ECLI:NL:RBROT:2023:828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/10/650289 / KG ZA 22-1108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot opheffing van conservatoir derdenbeslag onder ING Bank

In deze zaak vordert eiseres, gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht, de opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door gedaagde, Divine Investments Limited, is gelegd onder de ING Bank. Eiseres biedt zekerheid door het bedrag waarvoor verlof is verleend, te storten op de derdengeldenrekening van haar advocaat. Gedaagde heeft niet betwist dat deze vorm van zekerheid voldoende is. De voorzieningenrechter heeft op 6 februari 2023 geoordeeld dat de vordering van eiseres moet worden toegewezen, omdat er voldoende zekerheid is gesteld. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling. Eiseres heeft eerder zekerheid gesteld voor een bedrag van € 264.393,03, wat leidde tot de opheffing van een eerder beslag. Gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat het beslag moet worden opgeheven zodra eiseres de zekerheid heeft gesteld. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.796,02. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/650289 / KG ZA 22-1108
Vonnis in kort geding van 6 februari 2023
in de zaak van
[eiseres01],
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiseres,
advocaat mr. K.C. Mensink te 's-Gravenhage,
tegen
de vennootschap naar het recht van de Ras al Khaimah (Verenigde Arabische Emiraten)
DIVINE INVESTMENTS LIMITED,
gevestigd te Ras Al Khaimah Free Trade Zone (Verenigde Arabische Emiraten),
gedaagde,
advocaat mr. A. Ramsoedh te Delft en gemachtigde mr. J.S. Pols te Vogelenzang.
Partijen worden hierna [eiseres01] en Divine genoemd.

1..De zaak in het kort

1.1.
[eiseres01] vordert opheffing van het conservatoir derdenbeslag dat Divine heeft laten leggen onder de ING Bank. [eiseres01] biedt zekerheid door middel van storting van het bedrag waarvoor verlof is verleend, op de derdengeldenrekening van haar advocaat. Divine heeft niet betwist dat deze vorm van zekerheidsstelling haar voldoende zekerheid biedt. Om die reden wordt de vordering van [eiseres01] toegewezen.

2..De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 januari 2023, met producties 1 tot en met 6;
  • het e-mailbericht namens [eiseres01] van 19 januari 2023, met één bijlage;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 13;
  • de mondelinge behandeling van 23 januari 2023;
  • de pleitnota van [eiseres01] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3..De feiten

3.1.
[naam01] (hierna: [naam01] ) was getrouwd met [naam02] (hierna: [naam02] ). [naam02] is op 14 augustus 2022 overleden. [naam02] bestuurde voor zijn overlijden [eiseres01] samen met [naam01] . Sinds het overlijden van [naam02] is [naam01] enig bestuurder van [eiseres01] .
3.2.
Aan Divine werd op 10 oktober 2022 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verleend voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van [eiseres01] onder de ING Bank. De vordering is begroot op € 468.969,00 en het beslag is op 12 oktober 2022 gelegd. Bij vonnis van 29 november 2022 is dit beslag opgeheven, nadat [eiseres01] voor een bedrag van € 264.393,03 (€ 203.379,25, vermeerderd met de gebruikelijke opslag van 30%) zekerheid heeft gesteld op de derdengeldenrekening van GMW Advocaten. De voorzieningenrechter overwoog daartoe als volgt:
(..)
“5.2. (..)Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting acht de voorzieningenrechter echter voldoende aannemelijk dat Divine gelden aan [eiseres01] heeft geleend voor een bedrag dat ten minste € 203.379,25 bedraagt. Divine stelt in het beslagrekest dat na de verkoop van een onroerend goed in Antwerpen op verzoek van Divine, in haar hoedanigheid van hypotheekhouder, notaris [naam03] € 202.819,25 aan [eiseres01] heeft overgemaakt. Deze stelling wordt ondersteund door de eindafrekening van de notaris van 4 oktober 2021 en een e-mail van [naam02] van 13 juli 2022, waarin hij deze betaling bevestigt. Uit de door [eiseres01] en [naam01] overgelegde bankafschriften van [eiseres01] blijkt tevens dat op 8 februari 2022 door notaris [naam03] een bedrag van € 203.379,25 is bijgeschreven op de bankrekening van [eiseres01] . Aannemelijk is, zoals Divine onbetwist stelt, dat het verschil tussen deze twee bedragen (€ 560,00) door de notaris ontvangen rente bedraagt, omdat tussen de verkoop van het pand en het overmaken van de gelden ruim vier maanden zat. Naar voorlopig oordeel is niet aannemelijk dat Divine meer dan € 203.379,25 aan [eiseres01] heeft geleend. Divine heeft namelijk, zowel in het beslagrekest als na vragen ter zitting, onvoldoende duidelijkheid verschaft over het verschil tussen het bedrag van € 203.379,25 en het volgens Divine uitgeleende bedrag van
€ 375.640,14. Divine spreekt weliswaar over bedragen die al dan niet via derden en in verschillende tranches aan [eiseres01] zijn overgemaakt, maar al deze bedragen bij elkaar opgeteld maken het verschil tussen € 203.379,25 en € 375.460,14 niet kloppend. De voorzieningenrechter voegt daaraan toe dat dit in ieder geval geldt voor de € 309.000,00 die van [naam02] afkomstig is (vgl. 2.6)(..)”
3.3.
Op 18 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van Divine wederom verlof verleend voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van [eiseres01] onder de ING Bank. Daarbij is de vordering begroot op
€ 260.751,40. Het beslag is op 18 november 2022 gelegd.

4..Het geschil

4.1.
[eiseres01] vordert opheffing van het op 18 november 2022 ten laste van [eiseres01] onder de ING Bank gelegde conservatoir derdenbeslag tegenover zekerheidsstelling, met veroordeling van Divine in de werkelijke kosten van dit geding.
4.2.
Divine voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan op grond van artikel 705 lid 2 Rv onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
5.2.
[eiseres01] legt aan haar vordering ten grondslag dat het beslag moet worden opgeheven, omdat zij voldoende zekerheid biedt door het bedrag waarvoor verlof is verleend, over te maken naar de derdengeldenrekening van GMW Advocaten, net zoals [eiseres01] na het vonnis van 29 november 2022 heeft gedaan. Divine voert als verweer aan dat [eiseres01] misbruik van recht maakt, omdat duidelijk is dat het tegoed van de rekening bij de ING Bank in zijn geheel toekomt aan Divine.
5.3.
Overwogen wordt als volgt. Uit art. 705 lid 2 Rv vloeit voort, dat het beslag wordt opgeheven als en zodra genoegzame zekerheid is gesteld. Divine betwist niet dat storting op de derdengeldenrekening van [eiseres01] Divine voldoende zekerheid biedt. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de door [eiseres01] geboden zekerheidsstelling genoegzaam is voor Divine. Divine meent echter dat [eiseres01] misbruik van recht maakt, omdat zij geen rechtmatig belang heeft bij het beschikken van de vrijvallende gelden op de rekening bij de ING Bank als het beslag wordt opgeheven. Dit verweer slaagt niet. Ook na het overleggen van de bankafschriften door Divine staat niet zonder meer vast dat Divine rechthebbende is van het gehele saldo op de bankrekening. Of Divine inderdaad enig rechthebbende is, zal in een bodemprocedure moeten worden uitgemaakt.
5.4.
Het voorgaande betekent dat het beslag onder de ING Bank wordt opgeheven zodra [eiseres01] zekerheid heeft gesteld op de derdengeldenrekening van GWM Advocaten voor een bedrag van € 260.751,40.
5.5.
Divine wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een werkelijke proceskostenveroordeling op te leggen, omdat niet is gebleken van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door Divine. De kosten aan de zijde van [eiseres01] worden volgens het liquidatietarief begroot op:
- dagvaarding € 104,02
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.796,02

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
heft op het door Divine op 18 november 2022 ten laste van [eiseres01] onder de ING Bank N.V. gelegde conservatoire beslag, nadat [eiseres01] voor een bedrag van € 260.751,40 zekerheid heeft gesteld op de derdengeldenrekening van GMW Advocaten,
6.2.
veroordeelt Divine in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres01] tot op heden begroot op € 1.796,02,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.3608/676