ECLI:NL:RBROT:2023:8233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
10/113586-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het aanwezig hebben van verdovende middelen en veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verdovende middelen en een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het aanwezig hebben van verdovende middelen, omdat het bewijs onvoldoende was om aan te nemen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze middelen in de woning waar hij verbleef. De rechtbank oordeelde dat het enkele verblijf van de verdachte in de woning niet voldoende was om wetenschap en beschikkingsmacht aan te nemen over de aangetroffen verdovende middelen, die grotendeels in een verborgen ruimte waren aangetroffen.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Tijdens de doorzoeking van de woning werd een wapenkoffer met een vuurwapen en munitie aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte in de loop van het wapen was aangetroffen, wat erop wees dat hij het wapen voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens ernstige gevolgen kan hebben voor de maatschappij en dat er streng moet worden opgetreden tegen dergelijk gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/113586-23
Datum uitspraak: 29 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedatum] 1979,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 3 (aanwezig hebben verdovende middelen)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de in de woning aangetroffen verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdovende middelen zijn aangetroffen in de woning waar de verdachte al enkele weken verbleef. De verdovende middelen zijn niet alleen in de verborgen ruimte in de gang(kast) aangetroffen, maar ook in de koelkast en in het zicht in de woonkamer. Bovendien zijn er in het leefgedeelte van de woning allerlei goederen aangetroffen waarmee drugs kunnen worden verhandeld. Degene die in een woning verblijft, wordt geacht op de hoogte te zijn van hetgeen zich in de woning bevindt. Dat anderen van de woning gebruik zouden hebben gemaakt en de sleutel ervan zouden hebben, blijkt op geen enkele manier uit het dossier en wordt niet concreet gemaakt. Dat de verdachte geen wetenschap had van de verdovende middelen is onaannemelijk. Gelet op alle feiten en omstandigheden had de verdachte wetenschap van - en beschikkingsmacht over - de in de woning aangetroffen drugs.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat tijdens de doorzoeking van de woning waar de verdachte verbleef op 2 mei 2023 verdovende middelen zijn aangetroffen. Hoewel de omstandigheden waaronder de verdovende middelen in de woning zijn aangetroffen vraagtekens oproepen, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat waaruit blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en daarover kon beschikken. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat het overgrote deel van de aangetroffen verdovende middelen niet in het zicht lag, maar zich bevond in een verborgen ruimte in de gangkast. Verder is niet gebleken van sporen van de verdachte op de verdovende middelen. Onder die omstandigheden is het enkele verblijf van de verdachte in de woning, waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen, onvoldoende om wetenschap en beschikkingsmacht aan te nemen. Het onder 3 ten laste gelegde kan daarom niet worden bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 (voorhanden hebben vuurwapen en munitie)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de daarbij behorende munitie. Uit het dossier blijken aanknopingspunten die het standpunt van de verdachte dat hij niet de enige was die van de woning gebruik maakte, onderbouwen. Voorts is het gedrag van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op iemand die geen wetenschap had van het vuurwapen in de woning. Hij heeft immers zelf toestemming gegeven voor het betreden van de woning. Dat er DNA van de verdachte in de loop van het wapen is aangetroffen, is niet relevant en betekent nog niet dat de verdachte wetenschap had van het vuurwapen. De loop is een plek waar het wapen niet wordt vastgehouden en waar men bovendien niet bij kan komen. Het DNA kan hoogstens erin gevallen zijn. Op de ruwe delen van het wapen is geen DNA van de verdachte aangetroffen. Er is wel DNA aangetroffen van een andere bekende verdachte. Op de knoop van het boterhamzakje met de patronen is een mengprofiel aangetroffen. Het is een aanname van het Openbaar Ministerie dat het dan ook de verdachte moet zijn geweest die de knoop heeft gemaakt. Ook hiervoor geldt dat dit onvoldoende is om vast te stellen dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht heeft gehad over de munitie.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en de daarbij behorende munitie.
Vast staat dat tijdens de doorzoeking van de woning waar de verdachte verbleef een wapenkoffer met daarin een vuurwapen en bijbehorende munitie is aangetroffen. Een deel van de aangetroffen munitie zat in het patroonmagazijn; een ander deel zat in een dichtgeknoopt boterhamzakje.
Uit het verrichte DNA-onderzoek is gebleken dat er DNA van de verdachte is aangetroffen in de loop van het wapen. De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van de verdediging dat dit niet relevant is omdat men hier niet bij kan komen. De rechtbank acht het onaannemelijk dat het DNA van de verdachte in de loop is ‘gevallen’ zonder dat de verdachte het wapen in handen en dus voorhanden heeft gehad. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit de foto’s bij het proces-verbaal van bevindingen kan worden opgemaakt dat de koffer waar het wapen in zat nagenoeg gesloten was. Bovendien is er ook DNA van de verdachte aangetroffen op de knoop van het boterhamzakje, waarin zich voor het wapen geschikte patronen bevonden. In beide gevallen betreft het aangetroffen DNA weliswaar een mengprofiel, maar het hoofdprofiel is van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het gelet hierop niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die het wapen voorhanden heeft gehad. Daarmee heeft de verdachte tevens de wetenschap van en de beschikkingsmacht over het vuurwapen en de daarbij behorende munitie gehad.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en daarbij behorende munitie.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 mei 2023 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Norinco 911a1, kaliber .45 en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zestien, bij het vuurwapen behorende, althans voor het vuurwapen geschikte kogelpatronen van het kaliber .45 acp, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de woning waar hij verbleef een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het bezit daarvan brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat onschuldige omstanders worden getroffen. Bovendien zorgt ook reeds het enkele bezit van een vuurwapen in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar wordt dit ook als schokkend ervaren. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettende karakter daarvan, dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van Nederland van 13 juli 2023 en op een uittreksel uit de justitiële documentatie van het Verenigd Koninkrijk van 6 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de rechtbank minder bewezen verklaard acht dan de officier van justitie, zal een lagere gevangenisstraf dan geëist worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 02 mei 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Norinco 911a1, kaliber .45 en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zestien, bij het vuurwapen behorende, althans voor het vuurwapen geschikte kogelpatronen van het kaliber .45 acp, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 02 mei 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meerdere (handels/gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 02 mei 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 1718,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- 756,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- 609 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )