ECLI:NL:RBROT:2023:8244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
C/10/640624 / FA RK 22-4490
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van Turks recht op de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime na echtscheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 juli 2023, wordt de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime tussen een vrouw en een man behandeld na hun echtscheiding. De partijen, gehuwd op 29 augustus 2014 in Turkije, hebben een verzoek ingediend tot afwikkeling van hun huwelijksvermogensregime, waarbij de vrouw Turks recht heeft ingeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing is en dat het Turks recht van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime, aangezien beide partijen Turkse nationaliteit hebben en hun eerste gewone verblijfplaats in Nederland hebben gevestigd.

De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen al beslissingen genomen over de echtscheiding, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de zorgregeling. In deze beschikking is de rechtbank verder ingegaan op de verzoeken van partijen met betrekking tot de afwikkeling van hun huwelijksvermogensregime. De vrouw heeft verzocht om de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime, terwijl de man verweer heeft gevoerd en zelfstandig verzoeken heeft ingediend.

De rechtbank heeft geoordeeld dat partijen onvoldoende informatie hebben verstrekt over hun deelvermogens, waardoor een definitieve financiële afrekening niet mogelijk is. De verzoeken van partijen om de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook de eigendomsverhouding van de echtelijke woning beoordeeld en geoordeeld dat de vrouw een zwaarwegender belang heeft bij de afgifte van de woning, terwijl het verzoek van de man om de woning te verkopen is afgewezen. De rechtbank heeft verder de verdeling van de inboedelgoederen en de saldi op bankrekeningen behandeld, maar ook deze verzoeken zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/640624 / FA RK 22-4490
Beschikking van 14 juli 2023 over de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Kaynak te Rotterdam,
t e g e n
[naam man] ,de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.S. Polat te 's-Gravenhage.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 12 april 2023, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 12 april 2023:
in de procedure met zaaknummer / rekestnummer: C/10/623973 FA RK 21-6235:
  • is de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op 29 augustus 2014 te [plaats] , Turkije, uitgesproken;
  • is de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw bepaald;
  • is in het kader van de zorgregeling een regeling vastgesteld;
  • is bepaald dat de vrouw, als zij ten tijde van de inschrijving van de echtscheidings-beschikking in de registers van de burgerlijke stand de echtelijke woning aan het [adres] ( [postcode] ) te Rotterdam, die aan de man mede toebehoort, bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking, zulks tegen een redelijke vergoeding, die is gesteld op de helft van de eigenaarslasten van de man die de vrouw aan de begunstigde(n) betaalt;
  • is bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van deze beschikking als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, voor de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling € 60,- per maand per kind voldoet;
  • is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behalve ten aanzien van de echtscheiding;
  • zijn de proceskosten gecompenseerd;
  • is het meer of anders verzochte afgewezen.
in de procedure met zaaknummer / rekestnummer: C/10/640624 FA RK 22-4490
- zijn de beslissingen ten aanzien van de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime en de regresvorderingen van de vrouw aangehouden tot de nader te geven beschikking.

3.Afwikkeling van het huwelijksvermogensregime

3.1.1. De vrouw verzoekt, na wijziging:
partijen te bevelen over te gaan tot afwikkeling van hun huwelijksvermogens-regime conform de punten 51 tot en met 64 van het lichaam van haar verzoekschrift;
te bepalen dat de man op grond van artikel 843a jo. artikel 21 jo. artikel 22
Rv gehouden is om de onder punt 51 tot en met 64 van het verzoekschrift verzochte stukken te overleggen.
3.1.2. De man voert verweer en verzoekt zelfstandig, na wijziging:
te bepalen dat de vrouw uiterlijk 1 juni 2023 de echtelijke woning van partijen gelegen aan de [adres] te Rotterdam moet verlaten;
te bepalen dat de echtelijke woning wordt verkocht, dat de vrouw binnen twee weken na de te geven beschikking haar medewerking zal verlenen aan het inschakelen van een makelaar om de woning in de verkoop te zetten en dat zij ook haar medewerking zal verlenen aan de verkoop van de woning;
te bepalen dat als de vrouw haar medewerking weigert te verlenen, de man wordt gemachtigd om mede namens de vrouw de verkoopopdracht voor de woning aan een door hem aan te wijzen makelaarskantoor te verstrekken en dat deze beschikking op de voet van artikel 3:330 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakt akte tot ondertekening door de vrouw van de (ver)koopovereenkomst en de notariële transportakte;
de financiële afwikkeling van het huwelijksvermogensregime vast te stellen conform punten 8 tot en met 62 van zijn aanvullend verzoekschrift.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.3. Omdat de Nederlandse rechter op grond van Brussel II-bis rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5 lid 1 Verordening huwelijksvermogensstelsels).
3.1.4. Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
3.1.5. Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
3.1.6. Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna alleen de nationaliteit van Turkije gemeenschappelijk in de zin van artikel 15 lid 1 van het Verdrag.
3.1.7. Zij hebben na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd, te weten Nederland.
3.1.8. De gemeenschappelijke nationaliteit van partijen is die van een zogenaamd nationaliteitsland.
3.1.9. Het land van de gemeenschappelijke nationaliteit is geen verdragsland.
3.1.10. Omdat het land van de eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking een verdragsland is, dat de verklaring van artikel 5 van het Verdrag heeft afgelegd, werd op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 2 aanhef en onder a. van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het recht van Turkije, van toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
3.1.11. Dit recht is daarop nog steeds van toepassing. Partijen hebben in hun stukken ook aangegeven dat het Turks recht van toepassing is.
Turks recht
3.1.12. Per 1 januari 2002 is het nieuwe Turkse Burgerlijk Wetboek (hierna ook: TBW) in werking getreden (vgl. art. 1029 van de wet van 22 november 2001, nr. 4721, Resmî Gazete nr. 24607 van 08 december 2001). Dit regime omvat de verwervingen en het persoonlijk vermogen van ieder van de echtgenoten. Het vermogen van iedere echtgenoot bestaat uit twee deelvermogens: de verwervingen en het persoonlijk vermogen (artikel 218 TBW), zodat in totaal vier vermogens te onderscheiden zijn. Iedere echtgenoot beschikt over en beheert zijn eigen vermogen.
3.1.13. Als verwervingen worden aangemerkt de vermogensbestanddelen die door de echtgenoten tijdens het huwelijksvermogensregime om baat zijn verworven, zoals inkomsten uit arbeid, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen wegens verlies aan arbeidsvermogen, inkomsten uit persoonlijk vermogen en vermogensbestanddelen die verwervingen vervangen (artikel 219 TBW). Tot het persoonlijk vermogen van de echtgenoten worden gerekend de voor persoonlijk gebruik bestemde goederen, de ten huwelijk aangebrachte en staande huwelijk krachtens erfrecht of anderszins om niet verworven vermogensbestanddelen, vorderingen uit immateriële schade en de vermogensbestanddelen die persoonlijk vermogen vervangen (artikel 220 Turks BW).
3.1.14. Uitgangspunt is dat alle vermogensbestanddelen geacht worden verwervingen te zijn, tenzij het tegendeel is bewezen. De bewijslast rust op de echtgenoot die stelt dat een vermogensbestanddeel hem/haar toebehoort. De vermogensbestanddelen waarvan niet bewezen kan worden aan welke van de echtgenoten zij toebehoren, worden geacht mede-eigendom te zijn van de echtgenoten (artikel 222 TBW). Is een goed mede-eigendom, dan kan een van de echtgenoten bij de vereffening verzoeken dat het goed tegen betaling van het aandeel van de ander ongedeeld aan hem wordt afgegeven, wanneer hij aantoont een zwaarderwegend belang te hebben (artikel 226 TBW).
3.1.15. Tevens wordt nagegaan of eventueel een echtgenoot op de andere echtgenoot een vordering heeft vanwege investering in een goed van die ander die heeft plaatsgevonden zonder enige of zonder passende vergoeding (de zogenaamde bijdragevordering). Is dit vermogensbestanddeel bij echtscheiding in waarde gestegen, dan verkrijgt de echtgenoot voor zijn bijgedragen deel een vorderingsrecht op de ten tijde van de vereffening bij dit goed vastgestelde vermeerderde waarde (artikel 227 TBW).
3.1.16. Bij de beëindiging van het regime moet worden vastgesteld welke schulden er zijn, zowel onderlinge schulden als de schulden jegens derden. Vervolgens wordt een schuld toegerekend aan het deelvermogen waarop de schuld rust (artikel 230 tweede volzin TBW). Als dit niet mogelijk is, wordt zij toegerekend aan de verwervingen.
3.1.17. Bij echtscheiding vindt een financiële afrekening (vereffening) plaats over hetgeen tijdens het huwelijk is verworven. Daarbij wordt de nettowaarde van de verwervingen in aanmerking genomen. Dat betekent dat op de verwervingen van de echtgenoot de schulden in mindering komen. De andere echtgenoot krijgt een vordering voor de helft van de nettowaarde, de zogeheten deelgenootschapsvordering. Een negatief saldo wordt niet in aanmerking genomen (artikel 231 TBW).
3.1.18. Het huwelijksgoederenregime eindigt in het geval van echtscheiding op het tijdstip van aanvang van de rechtszaak (artikel 225 TBW).
3.1.19. Partijen zijn het erover eens dat als peildatum zal gelden de datum van het indienen van het verzoekschrift, te weten 16 augustus 2021. De vrouw heeft onder 1. (zie r.o. 3.1.1.) verzocht te bevelen over te gaan tot afwikkeling van hun huwelijksvermogensregime en de man heeft onder D. (zie r.o. 3.1.2.) verzocht de financiële afwikkeling van het huwelijksvermogensregime vast te stellen. Het was de taak van partijen om per de peildatum naar Turks recht uiteen te zetten waar ieder van hun deelvermogens (te weten hun verwervingen en persoonlijk vermogen) uit bestond om vervolgens een bedrag te verzoeken ten aanzien van de financiële afrekening (vereffening). Dit overzicht hebben partijen niet gegeven en zij hebben ook geen bedrag ten aanzien van de financiële afrekening (vereffening) verzocht. Dit heeft als consequentie dat de rechtbank aan de hand van de stukken en het debat zoals dit tijdens de mondelinge behandeling is gevoerd, ten aanzien van de deelvermogens van de man en de vrouw alleen handvaten aan partijen mee kan geven. Dat zal de rechtbank hierna doen. Een uiteindelijke financiële afrekening (vereffening) kan door de rechtbank niet worden gemaakt. De verzoeken van partijen genoemd onder 1. en D. worden daarom afgewezen.
Mede-eigendommen
De echtelijke woning en de daaraan verbonden hypothecaire geldlening
3.1.20. Om tot een inhoudelijke beoordeling van de vraag met betrekking tot de toedeling (lees hierna: afgifte) of de verkoop van de echtelijke woning te komen, moet allereerst een voorvraag worden beantwoord, namelijk hoe de eigendomsverhouding is ten aanzien van de echtelijke woning. Partijen hebben tijdens het huwelijk samen een woning in Nederland gekocht. Omdat de woning in Nederland is gelegen, wordt de goederenrechtelijke kwestie met betrekking tot de woning op grond van artikel 10:127 BW beheerst door Nederlands recht. Nederlands recht bepaalt op welke wijze rechten op een zaak ontstaan, te weten of de man en de vrouw ieder mede-eigenaar van de woning zijn geworden. Tussen partijen staat vast dat dit het geval is. De rechtbank gaat hier dan ook van uit.
3.1.21. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling. De vrouw verzoekt de woning toegedeeld te krijgen waarbij zij de hypothecaire geldlening voor haar rekening zal nemen. De rechtbank vult de rechtsgronden aan en leest dit verzoek van de vrouw als een verzoek op grond van artikel 226 TBW, te weten afgifte van het goed. Zij stelt een zwaarwegender belang dan de man te hebben bij afgifte van de woning.
De man verzoekt de woning te verkopen. Ook hier vult de rechtbank de rechtsgronden aan en leest dit verzoek van de man als een verzoek op grond van artikel 699 TWB.
3.1.22. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw een zwaarwegender belang heeft bij afgifte van de woning dan de man, aangezien zij vanaf de datum van de voorlopige voorzieningen beschikking met de kinderen in de echtelijke woning verblijft. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw met hen in de woning blijft wonen, gelet op de rust en voorspelbaarheid die dit voor de kinderen oplevert. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van de man genoemd onder B., voor zover dit erop ziet dat de vrouw binnen twee weken na de beschikking van de rechtbank haar medewerking zal verlenen aan het inschakelen van een makelaar om de woning in de verkoop te zetten, afgewezen.
Het is alleen nog niet duidelijk of de vrouw in staat is de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening. Dat moet eerst duidelijk worden. De rechtbank zal daarom bepalen dat de woning in de huidige staat, dus inclusief de waterschade, getaxeerd moet worden. De rechtbank komt tot dit oordeel, omdat de man onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat de waterschade geheel te wijten is aan handelen of nalaten van de vrouw. Dit houdt in dat de rechtbank voorbij gaat aan de stelling van de man dat de waterschade die ontstaan is aan de woning, in mindering moet worden gebracht op het aandeel van de vrouw.
Als partijen geen overeenstemming bereiken over de aan te stellen makelaar voor de taxatie van de woning, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende wijze: binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de verkopende makelaar.
Vervolgens deelt de vrouw binnen één week na ontvangst van het taxatierapport aan de man mede of zij de woning wil/kan overnemen voor de getaxeerde waarde onder de voorwaarde dat zij binnen drie maanden na de dag van de mededeling de financiering rond heeft, zodanig dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Als de vrouw voorgaande kan bewerkstelligen, dan zal de woning aan haar worden afgegeven. De overwaarde moet aan de zijde van de vrouw in de vereffening worden betrokken. De kosten van de verdelingsakte bij de notaris worden door partijen bij helfte gedragen. De vrouw draagt de kosten van de eventuele nieuwe hypotheekakte.
3.1.23. Wanneer het de vrouw niet lukt om de financiering binnen drie maanden na de dag van de mededeling rond te krijgen, dan zal de woning worden verkocht. De rechtbank bepaalt gelet op het verzoek van de man genoemd onder B. voor zover dit ziet op de wijze van de verkoop, dat dit geschiedt op de volgende manier.
Binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de verkopende makelaar. Daarna verrichten partijen zo spoedig mogelijk de volgende handelingen:
  • invullen en ondertekenen van door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop,
  • aanleveren van door de makelaar verzochte documenten;
  • betaling van hun deel van de aanbetaling aan de makelaar, binnen de gestelde betalingstermijn van de makelaar,
  • leveren van een set sleutels aan de makelaar, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
  • meewerken aan het bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
  • meewerken aan geplande bezichtigingen,
  • zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging,
  • alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen,
  • het tekenen van de koopovereenkomst,
  • het meewerken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte of een volmacht binnen de door de notaris gestelde termijn.
Bij dit alles geldt nog het volgende:
  • voor het geval partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming komen over de te hanteren verkoopprijs en of de vraag- en laatprijs, zal de makelaar deze bindend vaststellen, net als een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en laatprijs in geval verkoop uitblijft,
  • in het geval de makelaar de verkoopprijs en/of vraag- en laatprijs bindend heeft vastgesteld, hanteren partijen deze bij de verkoop van de echtelijke woning aan een derde,
  • partijen dragen de aan de verkoop verbonden kosten ieder bij helfte,
  • als de makelaar de opdracht tot verkoop van de echtelijke woning teruggeeft wegens gebrek aan medewerking van een van partijen, voldoet de niet-meewerkende partij de kosten die de makelaar in rekening brengt. Dit geldt ook voor schade en of extra onkosten veroorzaakt door het niet-meewerken van een partij bij de afwikkeling bij de notaris en door het niet correct opleveren van het huis aan kopers,
  • met de verkoopopbrengst van de woning en de opbrengst van de polissen die zijn gekoppeld aan de hypothecaire lening wordt de hypothecaire lening afgelost. Als na aflossing een hypothecaire schuld resteert, dragen partijen deze gelijkelijk. Als na aflossing een overwaarde resteert, verdelen partijen deze gelijkelijk.
3.1.24. Het door de man onder C. verzochte wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Niet is gebleken dat de vrouw, als blijkt dat zij de woning niet op haar naam kan stellen, zal weigeren mee te werken aan het door de man verzochte.
Inboedel
3.1.25. Partijen zijn het erover eens dat de aanwezige inboedelgoederen op de peildatum aan hen in mede-eigendom toebehoren. Zij zijn het niet eens over de verdeling (lees naar Turks recht: afgifte en vergoeding op grond van artikel 266 BW) hiervan. Zij hebben de rechtbank primair verzocht om de inboedelgoederen bij helfte te delen en subsidiair over en weer verzocht om overbedelingsvorderingen vast te stellen.
3.1.26. De rechtbank is van oordeel dat zowel de vrouw als de man, gezien de gemotiveerde betwisting over en weer, onvoldoende hebben onderbouwd welke goederen op de peildatum tot de gezamenlijke inboedel behoorde en of een van hen overbedeeld is ten aanzien van de aan hem of haar reeds toegeëigende inboedelgoederen. Om te kunnen beoordelen welke goederen op de peildatum tot de inboedel behoorde en of een van partijen overbedeeld is, hadden partijen overzichtelijk moeten stellen welke goederen op de peildatum tot de inboedel behoorden en wat de aanschafdatum, de aanschafprijs en het afschrijvingspercentage van ieder afzonderlijk inboedelgoed was. Partijen hebben voornoemde informatie niet verstrekt. Ook hebben partijen niet gesteld waarom het overleggen van deze gegevens niet van hen gevergd kon worden. Door de rechtbank valt hierdoor niet te beoordelen welke inboedelgoederen op de peildatum aanwezig waren. Ook valt niet te beoordelen of een van partijen ten aanzien van de door hem of haar al meegenomen inboedelgoederen onder- of overbedeeld is. De over en weer gedane verzoeken ten aanzien van de inboedelgoederen worden daarom afgewezen.
Saldo op gezamenlijke bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1]
3.1.27. Partijen zijn het erover eens dat de man de rekening op zijn naam zal voortzetten. De vrouw zal hieraan haar medewerking verlenen. Het saldo op de peildatum moet aan de zijde van de man in de vereffening worden betrokken.
De verwervingen en de persoonlijke vermogens van de man en de vrouw
Saldo op de bankrekening op naam van de vrouw met nummer [bankrekeningnummer 2]
3.1.28. Partijen zijn het erover eens dat het saldo op deze bankrekening tot het deelvermogen van de vrouw behoort en dat het saldo op de peildatum aan de zijde van de vrouw in de vereffening moet worden betrokken. De vrouw heeft als productie 5 bij haar bericht van 27 januari 2023 een bankafschrift overgelegd waar volgens haar het saldo op de peildatum uit blijkt. De rechtbank is gebleken dat dit het saldo op 9 augustus 2021 betreft en niet 16 augustus 2021. De vrouw moet daarom alsnog een bewijs aan de man overleggen van het saldo op voornoemde peildatum.
Saldi op de bankrekeningen bij de [naam bank] in Turkije op naam van de man met de nummers [bankrekeningnummer 3] (Turkse Lira rekening) en [bankrekeningnummer 4] (euro rekening)
3.1.29. Partijen zijn het erover eens dat de saldi tot het deelvermogen van de man behoren en dat de saldi op de peildatum in de vereffening moeten worden betrokken. De man heeft als productie 24 bankafschriften overgelegd, maar hier zijn de saldi op de peildatum niet direct uit te herleiden. De man moet daarom alsnog een bewijs aan de vrouw overleggen van de saldi op de peildatum. Dit bedrag moet aan de zijde van de man in de vereffening worden betrokken.
Saldo op de zakelijke bankrekening van de man met nummer [bankrekeningnummer 5]
3.1.30. Partijen zijn het erover eens dat het saldo op de bankrekening tot het ondernemingsvermogen van de man behoort waardoor het saldo niet afzonderlijk vereffend moet worden.
Saldo op de zakelijke bankrekening van de man met nummer [bankrekeningnummer 6]
3.1.31. De vrouw stelt dat het aanwezige saldo op peildatum vereffend moet worden. De man voert onweersproken aan dat hij op 26 mei 2021 als vennoot is uitgetreden uit [naam VOF] V.O.F. Ook heeft de man aangevoerd dat deze rekening tot 26 mei 2021 op naam van voornoemde V.O.F. stond en dat de heer [persoon A] en hij tot die tijd als begunstigden vermeld stonden c.q. gerechtigd waren om te beschikken over het saldo op deze rekening. Nadat de man op 26 mei 2021 is uitgetreden, stond de heer [persoon A] enkel als begunstigde vermeld c.q. was de heer [persoon A] enkel gerechtigd om te beschikken over het saldo op deze rekening. De vrouw betwist dit bij gebrek aan wetenschap.
3.1.32. De rechtbank is van oordeel dat het niet voor de hand ligt dat de rekening van een andere onderneming, te weten [naam VOF] V.O.F., wordt voortgezet door de eenmanszaak van de man. Gebleken is dat de man een zakelijke rekening voor zijn eenmanszaak [naam VOF] heeft geopend, echter hiermee is niet komen vast te staan dat de man op de peildatum niet meer als begunstigde vermeld stond c.q. gerechtigd was om te beschikken over het saldo op de rekening van de V.O.F. Het ligt op de weg van de man om aan de vrouw verifieerbare stukken over te leggen waaruit blijkt dat hij op de peildatum niet meer als begunstigde vermeld stond c.q. gerechtigd was om te beschikken over het saldo op deze rekening.
Als de man dit aantoont, dan hoeft het saldo niet vereffend te worden. Als blijkt dat de man op de peildatum nog wel als begunstigde vermeld stond c.q. gerechtigd was om te beschikken over het saldo op deze rekening, dan moet het saldo op de peildatum eerst tussen de man en de heer [persoon A] bij helfte gedeeld worden. Vervolgens heeft de vrouw recht op vereffening van de helft van het aan de man toekomende deel. Als de man niet kan aantonen dat hij op de peildatum niet meer als begunstigde vermeld stond c.q. gerechtigd was om te beschikken over het saldo op deze rekening, dan moeten partijen hierover gezamenlijk verder in gesprek treden. De vrouw heeft haar verzoek niet zodanig geformuleerd dat de rechtbank in dit geval een beslissing kan nemen.
Activa en passiva van de eenmanszaak van de man genaamd [naam VOF]
3.1.33. De vrouw stelt uiteindelijk tijdens de mondelinge behandeling de waarde van de eenmanszaak op een bedrag van € 66.772,-. Deze waarde zou dan aan de zijde van de man in de vereffening betrokken moeten worden. De man voert primair aan dat de waarde van de onderneming negatief is, subsidiair dat aan de zijde van de man als waarde van de onderneming een bedrag van € 13.551,- in de vereffening betrokken moet worden.
3.1.34. Turks recht is van toepassing, zodat sprake is van een deelgenootschap in vermogensopbouw. Dit betekent dat alle activa van de onderneming, aanwezig op 16 augustus 2021 eigendom zijn van de man en dat volgens de leer van de verwervingen moet worden vereffend. Hierbij geldt dat de schulden in mindering komen.
3.1.35. Gebleken is dat de man bovengenoemde eenmanszaak is gestart op 26 mei 2021.
Onder ondernemingsvermogen wordt verstaan de activa minus de passiva, hetgeen neerkomt op het eigen vermogen. Om te kunnen bepalen wat het eigen vermogen is, moet gekeken worden naar de balans van de eenmanszaak. Uit de als productie 22 overgelegde tussentijdse balans van 31 augustus 2021 blijkt dat het totaal eigen vermogen per 31 augustus 2021 € 26.609,- bedraagt. De vrouw betwist voornoemde tussentijdse balans op drie punten gemotiveerd. De man voert verweer.
3.1.36. Ten eerste moet de balans volgens de vrouw aan de passivazijde worden gecorrigeerd ten aanzien van de leningen aangegaan bij [naam onderneming] / de heer [persoon A] . Hier staat een bedrag voor opgenomen van € 24.375,-. De vrouw stelt dat deze leningen, en dus de schuld, niet bestaan. De man voert aan dat hij in juni 2021 een bedrag van € 13.200,- heeft geleend van de heer [persoon A] om een start te maken met zijn eenmanszaak. Op 30 juni 2021 heeft hij een bedrag van € 10.000,- geleend van de heer [persoon A] voor de aanschaf van de bedrijfsauto.
De rechtbank zal ten aanzien van voornoemde leningen aangegaan bij [naam onderneming] / de heer [persoon A] rekening houden met een bedrag van € 6.500,-. Als productie 50a heeft de man een leningsovereenkomst overgelegd. Voor het overige is niet onderbouwd dat de man gelden van de heer [persoon A] heeft geleend. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de man van de heer [persoon A] geld in de vorm van een lening heeft verkregen voor bijvoorbeeld de aanschaf van de auto. Gebleken is dat de auto op 3 juni 2021 is geleverd en dat de man pas de lening bij de heer [persoon A] is aangegaan op 10 juni 2021. Het had op de weg van de man gelegen om te onderbouwen dat hij de leningen daadwerkelijk heeft ontvangen en waarvoor. De rechtbank zal de balans op dit punt aanpassen van € 24.375,- naar € 6.500,-.
3.1.37. Ten tweede moet de balans volgens de vrouw aan de passivazijde worden gecorrigeerd ten aanzien van de crediteuren. Hier staat een bedrag voor opgenomen van € 15.348,-. Volgens de vrouw moet de man specificaties indienen van de openstaande crediteuren posten. De rechtbank gaat hieraan voorbij, alleen al om reden dat de vrouw niet heeft gesteld wat het resultaat dan had moeten zijn.
3.1.38. Ten derde moet de balans volgens de vrouw aan de activazijde worden gecorrigeerd ten aanzien van de voorraad, omdat deze minimaal een waarde van € 30.000,- vertegenwoordigt. De man voert verweer. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Foto’s van de voorraad uit de kelder zeggen niets over de waarde. De rechtbank zal de balans op dit punt niet corrigeren.
3.1.39. Gelet op bovenstaande zal de rechtbank de balans aan de passivazijde corrigeren door de lening bij [naam onderneming] / de heer [persoon A] te stellen op een bedrag van € 6.500,-. Voor zover de vrouw heeft bedoeld om de gehele balans en/of jaarrekening te betwisten, heeft zij dit onvoldoende onderbouwd. De balans van de eenmanszaak [naam VOF] ziet er op 31 augustus 2021 als volgt uit:
Activa
Materiele vaste activa
Vervoersmiddelen
€ 30.783€ 30.783
Vorderingen
Voorraad € 8.280
Debiteuren € 6.881
Te vorderen omzetbel.
€ 6.177
€ 21.338
Liquide middelen
ING bank
€ 14.651
€ 14.651
Totaal € 66.772
Passiva
Eigen vermogen
KapitaalrekeningI. Sener € 44.484
Fiscaal oudedagsreserve
€ 0
€ 44.484
Kortlopende schulden
Crediteuren € 15.438
Lening [naam onderneming] / [persoon A] € 6.500
Te betalen kosten
€ 350
€ 22.288
Totaal € 66.772
3.1.40. Het eigen vermogen komt na correctie dus neer op een bedrag van € 44.484,-.
Dit betekent dat aan de zijde van de man een bedrag van € 44.484,- in de vereffening moet worden betrokken.
Woning gelegen in [plaats] , Turkije (met bijbehorende inboedel) en grond gelegen in [plaats] , Turkije
3.1.41. Partijen zijn het erover eens dat de woning en het stuk grond op de peildatum niet meer op naam van de man of partijen stonden. De vrouw vult echter tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek aan in die zin dat zij, vanwege de verkoop van de woning aan de neef van de man en de verkoop van het stuk grond aan een derde, is benadeeld. Volgens de vrouw heeft de verkoop plaatsgevonden in het licht van de echtscheiding.
3.1.42. Het verzoek van de vrouw tot benadeling is niet opgenomen in haar processtukken. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek hiertoe tijdens de mondelinge behandeling, gelet op het verweer van de man, in strijd is met de beginselen van de goede procesorde. Hiermee is sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor. De rechtbank kan ten aanzien van deze bestanddelen verder geen handvaten meegeven.
Bitcoins
3.1.43. Partijen stellen over en weer dat de ander beschikt over Bitcoins, echter ieder van partijen betwist dat zij op de peildatum beschikte over Bitcounts. Voor de rechtbank is niet vast te stellen dat partijen of een van partijen op de peildatum Bitcoins in het bezit had. Hierdoor kan de rechtbank geen beslissing nemen en overigens ook geen handvat aan partijen meegeven.
Gouden sieraden gekocht tijdens huwelijk
3.1.44. De man stelt dat de vrouw tijdens het huwelijk gouden sieraden heeft gekocht en dat zij deze op de peildatum onder zich had. De waarde van de sieraden moet volgens hem vereffend worden. De vrouw betwist dat zij tijdens het huwelijk gouden sieraden heeft gekocht. De rechtbank kan, gelet op de kale stelling van de man, niet vaststellen dat de vrouw tijdens het huwelijk gouden sieraden heeft gekocht. Hierdoor komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de waarde vereffend moet worden.
3.1.45. Voor zover de vrouw heeft bedoeld te verzoeken om afgifte van sieraden, is dit verzoek naar het oordeel van de rechtbank te onbepaald en een juridische grondslag ontbreekt. Het verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
De auto van het merk BMW en het type 1 serie met kenteken 28-TFR-1
3.1.46. De rechtbank is niet gebleken of deze auto tot het deelvermogen van de man behoort, het deelvermogen van de vrouw behoort of mede-eigendom van partijen is. Hierdoor kan de rechtbank geen beslissing nemen en ook hier geen handvat meegeven ten aanzien van het verzoek van de man tot vereffening van de waarde.
De auto van het merk Ford en het type Transit met kenteken [kentekennummer]
3.1.47. Partijen zijn het erover eens dat deze auto tot het ondernemingsvermogen van de man behoort. Op de balans is namelijk een bedrag van € 30.783,- voor dit vervoersmiddel opgenomen.
Lening moeder
3.1.48. De man stelt dat partijen voor de peildatum geld aan de moeder van de vrouw hebben geleend. De vrouw betwist dit. De rechtbank kan, gelet op de kale stelling van de man, niet bepalen of er op de peildatum een vorderingsrecht op de moeder van de vrouw bestond.
Benadeling € 2.000,-
3.1.49. De man stelt dat de vrouw op 23 juli 2021 € 2.000,- heeft overgeboekt van de rekening in mede-eigendom van partijen met nummer [bankrekeningnummer 1] naar haar privérekening met nummer [bankrekeningnummer 2] . Vervolgens heeft de vrouw dit geld van haar privérekening opgenomen en houdt zij dit onder zich. Hiermee heeft de vrouw de man benadeeld. De vrouw ontkent niet dat zij dit bedrag heeft opgenomen. Zij voert echter aan dat zij het geld heeft opgenomen nadat partijen tijdens hun verblijf in Turkije ruzie hebben gekregen. De vrouw had het geld nodig om de terugreis van de kinderen en haar van Turkije naar Nederland mee te betalen. Tevens hebben de kinderen en de vrouw de daaropvolgende maand van dat geld geleefd.
3.1.50. De rechtbank is van oordeel dat de man tegenover de gemotiveerde betwisting van de vrouw onvoldoende heeft gesteld om te onderbouwen dat de vrouw het geldbedrag heeft opgenomen om het enkel en alleen buiten de verwervingen te houden. Niet onaannemelijk is dat de vrouw dit geld gebruikt heeft op de wijze zoals door haar is aangevoerd.
Belastingteruggave kinderopvangtoeslag 2020 en 2021
3.1.51. Uit productie 27 overgelegd door de man, is gebleken dat de belastingdienst op 28 oktober 2021 een nabetaling van € 316,- ten aanzien van de kinderopvangtoeslag 2020 heeft voldaan op de bankrekening in mede-eigendom van partijen met nummer [bankrekeningnummer 1] . Vervolgens blijkt dat de vrouw diezelfde dag het voornoemde bedrag heeft overgeboekt naar haar privébankrekening met nummer [bankrekeningnummer 2] . De belastingteruggave die betrekking heeft op de periode van het huwelijk tot peildatum maar die pas na de peildatum zijn uitbetaald, vallen in het deelvermogen van de persoon op wiens naam de teruggave zijn gesteld. De ander heeft dan recht op de helft van de netto waarde van die verwervingen. De terugbetaling was geboekt op de bankrekening waartoe partijen gezamenlijk gerechtigd zijn. Omdat de vrouw het bedrag van € 316,- heeft overgeschreven naar haar eigen bankrekening, heeft de man alsnog recht op de helft hiervan te weten € 158,-. Dit bedrag moet aan de zijde van de vrouw in de vereffening worden meegenomen.
3.1.52. Uit productie 32 is gebleken dat de man ten aanzien van de kinderopvangtoeslag 2021 een bedrag van € 299,- moest terugbetalen aan de belastingdienst. Uit productie 41 blijkt dat de man op 28 november 2022 dit bedrag aan de belastingdienst heeft betaald. De man stelt dat hij later alsnog een bedrag van € 125,- heeft ontvangen van de belastingdienst ten aanzien van de kinderopvangtoeslag 2021. De man stelt dat de vrouw alsnog een bedrag van € 87,- aan hem moet voldoen. De vrouw stelt dat dat de man het bedrag van € 125,- met haar bij helfte moet verrekenen. Niet is gebleken welk bedrag partijen in 2021 uiteindelijk, rekening houdende met de terugbetaling, hebben gekregen. Voor de rechtbank is hierdoor niet vast te stellen of aan de zijde van een van partijen nog een bedrag in de vereffening moet worden meegenomen.
Belastingschulden Zorgverzekeringswet 2020 en 2021
3.1.53. De twee door de man gestelde aanslagen ten aanzien van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2020 en 2021 staan op zijn naam. Volgens Turks recht kan de vrouw niet worden aangesproken voor privéschulden van de man. De man moet deze aanslagen zelf dragen en kan deze in de vereffening niet verrekenen met de vrouw.

4.Vorderingen

4.1.1. De vrouw vordert een bedrag van in totaal € 510,80 van de man voor het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag die zij door toedoen van de man is misgelopen. De man heeft de echtelijke woning op 15 oktober 2021 verlaten en heeft zich per 9 november 2021 uitgeschreven, hierdoor kreeg de vrouw pas met ingang van 1 december 2021 een hoger bedrag aan toeslagen. De grondslag volgens de vrouw is een onrechtmatige daad. De man voert verweer.
Gebleken is dat de man zich op 9 november 2021 heeft uitgeschreven, maar de man wist pas bij beschikking voorlopige voorzieningen van 15 oktober 2021 dat hij de echtelijke woning moest verlaten. De man heeft onweersproken gesteld dat hij vanaf die datum op zoek is gegaan naar een andere woning. Hij heeft in de tussenliggende periode bij vrienden gewoond. Op het adres van deze vrienden kon hij zich niet inschrijven.
Uiteindelijk heeft hij zich per 9 november 2021 ingeschreven op een nieuw adres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man niet onrechtmatig gehandeld, zodat er geen grondslag bestaat voor vergoeding van schade aan de zijde van de vrouw.
4.1.2. De vrouw vordert een bedrag van in totaal € 899,41 van de man ten aanzien van de door haar voor de man betaalde gemeentelijke belasting, kosten SVHW en kosten Vattenfall. De vrouw stelt dat zij bedragen heeft betaald waar de man ook aan moet bijdragen. De man voert aan dat de vrouw tijdens de mondelinge behandeling van de voorlopige voorzieningen zitting heeft toegezegd dat zij alle lasten van de echtelijke woning voor haar rekening zou nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de man tot 15 oktober 2021 de helft van de lasten moet dragen. De vrouw kan de bedragen tot 15 oktober 2021 vorderen van de man, maar zij heeft pas een regresrecht op de man als zij alle lasten daadwerkelijk heeft betaald. Dit is niet gebleken. De rechtbank zal het verzoek dus afwijzen. Als de vrouw alsnog aan de man kan tonen dat zij inmiddels de verschuldigde gemeentelijke belasting, kosten SVHW en kosten Vattenfall tot 15 oktober 2021 heeft voldaan, dan heeft zij een regresrecht op de man.
4.1.3. De vrouw vordert een bedrag van € 150,- van de man ten aanzien van de door haar betaalde monteurskosten. De vrouw heeft een monteur in moeten schakelen voor het demonteren van de (verborgen) camera’s, het repareren van de elektriciteit in de woning en de verwarming. De grondslag volgens de vrouw is een onrechtmatige daad. De man voert verweer.
De rechtbank overweegt dat een onrechtmatige daad een inbreuk op een recht of een handeling is die in strijd is met een wettelijke plicht of de ongeschreven wetten in de maatschappij. Voor het slagen van een actie uit onrechtmatige daad moet aan vijf eisen zijn voldaan: onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit. De vrouw heeft hierover niets gesteld, zodat niet kan worden beoordeeld of aan deze vereisten is voldaan. De vordering van de vrouw wordt afgewezen.
4.1.4. Tot slot vordert de vrouw afgifte van de IPad van de kinderen, de MacBook van de vrouw en de administratie van de vrouw. De man vordert afgifte van de Dyson en de Samsung TV. De rechtbank is van oordeel dat partijen over en weer niet hebben gesteld op grond waarvan de man of de vrouw deze goederen aan de ander af moet geven. De vorderingen van partijen worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
gelast de afgifte van de echtelijke woning aan de vrouw onder de voorwaarden genoemd onder rechtsoverweging 3.1.22., als de vrouw niet kan bewerkstelligen dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening dan wordt de verkoop van de echtelijke woning gelast onder de voorwaarden genoemd onder rechtsoverweging 3.1.23.;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.B. van den Enden, mr. D.I. Hendriks-van Wel,
mr. I.J. Pieters, rechters, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. N.A.J.M. Rasenberg, griffier, op 14 juli 2023.
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon of binnen drie maanden nadat zij op andere manier is betekend en openlijk bekend gemaakt. Het beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.