ECLI:NL:RBROT:2023:8289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
10/034283-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol en cocaïne

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juli 2021 een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt te Nieuw-Beijerland. De verdachte, die onder invloed van alcohol en cocaïne was, kwam zonder enige noodzaak op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terecht, wat leidde tot een frontale botsing met een andere auto. Beide inzittenden van de andere auto, alsook de verdachte zelf, liepen zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, wat resulteerde in een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 7 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van 7 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/034283-22
Datum uitspraak: 8 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.

4.Geldigheid en uitleg van de dagvaarding

4.1.
Beoordeling
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie uitgelegd dat de vermelde omstandigheid, dat de verdachte zijn auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol en cocaïne, ook gezien moet worden als een wezenlijk onderdeel van het verwijt aan verdachte. Om die reden kent de rechtbank aan die woorden ook feitelijke betekenis toe.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1 primair
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft een zeer ernstige verkeersfout gemaakt door met zijn auto op de weghelft voor tegemoet komend verkeer terecht te komen en daarbij frontaal tegen de auto van de slachtoffers te botsen. Door deze botsing hebben de twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Daarbij was de verdachte fors onder invloed van alcohol en cocaïne.
Gelet op dit samenstel van gedragingen en omstandigheden en de toestand waarin verdachte verkeerde is de conclusie dat er sprake is geweest van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, zodanig dat kan worden gesproken van een ernstige mate van schuld.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Niet kan worden vastgesteld dat de aanwezigheid van alcohol en drugs in het bloed tot gevolg heeft gehad dat de verdachte op de andere rijbaan terecht is gekomen. Het causale verband tussen het rijden onder invloed en het op de andere rijbaan geraken is niet vast te stellen.
5.1.3.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een aanmerkelijke dan wel een sterkere mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
Vast staat dat de verdachte op 25 juli 2021 op de [plaats delict] te Nieuw-Beijerland een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij twee personenauto’s betrokken waren. De verdachte bestuurde een Opel Corsa.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op de [plaats delict] voor een flauwe bocht over een dubbele streep tussen de rijbanen is gereden en aldus op de rijstrook bestemd voor het tegemoet komende verkeer terecht is gekomen. De verdachte is daarbij frontaal in botsing gekomen met een hem tegemoet rijdende Opel Astra. Beide inzittenden van de Opel Astra hebben ten gevolge van deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De verdachte was op het moment van het ongeval onder invloed van alcohol en cocaïne. Uit de bloedtest die bij de verdachte is afgenomen volgde dat het gehalte alcohol 1,21 milligram per milliliter bloed bedroeg en het gehalte cocaïne 53 microgram per liter bloed, hetgeen in beide gevallen
verboven de grenswaarden van respectievelijk 0,2 en 10 is (bij gecombineerd gebruik).
Het is een feit van algemene bekendheid dat de concentratie, de waarneming en het reactievermogen -en aldus de (totale) rijvaardigheid- door het gebruik van alcohol en drugs, zeker in combinatie, sterk negatief worden beïnvloed. Dat geldt eens te meer naarmate de betreffende stoffen bij onderzoek in relatief hoge mate aanwezig blijken te zijn in het bloed van een bestuurder die een ongeval veroorzaakt. Daarbij is nog -in het nadeel van verdachte- relevant dat pas (bijna) twee uur na het ongeval bloed is afgenomen, waardoor ten tijde van het ongeval het gehalte van zowel alcohol als cocaïne hoger moet zijn geweest.
Andere feiten of omstandigheden die het rijgedrag en/of ontstaan van het ongeval kunnen verklaren zijn niet aangevoerd of anderszins aannemelijk geworden.
Het hiervoor beschreven rijgedrag van de verdachte is onder de gegeven omstandigheden
zeeronvoorzichtig en onachtzaam geweest. De verdachte heeft dan ook schuld aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is dus wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring feiten 2 en 3 zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 25 juli 2021 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de provinciale weg [naam provinciale weg] ( [plaats delict] ), welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- zonder noodzaak op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en
- (aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem op die rijbaan tegemoet rijdende personenauto (Opel Astra)
waardoor de bestuurder van die personenauto (Opel Astra), de heer [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel (te weten twee gebroken ribben, een botbreuk van een halswervel, een bloeding van de milt en in het bekken bij een interne scheur van de aorta, daarbij een verstopte liesslagader, een gebroken spaakbeen en ellepijp aan de linker onderarm en meerdere letsels van de dunne darm) werd toegebracht en
waardoor de bijrijdster van die personenauto (Opel Astra), mevrouw [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken rib, een gebroken lendewervel, een gebroken spaakbeen in het polsgewricht links, een gedraaide botbreuk van het middenhandsbeentje rechts en een buikwandbreuk) werd toegebracht zulks terwijl hij, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 25 juli 2021 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne in combinatie met alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed 53 microgram cocaïne per liter bloed en 1,21 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg;
3
hij op 25 juli 2021 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, op de provinciale weg [naam provinciale weg] ( [plaats delict] ), als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden, terwijl het rijbewijs dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, zijn geldigheid had verloren door aangifte van vermissing.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 primair en 2
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet, meermalen gepleegd;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3
overtreding van artikel 107, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte is onder invloed van veel te hoge concentraties alcohol en cocaïne in zijn bloed toch een auto gaan besturen. De verdachte heeft ter zitting nog toegelicht dat hij door privé omstandigheden in combinatie met lange werkdagen en slaaptekort voorafgaand aan deze dag bovendien erg moe was. Echter ook dat is een omstandigheid die -indien al van toepassing- maar tot één beslissing kan leiden: niet rijden, eerst uitrusten. De slachtoffers hebben – net als de verdachte zelf - zwaar en deels blijvend lichamelijk letsel opgelopen. Uit de slachtofferverklaring ter zitting blijkt hoe veel impact het ongeluk en de nasleep daarvan tot op heden heeft gehad. De rechtbank rekent de verdachte dit stevig aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2023.
Daarnaast neemt de rechtbank in strafmatigende zin aanmerking hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw op de zitting naar voren hebben gebracht met betrekking tot het letsel dat de verdachte zelf heeft opgelopen tijdens het ongeluk en de beperkingen in het dagelijks leven die hij daardoor nog steeds heeft.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van twee jaren, met enkele weken is overschreden. Dit betreft een zeer beperkte overschrijding die als zodanig geen invloed heeft op de hoogte van de op te leggen straf. In algemene zin heeft de behandeling van de strafzaak langer geduurd dan wenselijk, en in de tussentijd heeft verdachte geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Die combinatie heeft eveneens een (beperkt) strafmatigende invloed.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is rekening gehouden met de ernst van de feiten en is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor artikel 6 WVW, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Gelet op de ernst van de onder 1 primair en 2 bewezen feiten acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Het voorwaardelijk gedeelte dient er onder meer toe bij de verdachte het belang van een verantwoord rijgedrag in te scherpen en er zo voor te zorgen dat hij niet opnieuw een strafbaar feit zal begaan.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen zal de rechtbank geen aparte straf of maatregel opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57 en 62 van het Wetboek van strafrecht en de artikelen 8, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegtde verdachte ten aanzien van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de provinciale weg [naam provinciale weg] ( [plaats delict] genaamd), welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- zonder noodzaak op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of is terechtgekomen en/of
- (aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem op die rijbaan tegemoet rijdende personenauto (Opel Astra)
waardoor de bestuurder van die personenauto (Opel Astra), de heer [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel (te weten twee gebroken ribben, een botbreuk van een halswervel, een bloeding van de milt en in het bekken bij een interne scheur van de aorta, daarbij een verstopte liesslagader, een gebroken spaakbeen en ellepijp aan de linker onderarm en meerdere letsels van de dunne darm) werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en/of
waardoor de bijrijdster/passagiere van die personenauto (Opel Astra), mevrouw [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken rib, een gebroken lendewervel, een gebroken spaakbeen in het polsgewricht links, een gedraaide botbreuk van het middenhandsbeentje rechts en een buikwandbreuk) werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte dat voertuig heeft bestuurd na gebruik van alcoholische drank en/of cocaïne en/of verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede, derde lid of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de provinciale weg [naam provinciale weg] ( [plaats delict] genaamd), zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- zonder noodzaak op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is gaan rijden en/of is terechtgekomen en/of
- (aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem op die rijbaan tegemoet rijdende personenauto (Opel Astra), waardoor bij één of meer van die inzittenden (te weten de heer [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade werd toegebracht;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne in combinatie met alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof en/of alcohol 53 microgram
cocaïne per liter bloed en/of 1,21 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nieuw-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, op de weg, de provinciale weg [naam provinciale weg] ( [plaats delict] genaamd), als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden, terwijl het rijbewijs dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, zijn geldigheid had verloren door aangifte van vermissing;
( art 107 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )