ECLI:NL:RBROT:2023:8281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
ROT 22/2422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afwijzing aanvraag WIA-uitkering door het UWV met onvoldoende medische en arbeidsdeskundige motivering

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als ambulant objectleidster heeft gewerkt, heeft zich op 18 juni 2018 ziek gemeld en op 20 maart 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft haar aanvraag op 27 juli 2021 afgewezen, met de motivering dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn besluit op 25 april 2022. De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de door eiseres aangevoerde beperkingen, met name na een Covid-infectie, niet tot meer beperkingen leiden. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de artsen en arbeidsdeskundigen aan de criteria van zorgvuldigheid voldoen, maar dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2422
tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
gemachtigde: mr. F.J. Wongsokario-Nojotaroeno.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering [1] .
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juli 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 april 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van eiseres deelgenomen. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
1. Eiseres heeft gewerkt als ambulant objectleidster. Op 18 juni 2018 heeft zij zich ziek gemeld. Op 20 maart 2020 heeft eiseres bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Het primaire besluit
2.1.
In verband met haar aanvraag heeft een arts van het UWV eiseres op 14 juni 2021 op het spreekuur gezien. In het rapport van 20 juli 2021 heeft de arts overwogen dat de door eiseres ervaren belemmeringen bij staan, lopen, conflicthantering en omgevingsprikkels het gevolg zijn van een peesruptuur en/of tarsaal tunnelsyndroom en de stemmingsklachten, waarbij mogelijk de hypothyreoïdie ook een rol speelt. Bij lichamelijk onderzoek bleek de arts een lichte beperking aan de schouders en daarom is eiseres beperkt in werken boven schouderhoogte. Door de stemmingsklachten is eiseres beperkt in onder meer
conflicthantering en veelvuldige deadlines, heeft ze moeite met omgevingsprikkels en is ze dus aangewezen op een rustige werkplek (geen kantoortuin bijvoorbeeld). Omdat de medicatie het reactievermogen kan beïnvloeden, is eiseres aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Om een normaal dag- en nachtritme te stimuleren kan ze niet 's nachts werken. Er is, uitgaande van de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’, geen medische indicatie om een verdergaande urenbeperking aan te nemen bij passende arbeid rekening houdend met de beperkingen. De energiehuishouding van eiseres is niet verstoord, er is geen sprake van een structureel verminderde beschikbaarheid door het moeten ondergaan van voorgeschreven behandeling en ook vanuit preventief oogpunt is er geen noodzaak tot het aannemen van een urenbeperking volgens de arts. De beperkingen en mogelijkheden van eiseres in arbeid heeft de arts vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 20 juli 2021.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie geselecteerde functies) verdiend kan worden, ligt 15,52% lager dan het maatmaninkomen van eiseres.
2.3.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres per 14 juni 2021 geen WIA-uitkering toegekend, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het bestreden besluit
3.1.
Omdat eiseres tegen het primaire besluit bezwaar heeft gemaakt, heeft een heroverweging plaatsgevonden. In verband daarmee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 31 maart 2022 overwogen dat eiseres in de loop van 2020 en 2021 diverse laagfrequente opeenvolgende vormen van fysiotherapie en of ergotherapie heeft gevolgd, waarbij geen sprake was van een intensief tijd consumerend behandeltraject, maar van ongeveer twee uren fysiotherapie of ergotherapie per week. Er was een doorverwijzing naar de psycholoog van Kolibrie, maar vervolgbehandeling moest nog starten. Aanvullende revalidatie was op de datum in geding en ten tijde van de hoorzitting in bezwaar nog niet gestart.
Na de datum in geding is de medicatie voor de schildklier verhoogd. De orthopeed heeft een peesprobleem in de voet vastgesteld. De neuroloog heeft geen duidelijke afwijkingen aan de armen of handen vastgesteld. De fysiotherapeut heeft een tenniselleboog rechts vastgesteld en gespannen nek- en schouderspieren, de klachten zijn niet duidelijk afgenomen na behandelingen. De in de verslagen van de fysiotherapeut vermelde hoogstand van de schoudertoppen, de passieve houding van eiseres en haar hypermobiele wervelkolom passen bij de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om beperkingen ten aanzien van arm- en handfuncties aan te nemen. Hij wijst er daarbij op dat bij de diagnose fibromyalgie geen sprake is van objectieve medische afwijkingen aan de pezen of spieren. Met de door eiseres ervaren voet-, knie- en spierklachten is rekening gehouden in de FML. Vanwege de door de fysiotherapeut beschreven tenniselleboog heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend beperkingen aangenomen ten aanzien van schroefbewegingen maken en tillen. De werktijd voor het verrichten van passend werk heeft hij aangepast naar een tijdelijk maximum van 36 uren per week omdat eiseres een ergotherapiebehandeling heeft na een Covid-infectie in april 2021.
Een beperking in verband met persoonlijk gevaar door werken met een soldeerbout is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde, omdat persoonlijk gevaar opgevat moet worden als levensgevaar of het kunnen optreden van ernstig lichamelijk letsel door een eventuele verminderde alertheid (wat bij eiseres niet is vastgesteld). Bij het hanteren van een soldeerbout of een eventueel scherp mesje en dergelijke is van zulk persoonlijk gevaar geen sprake. Er is verder geen medische informatie op grond waarvan beperkingen ten aanzien van het zitten en het afwisselen daarvan, moeten worden aangenomen. Ook de eigen onderzoeksbevindingen wijzen daar niet op. Ten slotte heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat de huisarts in september 2021 – na de datum in geding – de medicatie heeft aangepast omdat de schildklier van eiseres wat te traag werkte. De beperkingen ten gevolge van de schildklieraandoening vallen binnen het bestek van de beperkingen die zijn aangenomen in verband met de voetklachten, fybromyalgie en schouderklachten en de lichte kniebeperkingen die zijn aangenomen. De wijzigingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 1 april 2022 in een nieuwe FML vastgelegd.
3.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in zijn rapport van 15 april 2022, uitgaande van de nieuwe FML, een aantal van de eerder geselecteerde functies laten vervallen. Hij heeft in plaats daarvan nieuwe functies (bij)geduid (binnen dezelfde SBC-codes als de eerder geduide functies). Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ligt het loon dat met de nieuwe mediaanfunctie verdiend kan worden 30,05% lager dan het maatmaninkomen van eiseres. Daarom heeft hij de conclusie van de arbeidsdeskundige dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, onderschreven.
3.3.
Op grond van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het UWV het primaire besluit vervolgens met het bestreden besluit gehandhaafd.

Standpunten in beroep

4.1.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Volgens haar is er met name ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep een medisch rapport van 2 december 2022 van een door haar ingeschakelde verzekeringsarts overgelegd. Eiseres heeft de rechtbank om een schadevergoeding verzocht.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank moet beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op goede gronden met ingang van 14 juni 2021 (de datum in geding) heeft vastgesteld op minder dan 35%, zodat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Daarbij dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
6.1.
Bij de beoordeling is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.2.
Het UWV heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van (verzekerings)artsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank overweegt dat het UWV besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid op dit soort rapporten mag baseren. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als iemand vindt dat de besluiten van het UWV over zijn arbeidsongeschiktheid niet juist zijn, moet hij aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
7.1.
De rechtbank vindt dat de rapporten van de eerste arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie genoemde criteria voldoen. Het onderzoek van de arts is gebaseerd op dossierstudie, een gesprek met eiseres over haar medische klachten (anamnese) en psychisch en lichamelijk onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting van 17 februari 2022, alsmede de tijdens de bezwaarfase van eiseres en Rijndam Revalidatie ontvangen medische stukken meegewogen. In aansluiting op de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. De rapporten zijn zorgvuldig tot stand gekomen, zijn voldoende begrijpelijk en bevatten geen tegenstrijdigheden.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onvoldoende gemotiveerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onvoldoende gemotiveerd waarom wat eiseres heeft aangevoerd, met name met betrekking tot haar Covid-infectie, niet tot meer beperkingen leidt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is met name ingegaan op de beschikbaarheid van eiseres voor arbeid, maar is niet (voldoende) op de overige aspecten en gestelde beperkingen ingegaan. Ook is onvoldoende ingegaan op de (gestelde) (verdergaande) urenbeperking. In beroep heeft eiseres een medisch rapport van 2 december 2022 van een door haar ingeschakelde verzekeringsarts overgelegd. In dat rapport is geconcludeerd dat voor eiseres een verdergaande urenbeperking van maximaal twee uur werken per dag moet worden aangenomen. Er is in beroep geen reactie van verweerder ontvangen op dat rapport. Ook is verweerder niet verschenen ter zitting. Gelet op wat eiseres heeft aangevoerd en op de conclusie van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep zonder nadere motivering niet volgen in zijn conclusies. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel uit artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook het arbeidsdeskundige onderzoek (in de bezwaarfase) onvoldoende gemotiveerd. De (algemene) toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op het item 3.8.4., waarbij is aangegeven dat eiseres ‘geen hectische of erg drukke werkomgeving met veel aanloop van personen e.d.’ aan kan, is bijvoorbeeld beperkt tot de stelling dat naar zijn mening de belasting ten aanzien van het werken in kantoortuinen/drukke werkomgevingen binnen de belastbaarheid van eiseres blijven. Bij de functies met SBC-code 111180 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep daarbij toegelicht dat er geen sprake is van een hectische of erg drukke werkomgeving met veel aanloop van personen e.d., maar daarbij is niet ingegaan op de opmerking bij item 1.8.0. dat er dagelijks collega’s langs lopen, blijven staan en praten.
Ook bij de functies met SBC-code 111160 acht de rechtbank de toelichting op het item 3.8.4. onvoldoende. In beroep heeft eiseres er onder meer op gewezen dat in deze functie wordt gewerkt met zware industriële naaimachines. Bij de functie met functienummer 2271.0037.016 die onder SBC-code 111160 is geduid, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volstaan met eenzelfde toelichting op item 3.8.4., zonder er daarbij bijvoorbeeld op in te gaan dat bij item 1.8.1. ‘Afleiding door anderen’ staat vermeld: “Radio, geluid van de naaimachines, door derden aangeleverde materialen, onderling pratende collega's, die op 5 tot 10 meter afstand van elkaar werken.”
Bij de functies met SBC-code 315100 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij de functie met functienummer 9241.0005.003 bij item 3.8.4. toegelicht dat er geen sprake is van een hectische of erg drukke werkomgeving met veel aanloop van personen e.d., omdat er wordt gewerkt in een administratieve ruimte met drie werkplekken, dat een school op zich wel een drukke omgeving is, maar dat men zich daarvan in deze functie kan afzonderen op een eigen kamer. Daarbij is echter niet ingegaan op de opmerking in de functieomschrijving dat men in deze functie moet kunnen omgaan met wisselende werkdruk, pragmatisch moet zijn ingesteld en stressbestendig en tactvol moet zijn. Bij de functie met functienummer 9071.0004.026 die onder SBC-code 315100 is geduid, is bij item 3.8.4. slechts een niet gemotiveerde stelling vermeld.
Mede in het licht van de hierboven genoemde punten, acht de rechtbank ook een nadere toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gewenst ten aanzien van de door eiseres in beroep naar voren gebrachte nieuwe punten, die onder meer ook aansluiten op de hierboven genoemde punten. Een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting zal daarom samen met deze tussenuitspraak naar partijen worden verstuurd.
7.4.
De conclusie is dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel uit artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

8. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan of met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Met inachtneming van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen zal het UWV nader moeten motiveren waarom wat eiseres heeft aangevoerd, met name met betrekking tot haar Covid-infectie, niet tot meer beperkingen leidt, met name ook niet tot een verdergaande urenbeperking. Mede in het kader van dat laatste zal het UWV ook nader moeten motiveren welke gevolg het door eiseres in beroep overgelegde medisch rapport van 2 december 2022 van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts heeft voor de vastgestelde beperkingen.
Daarnaast zal het UWV met inachtneming van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen nader moeten motiveren waarom de in bezwaar aan de schatting ten grondslag gelegde functies met SBC-codes 111180, 111160 en 315100 geschikt geacht kunnen worden voor eiseres, waarbij met name ook de benoemde items specifiek worden toegelicht.
9. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als het UWV geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beide gevallen en in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak,
  • draagt het UWV op, indien hij van deze gelegenheid geen gebruik maakt, dit binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk kenbaar te maken;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 2 februari 2023.
De rechter is verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.