rechtbank om alle relevante stukken te overleggen. Uit enkel de genoemde akte van 3 november 2020 kan niet worden afgeleid dat het gezag van de moeder toen zou zijn beëindigd.
Op grond van vorenstaande, in onderling verband gezien komt de rechtbank tot de
voorlopigeconclusie dat de Raad ontvankelijk is in zijn primaire verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder.
De rechtbank zal de moeder en de pleegouders in de gelegenheid stellen zich
uiterlijk 1 maart 2023over voornoemde voorlopige conclusie uit te laten.

De beslissing

De rechtbank:
houdt de beslissing op de verzoeken aan;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaken wordt aangehouden tot
1 maart 2023 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, de overige belanghebbenden en mr. E.J.M. van Daalhuizen op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de moeder en de pleegouders uiterlijk op de genoemde pro forma-datum de rechtbank hun schriftelijke reactie te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter en tevens kinderrechter, en mrs. A.J. van Dijk en R.R. Warmerdam, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. R. Spaans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.