In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als ambulant objectleidster heeft gewerkt, heeft zich op 18 juni 2018 ziek gemeld en op 20 maart 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft haar aanvraag op 27 juli 2021 afgewezen, met de motivering dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn besluit op 25 april 2022. De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de door eiseres aangevoerde beperkingen, met name na een Covid-infectie, niet tot meer beperkingen leiden. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de artsen en arbeidsdeskundigen aan de criteria van zorgvuldigheid voldoen, maar dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.