ECLI:NL:RBROT:2023:8288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
10/128238-23 & 10/060992-23 & 10/120935-23 & 10/041308-21 (alle ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging, meerdere diefstallen, het voorhanden hebben van een keukenmes en 2 auto-inbraken

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging, meerdere diefstallen, het voorhanden hebben van een keukenmes en twee auto-inbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 184 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft tussen 2021 en 2023 verschillende strafbare feiten gepleegd, waaronder diefstal van winkelgoederen en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en de noodzaak van langdurige klinische behandeling. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoedingen moet betalen aan de slachtoffers van zijn strafbare feiten. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte zijn behandeling moet voortzetten om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/128238-23 & 10/060992-23 & 10/120935-23 & 10/041308-21 (alle ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
feitelijk verblijvende in verslavingskliniek [naam kliniek] te [plaats] ,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • in de zaak met parketnummer 10/041308-21 bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van de in de zaken met parketnummers 10/060992-23 en 10/120935-23 en 10/128238-23 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 184 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
Onder parketnummer 10/041308-21
1
hij op 1 november 2020 te Rotterdam openlijk, te weten, op het [plaats delict] te Rotterdam, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1] meerdere malen te slaan tegen het lichaam, en
- die [slachtoffer 2] meerdere malen te slaan tegen het lichaam;
2
hij op 10 februari 2021 te Capelle aan den IJssel 24 blikjes Red Bull energy drink d
iegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan Lidl ( [adres delict 1] , [postcode] te Capelle aan den IJssel), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 10 februari 2021 te Capelle aan den IJssel een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen heeft gedragen;
Onder parketnummer 10/060992-23
hij op 28 februari 2023 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, winkelgoederen, te weten: pastasalades en robijn (was)capsules, die geheel aan de Albert Heijn (gevestigd aan de [adres delict 2] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken , door die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Laat me los, ik heb een mes bij me. Ik ga je neersteken.", ;
Onder parketnummer 10/120935-23
hij op 18 april 2023 te Rotterdam, een laptop van het merk Lenovo (type: 320-15IKB 80XL, serienummer [serienummer] ), die geheel aan [slachtoffer 7] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Onder parketnummer 10/128238-23
1
hij op 22 mei 2023 te Rotterdam uit een bestelauto te weten een Peugeot (kenteken [kentekennummer 1] ) bouwlampen en een slijptol en pluggen, die geheel aan [slachtoffer 5] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft endie weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
hij in de periode van 21 mei 2023 tot en met 22 mei 2023 te Rotterdam, uit een personenauto te weten een Kia (kenteken [kentekennummer 2] ) een Louis Vuitton tas (met als inhoud o.a. een bankpas en een ov chipcard en airpods), die geheel aan [slachtoffer 6] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft endie weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 10/041308-21

1.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

2.
diefstal;
3.
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
onder parketnummer 10/060992-23
1.
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
onder parketnummer 10/120935-23

1.diefstal;

onder parketnummer 10/128238-23
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich tussen 2021 en 2023 schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, twee auto-inbraken en een openlijke geweldpleging. De verdachte heeft deze feiten gepleegd onder invloed van zijn verslaving en om die verslaving te bekostigen. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben gehad voor de (persoonlijke) eigendommen van anderen. Diefstallen zijn vervelende feiten die voor de gedupeerden veel hinder en schade veroorzaken, zeker wanneer deze gepaard gaan met braak. Feiten zoals winkeldiefstal met bedreiging van geweld, het dragen van een keukenmes en openlijke geweldpleging tasten het gevoel van veiligheid in onze samenleving aan, vooral wanneer dat geweld in het openbaar plaatsvindt. De rechtbank neemt dat alles de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 augustus 2023 gezien dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige [naam deskundige] op de terechtzitting
Stichting Verslavingsreclassering GGZ, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 augustus 2023. Dit rapport houdt onder meer en zakelijk weergegeven, het volgende in.
De verdachte kampt met ADHD, PTSS en is gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking. De verdachte kent een jarenlange verslaving en doordat hij steeds vervalt in het middelengebruik, pleegt hij feiten zoals ten laste gelegd. Het recidiverisico is hoog als de verdachte niet wordt behandeld. Een klinische behandeling is noodzakelijk om tot een gedragsverandering te komen en daarmee het risico op herhaling te beperken.
De verdachte verblijft sinds 14 juni 2023 op vrijwillige basis bij de verslavingskliniek ‘ [naam kliniek] ’ in het kader van een schorsing van zijn preventieve hechtenis. Deze behandeling gaat heel goed en de verdachte is zeer gemotiveerd. Ook zijn familie is een steunende factor tijdens dit traject. Ondanks de motivatie van de verdachte acht de reclassering het van belang dat er wel als voorwaarde wordt opgelegd ‘opname in een zorginstelling’, omdat het momenteel om een vrijwillig kader gaat. Er is een goede structurele behandeling nodig om het gedrag van de verdachte op positieve zin beheersbaar te blijven houden. Door middel van gedragstechnieken en therapieën wordt hem aangeleerd andere keuzes te maken. Na de klinische opname is het van belang dat de verdachte beschermd dan wel begeleid gaat wonen bij [naam kliniek] . Het is niet wenselijk dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat het van belang is dat de verdachte zijn huidige behandeling voortzet en dat er gewerkt wordt aan langdurige gedragsverandering. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden op te leggen alsmede een proeftijd van drie jaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een behoorlijk lange gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte momenteel in een behandeltraject bij [naam kliniek] zit waarvan de rechtbank net als de officier van justitie, de verdediging en de reclassering, inziet dat het van belang is om dit traject voort te zetten. De rechtbank zal de behandeling en wat er logischerwijs op zal volgen niet doorbreken en zal daarom een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens om er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal de begeleiding door de reclassering en daarbij de noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Dagvaarding 10/041308-21 (vordering [slachtoffer 1] )
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 535,- aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering ten aanzien van de materiële schade. Ten aanzien van de hoogte van de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert het volgende aan. De vordering is onvoldoende onderbouwd, met name ten aanzien van het eigen risico van de zorgverzekering. Er zijn geen rekeningen/overzichten overgelegd waaruit volgt dat dit het eigen risico betreft van het jaar 2020. De schadepost die betrekking heeft op de kleding van de heer [slachtoffer 1] is evenmin onderbouwd. De materiële schadevergoeding dient daarom geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schade acht de verdediging een bedrag van € 350,- meer dan voldoende omdat de heer [slachtoffer 1] zelf ook een aandeel heeft gehad in het ontstaan van het geweld. Het resterende deel van de immateriële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.1.3.
Beoordeling
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan de kleding van de benadeelde partij. De rechtbank maakt gebruik van haar bevoegdheid de hoogte daarvan te schatten; de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 50,- voor de kleding van de benadeelde partij. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de rest van de vordering ontbreken. Nader onderzoek zou nader onderzoek en standpuntenwisseling vragen, iets dat een onevenredige belasting zou opleveren van het huidige strafgeding.
Voor het deel van de vordering dat betrekking heeft op het eigen risico van de zorgverzekering wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard omdat dit onvoldoende is onderbouwd. De schade is ingetreden vanaf datum delict (november 2020) en het ligt dan voor de hand dat de benadeelde partij aangeeft dat tot dan er nog geen eigen risico was betaald door hem en daartoe ook stukken overlegt. Dit deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks ook immateriële schade is toegebracht. De onderbouwing van de schade is summier en ziet niet onmiskenbaar op de schade die het gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De geweldpleging heeft echter onmiskenbaar wel letsel veroorzaakt bij verdachte. Omdat verdachte een van de deelnemers was aan de onrechtmatige daad (de openlijke geweldpleging), kan hij voor het geheel van de schade worden aangesproken.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden bepaald op € 350,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 november 2020, de datum van het delict.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden echter begroot op nihil.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 50,- (zegge: vijftig euro) aan materiële schade en € 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Op deze wijze heeft de benadeelde partij verder geen kosten en het ongemak bij het verdere verhaal van de schade en bespaart de verdachte zich de kosten ervan.
8.2.
Dagvaarding 10/120935-23 (vordering [slachtoffer 7] )
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 7] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 583,- aan materiële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging kan zich vinden in een toekenning van een schadevergoeding en heeft zich voor wat betreft de hoogte ervan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit leidt ertoe dat de vordering geheel worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 april 2023.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 7] een schadevergoeding betalen van € 583,- (zegge: vijfhonderddrieëntachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Ook bij deze vordering geldt dat op deze wijze de benadeelde partij verder geen kosten en het ongemak heeft bij het verdere verhaal van de schade en de verdachte zich de kosten ervan bespaart.
8.3.
Dagvaarding 10/128238-23 (vordering [slachtoffer 5] )
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 5] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 982,49 aan materiële schade.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering met betrekking tot de kosten aan de zijruit, welke € 397,49 bedragen. De overige kosten zijn niet onderbouwd en dienen derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert primair aan dat de vordering geheel niet ontvankelijk dient te worden verklaard. [slachtoffer 5] heeft als slachtoffer aangifte gedaan bij de politie. De bestelbus is echter van het bedrijf waar [slachtoffer 5] werkzaam is. [slachtoffer 5] kan geen aangifte namens het bedrijf doen aangezien hij niet de directeur van het bedrijf is. Subsidiair verzoekt de verdediging enkel de vordering toe te wijzen voor wat betreft de schade aan de zijruit. De andere bedragen zijn niet nader onderbouwd en dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het gegeven dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] optreedt namens de gerechtigde op de schadevergoeding. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Een deel van de schade is goed onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor het hierna te noemen gedeelte ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal worden toegewezen ten aanzien van de kosten van de schade aan de zijruit, te weten € 397,49.
Voor wat betreft de overige kosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard omdat een deugdelijke onderbouwing ontbreekt. Het vereiste nader onderzoek vraagt een aanvullende standpuntenwisseling, iets dat een onevenredige belasting zou opleveren van het huidige strafgeding.
Dit deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 mei 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 5] een schadevergoeding betalen van € 397,49 (zegge: driehonderdzevenennegentig en negenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.4.
Dagvaarding 10/128238-23 (vordering [slachtoffer 6] )
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 6] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 378,84 aan materiële schade.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
8.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert het volgende aan. De vordering ten aanzien van het eigen risico van de auto is niet ontvankelijk. Het contract van de leaseauto staat op naam van de moeder van de benadeelde partij, en niet van haarzelf. De aangifte is namens haarzelf gedaan en er zit geen machtiging van haar moeder in het dossier.
Beoordeling
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het gegeven dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] de gevorderde schade heeft geleden en/of optreedt namens haar moeder. Aannemelijk is in elk geval dat de benadeelde partij de auto daadwerkelijk gebruikte en als zodanig aan te spreken is op schade aan dat voertuig die door derden is veroorzaakt. Of dat nu door de leasemaatschappij is of door haar moeder. Vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit leidt ertoe dat de vordering geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 mei 2023.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 6] een schadevergoeding betalen van € 378,84 (zegge: driehonderdachtenzeventig en vierentachtig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Ook bij deze vordering geldt dat op deze wijze de benadeelde partij verder geen kosten en het ongemak heeft bij het verdere verhaal van de schade en de verdachte zich de kosten ervan bespaart.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a 14b, 14c, 36f, 57, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 27 en 54 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 210 (tweehonderdtien) dagen
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
184 (honderdvierentachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Tactus Reclassering op het adres de Linie 612 te Apeldoorn. De veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten opnemen in een zorginstelling, te weten [naam kliniek] of een soortgelijke andere forensische kliniek voor de duur maximaal een jaar of zoveel korter dan dat de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door een nader te bepalen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname met een maximum van 7 (zeven) weken;
de veroordeelde zal verblijven in [naam kliniek] begeleid wonen Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 400,- (zegge: vierhonderd), bestaande uit € 50,- (vijftig euro) aan materiële schade en € 350,- (driehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 400,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 400,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer 7], te betalen een bedrag van
€ 583,- (zegge: vijfhonderddrieëntachtig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 7] te betalen
€ 583,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderddrieëntachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 583,-niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
11 (elf) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 5] ,te betalen een bedrag van
€ 397,49 (zegge: driehonderdzevenennegentig euro en negenenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 5] te betalen
€ 397,49(hoofdsom,
zegge: driehonderdzevenennegentig euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 397,49niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 (zeven) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer 6] ,te betalen een bedrag van
€ 378,84 (zegge: driehonderdachtenzeventig euro en vierentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 6] te betalen
€ 378,84(hoofdsom,
zegge: driehonderdachtenzeventig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 378,84niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 (zeven) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.E. van Rossum, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en E.A. Poppe-Gielesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
De dagvaarding met parketnummer 10/041308-21
1
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Rotterdam
openlijk, te weten, op of aan het [plaats delict] te Rotterdam , in elk geval op
of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten tegen [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]
door
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd
en/of het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd
en/of het lichaam;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd
en/of het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd
en/of het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Capelle aan den IJssel
24 blikjes Red Bull energy drink, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan Lidl ( [adres delict 1] , [postcode] te Capelle aan
den IJssel) ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Capelle aan den IJssel
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een mes,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )
De dagvaarding met parketnummer 10/060992-23
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
een of meerdere winkelgoederen, te weten: pastasalades en/of robijn (was)capsules,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn (gevestigd aan
de [adres delict 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Laat me los, ik heb een mes bij
me. Ik ga je neersteken.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
De dagvaarding met parketnummer 10/120935-23
hij op of omstreeks 18 april 2023 te Rotterdam,
een laptop van het merk Lenovo (type: 320-15IKB 80XL, serienummer [serienummer] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
De dagvaarding met parketnummer 10/128238-23
1
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
in/uit een (bestel)auto te weten een Peugeot (kenteken [kentekennummer 1] )
één of meer bouwlamp(en) en/of een slijptol en/of pluggen, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 21 mei 2023 tot en met 22 mei 2023 te Rotterdam,
althans in Nederland,
in/uit een (personen)auto te weten een Kia (kenteken [kentekennummer 2] )
een Louis Vuitton tas (met als inhoud o.a. een bankpas en/of een ov chipcard en/of
airpods), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )