ECLI:NL:RBROT:2023:8279

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
663622 KG ZA 23-724
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor paspoortaanvraag minderjarige in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, vervangende toestemming gevraagd voor de aanvraag van een nieuw paspoort voor haar minderjarige kind, dat zonder toestemming van de man, gedaagde, in het buitenland verblijft. De vrouw heeft de minderjarige ondergebracht in het buitenland, maar de exacte locatie was onbekend voor de man. Het paspoort van de minderjarige verloopt op korte termijn, en de vrouw stelt dat zij niet kan terugreizen naar Nederland zonder een nieuw paspoort. De Centrale Autoriteit is inmiddels betrokken en heeft de minderjarige opgespoord. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 augustus 2023 is de vrouw niet verschenen, maar haar advocaat en de man waren aanwezig. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de intentie heeft om met de minderjarige terug te keren naar Nederland. De vrouw heeft geen bewijs geleverd van haar plannen en de man heeft geuit dat hij vreest dat de vrouw opnieuw zal verdwijnen met de minderjarige. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen, met de overweging dat er geen acute noodsituatie voor de minderjarige is en dat de Centrale Autoriteit betrokken is voor een teruggeleidingsprocedure. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaaknummer / rolnummer: 663622 KG ZA 23-724
Vonnis in kort geding van 11 augustus 2023
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende op een onbekende woon- of verblijfplaats,
eiseres,
advocaat mr. A.K. Ramdas te Barendrecht,
t e g e n
[naam man],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. Mao te Schiedam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van de vrouw, betekend 9 augustus 2023;
  • het bericht met bijlagen van de man, ingekomen op 10 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de advocaat van de vrouw;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De vrouw is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, waaruit is geboren de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2021, die bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 21 december 2022 is bekrachtigd, is bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan aan partijen gezamenlijk toekomt.
3. Het geschil
3.1.
De vrouw vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend ten behoeve van de paspoortaanvraag, alsook van een Laissez Passer van [naam minderjarige] en dat het vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de man;
II. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, verhoogd met de betekeningskosten en met de wettelijke rente over de proceskosten als de man deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis heeft betaald.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bevoegdheid
4.1.1.
Gedaagde betwist de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank.
4.1.2.
Gelet op wat is bepaald in artikel 99 Rv is voor een dagvaardingsprocedure bevoegd de rechtbank van de woonplaats van gedaagde. De woonplaats van gedaagde valt binnen het arrondissement van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank is derhalve bevoegd.
4.2.
Spoedeisend belang
4.2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang is gelegen in de aard van de vordering. Blijkens de vordering van de vrouw verblijft de minderjarige op dit momenteel in het buitenland en verloopt haar paspoort op 10 augustus 2023 waardoor zij, volgens de vrouw, niet kan terugreizen naar Nederland.
4.3.
Vervangende toestemming paspoort en laissez passer
4.3.1.
Hoewel blijkens de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis vervangende toestemming bij verzoekschrift moet worden gevraagd aan de kinderrechter, zal de vrouw, om proceseconomische redenen en vanwege het spoedeisend karakter van de zaak toch in haar vordering worden ontvangen, waarop de voorzieningenrechter tevens in haar hoedanigheid van kinderrechter zal beslissen.
4.3.2.
Als bij gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefenen, weigert een verklaring van toestemming af te geven kan deze toestemming op grond van artikel 34 lid 2 Paspoortwet worden vervangen door een verklaring van de rechtbank.
4.3.3.
Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
4.3.4.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij naar het buitenland is gereisd om de minderjarige op te halen en naar Nederland terug te brengen. Zij stelt dat het visum voor haar verblijf in het buitenland op 13 augustus 2023 verloopt en het paspoort van de minderjarige op 10 augustus 2023. De vrouw heeft geprobeerd het land te verlaten voordat deze documenten verliepen, maar dat is niet gelukt. De advocaat van de vrouw heeft toegelicht waarom de vrouw naar Nederland terug wil keren. De vrouw heeft naar aanleiding van het strafvonnis van deze rechtbank van 5 april 2023 ingezien dat het beter is om met de minderjarige terug naar Nederland te keren. De vrouw heeft alvorens dat te doen gemeend in Nederland een vaste basis te moeten creëren in de zin van woning en werk en heeft daar de afgelopen maanden aan gewerkt.
4.3.5.
De man bepleit afwijzing van de vorderingen. Volgens hem zijn de vorderingen niet onderbouwd. Zo is niet gebleken dat het visum van de vrouw en het paspoort van de minderjarige verlopen, is niet gebleken dat de vrouw eerder heeft geprobeerd naar Nederland terug te keren en heeft zijn geen tickets van de terugreis of iets dergelijks overgelegd. Ook blijkt nergens uit dat de vrouw inmiddels een stabiele situatie in Nederland heeft opgebouwd. De man denkt dat de vrouw om andere redenen dan het terughalen van de minderjarige naar Nederland de vorderingen heeft ingesteld. De vrouw is voor hem al jaren onbereikbaar en hij weet niet waar de minderjarige verblijft. De man vindt het lastig aan te nemen dat de vrouw de minderjarige naar Nederland wil halen om hier te gaan wonen. De Centrale Autoriteit is de minderjarige sinds kort op het spoor. De man denkt dat de vrouw, zodra de minderjarige een nieuw paspoort heeft, opnieuw zal verdwijnen.
4.3.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er tussen partijen in de afgelopen periode veel heeft gespeeld en dat dit nog steeds het geval is. Zo is de minderjarige bij beschikking van deze rechtbank van 4 november 2019 onder toezicht gesteld voor een jaar. Tijdens die periode is bij beschikking van deze rechtbank van 25 augustus 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verleend binnen het netwerk voor de duur van vier weken. Vervolgens heeft de vrouw zich uitgeschreven uit de Nederlandse BRP en heeft zij de minderjarige zonder toestemming van de man naar het buitenland overgebracht. De man weet sindsdien niet waar de minderjarige verblijft. De vrouw is bij vonnis van deze rechtbank van 5 april 2023 veroordeeld omdat zij – kort weergegeven – de minderjarige heeft onttrokken aan het toezicht van de gecertificeerde instelling en omdat zij de minderjarige opzettelijk aan het gezag van de vader heeft onttrokken. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling – onbetwist – verklaard dat de Centrale Autoriteiten de minderjarige in Rusland heeft opgespoord. De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat de minderjarige inderdaad al geruime tijd bij haar grootmoeder in Rusland verblijft. Kortom, de voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een zorgelijke situatie waarbij de minderjarige al geruime tijd aan het gezag van de man wordt onttrokken.
4.3.7.
De voorzieningenrechter oordeelt met betrekking tot de vorderingen als volgt. In het algemeen is het in het belang van de minderjarige om te beschikken over een geldig paspoort, dat geldt temeer nu – eerst tijdens de mondelinge behandeling – is gebleken dat de minderjarige in Rusland verblijft. In het onderhavige geval ligt dat echter genuanceerder.
De vrouw heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij de intentie heeft om met de minderjarige terug te keren naar Nederland. Zij heeft geen van haar stellingen onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Het had op de weg van de vrouw gelegen om, gelet op de complexe voorgeschiedenis tussen partijen, de man in ieder geval te betrekken bij haar voornemen. Zij had dat eenvoudig kunnen doen, als dan niet door tussenkomst van de advocaat van de man. Zij weet dat de man al geruime tijd bezig is met verschillende instanties om de minderjarige op te sporen en terug naar Nederland te krijgen. Door dit na te laten heeft zij niet inzichtelijk gemaakt wat haar plannen zijn en wat zij gaat doen op het moment dat de minderjarige inderdaad een nieuw paspoort verkrijgt. Het scenario dat de man schetst, namelijk dat de vrouw – nu de Centrale Autoriteit de minderjarige op het spoor is – met een nieuw paspoort wederom met de minderjarige van de radar verdwijnt, is daarmee geenszins ondenkbeeldig. De voorzieningenrechter plaatst het voorgaande tegen de achtergrond van het feit dat de vrouw de minderjarige al lang zonder toestemming van de man op een geheime plek in het buitenland houdt. Bovendien is gesteld noch gebleken dat er bij afwijzing van de vorderingen een acuut knellende situatie voor de minderjarige ontstaat of dat de minderjarige daardoor anderszins in haar belangen wordt geschaad. De Centrale Autoriteit is inmiddels betrokken en is, blijkens de verklaring van de man, voornemens een teruggeleidingsprocedure te starten. Via die weg kunnen de juiste stappen worden gezet om de minderjarige via de betrokken instanties terug te laten keren naar Nederland. Gelet op voorgaande zal de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw afwijzen.
4.4.
Proceskosten
4.4.1.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst af de vorderingen van de vrouw;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.Y.A. van Meersbergen en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2023.